Page 257 of 505

256
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
"Standaardbeeld"
"180°-beeld""Ingezoomd beeld" (samengesteld)
Tijdens het achteruitrijden slaat de camera de beelden van de omgeving op. Aan de hand van deze informatie kan een birdview-beeld van het gebied vlak achter de auto worden samengesteld zodat u tijdens de manoeuvre de obstakels in de omgeving van de auto kunt zien.Dit beeld is beschikbaar in de modus AUTO en kan worden geselecteerd in het menu voor het veranderen van het beeld.
Dankzij het 180°-beeld kunt u bij het achteruit uit een parkeerplaats rijden anticiperen op kruisende voertuigen, voetgangers of fietsers.Het is niet raadzaam dit beeld te gebruiken tijdens de volledige manoeuvre.Het is als volgt samengesteld:
Het gebied achter uw auto wordt op het scherm weergegeven.De blauwe lijnen geven de breedte van uw auto (met buitenspiegels) weer: ze verplaatsen zich afhankelijk van de stand van het stuur wiel.De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter de achterbumper weer, de twee blauwe lijnen een afstand van 1 m en 2 m.
Beelden van de omgeving achter de auto
Schakel de achteruitversnelling in om de camera in te schakelen. Deze bevindt zich op de achterklep of achterdeur.
De parkeerhulp achter kan u daarbij helpen.De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Houd tijdens het achteruitrijden de omgeving van de auto in de gaten met
behulp van de spiegels.
Rijden
Page 258 of 505

257
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.De functie wordt weergegeven op het touchscreen. Druk op het rode kruis links boven op het venster om het weergegeven venster te sluiten.
Wanneer het submenu wordt weergegeven, kunt u een van de vier beeldopties kiezen:
"Standaardbeeld".
"180°-beeld".
"Ingezoomd beeld".
" M o dus AUTO ".
Door op deze zone te drukken kunt u op elk gewenst moment de weergavemodus kiezen.
Controleer regelmatig of de lenzen van de camera's schoon zijn.Reinig regelmatig de achteruitrijcamera met een zachte en droge doek.
"Modus AUTO"
Deze modus is standaard geactiveerd.Dankzij de sensoren in de achterbumper kan, wanneer de auto een obstakel nadert, automatisch worden overgeschakeld van het beeld van de omgeving achter de auto naar het birdview-beeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als een aanhanger wordt getrokken of als een fietsendrager op de trekhaak is gemonteerd (auto met een volgens de voorschriften van de fabrikant gemonteerde trekhaak).
Snelstartmodus
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de omgeving van de auto (linker gedeelte) en de bovenzijde van de auto worden weergegeven.
Wassen met hogedrukspuit (bijv. bij modder op de camera's)Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 cm van de lenzen van de camera's, omdat
deze anders beschadigd kunnen raken.
Een melding (in het Engels) geeft aan dat u de omgeving van de auto moet controleren voordat u de manoeuvre uitvoert.
6
Rijden
Page 259 of 505

258
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Tyre Pressure Warning System (TPWS)
Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset.Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem (TPWS) kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reser vewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven bandenspanningen staan op het bandenspanningslabel.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de identificatie van de auto.De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).Onder andere omstandigheden (bij warme banden) moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen.
Reservewiel
Het stalen reser vewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Rijden
Page 260 of 505

259
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Tyre Pressure WarningResetten
Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is.Er kan alleen op de bandenspanningswaarschuwing worden vertrouwd als het systeem opnieuw is geïnitialiseerd met de juiste bandenspanningen.Het bandenspanningswaarschuwingssysteem geeft geen waarschuwing als ten tijde van het opnieuw initialiseren de bandenspanning onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.
F Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (volgens uitvoering),ofF controleer als u een compressor in de auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor tijdelijke bandenreparatie, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld,ofF rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij aangezet contact en stilstaande auto.
De nieuw opgeslagen waarden van de bandenspanning worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.
6
Rijden
Page 261 of 505
260
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Selecteer in het menu Rijden de optie "Initialisatie bandenspanningscontrole".
Met autoradio
Selecteer in het menu "Persoonlijke instelling - configuratie" de optie "Initialisatie bandenspanningscontrole".
Storing
Wanneer het waarschuwingslampje lage bandenspanning knippert en vervolgens blijft branden en tegelijkertijd het onderhoudswaarschuwingslampje brandt, betekent dit dat er een storing in het systeem zit.
In dit geval kan de bewaking van de bandenspanning niet langer worden gegarandeerd.Laat het nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Controleer na werkzaamheden aan het systeem altijd de spanning van de vier banden en reset het systeem vervolgens.
Met touchscreen
Druk op "Ja" om het resetten te bevestigen. Als het resetten is voltooid, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven.
Rijden
Page 262 of 505

261
Brandstoftank
Openen
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-systeem, tank dan nooit ter wijl de auto in de stopmodus staat. Ze het contact UIT met de sleutel of de startknop als uw auto is uitgerust met het Smart entry-systeem met startknop.
- Zet altijd eerst de motor af.- Ontgrendel de auto indien uw auto is uitgerust met het Smart entry-systeem met star tknop.- Open de brandstofvulklep.
Ta n k e n
Tank meer dan 8 liter brandstof om er voor te zorgen dat de stijging van het brandstofniveau wordt weergegeven op de brandstofmeter.Tijdens het openen van de tankdop kan een geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.F Draai de vuldop open en plaats deze op de steun (aan de klep).F Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in.F Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden.F Plaats de vuldop terug en sluit deze door de dop rechtsom te draaien.F Druk de brandstofvulklep dicht (uw auto moet ontgrendeld zijn).
F Kies bij het tankstation de juiste brandstof (deze staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van de brandstofvulklep van uw auto).
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 69 l i t e r.
F Als uw auto is voorzien van een
conventionele sleutel, steek deze dan in de vuldop en draai de sleutel linksom.
7
Praktische informatie
Page 263 of 505

262
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer afsluit.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog minder dan 8 liter brandstof in de tank.Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
Indien u per vergissing de verkeerde brandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetapt voordat de motor kan worden gestart.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen vermindert.
Tankbeveiliging
diesel
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan de motor, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, wordt geactiveerd zodra u de brandstoftankdop verwijdert.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt dit tegengehouden door een klep, waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet getankt kan worden.Probeer in dat geval niet toch te tanken maar kies een dieseltankpistool.
Als uw auto is voorzien van een schuifdeur aan de linkerzijde, open deze dan niet tijdens het tanken omdat hierbij de brandstofvulklep beschadigd kan raken.
Praktische informatie
Page 264 of 505

263
Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk, maar doe dit met beleid.Houd de tuit van de jerrycan recht en druk deze niet tegen de klep van de tankbeveiliging, om er voor te zorgen dat de brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken van Diesel per land kunnen verschillen, kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging op de auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.Wij adviseren u daarom voordat u naar het buitenland afreist bij het Toyota-netwerk te informeren of uw auto geschikt is om in het desbetreffende land te kunnen tanken.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden:
De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.
- Diesel die voldoet aan de richtlijn EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-ester vetzuren van 0 tot 7%),
- Diesel die voldoet aan de richtlijn EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-ester vetzuren van 0 tot 10%),
- Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-ester vetzuren van 0 tot 7%).
7
Praktische informatie