Page 145 of 272

145
Rijden
6
WARNI NG
Het systeem assisteert de bestuurder uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook dreigt te verlaten. Het heeft geen invloed op de afstand tot de voorligger, de rijsnelheid en de remwerking.De bestuurder moet altijd beide handen aan het stuurwiel houden zodat hij kan ingrijpen zodra het systeem dit niet meer kan (bijvoorbeeld wanneer er geen rijstrookmarkeringen meer op de weg zijn aangebracht).
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen of -begrenzingen (bijv. een bermrand) van de weg overschreden dreigt te worden, corrigeert het de koers van de auto tot de auto weer netjes de rijstrook volgt.De bestuurder kan daarbij merken dat het stuurwiel wordt verdraaid.
Dit lampje knippert gedurende de koerscorrectie.
NOTIC E
De bestuurder kan de correctie verhinderen door het stuurwiel stevig vast te houden (bijvoorbeeld bij een uitwijkmanoeuvre).De correctie wordt onderbroken zodra de richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld en gedurende enkele seconden nadat ze zijn uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke afwijking van de koers als vrijwillig en zal het geen correcties uitvoeren.
WARNI NG
Als het systeem signaleert dat de bestuurder tijdens een automatische correctie het stuurwiel niet voldoende stevig vast heeft, onderbreekt het systeem deze correctie. Er wordt een waarschuwing geactiveerd om de bestuurder erop te attenderen dat hij de controle over de auto moet overnemen.
Page 146 of 272
146
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de afhankelijk van de r\
ijsituatie weergegeven waarschuwingen en meldingen.Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Status van de functieControlelampjeWeergave en/of bijbehorende meldingAanwijzingen
UIT
(grijs)
Functie uitgeschakeld.
AAN
(grijs)
Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de voorwaarden:– snelheid lager dan 65 km/h,– geen rijstrookmarkering gedetecteerd,– ASR/DSC uitgeschakeld of ESP bezig met een ingreep,– “sportieve” rijstijl.
AAN
(grijs)
Systeem automatisch uitgeschakeld/stand-by gezet (bijvoorbeeld: detectie van een aanhangwagen, gebruik van het bij de auto geleverde noodreservewiel).
AAN
(groen)
Rijstrookmarkering gedetecteerd.Snelheid hoger dan 65 km/h.
AAN
(oranje)/(groen)
Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook die overschreden dreigt te worden (oranje lijn).
Page 147 of 272

147
Rijden
6
Status van de functieControlelampjeWeergave en/of bijbehorende meldingAanwijzingen
AAN
(oranje)/(groen)“Houd het stuurwiel vast”
– Als het systeem tijdens de correctie detecteert dat de bestuurder het stuurwiel enkele seconden heeft losgelaten, onderbreekt het systeem de correctie om de besturing weer over te laten aan de bestuurder.– Als het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de correctie onvoldoende zal zijn om het overschrijden van de rijstrookmarkering (oranje lijn) te voorkomen, wordt de
bestuurder gewaarschuwd dat hij de koerscorrectie moet voltooien.De geluidssignalen houden aan als er meerdere correcties snel na elkaar worden uitgevoerd. De waarschuwing wordt weergegeven zolang de bestuurder niet ingrijpt.Deze melding kan ook worden weergegeven als u het stuurwiel vasthoudt.
Beperkingen van het systeem
De werking van het systeem wordt in de volgende situaties automatisch onderbroken:– ESP is uitgeschakeld of bezig met een ingreep,– de rijsnelheid is lager dan 65 km/h of hoger dan 180 km/h,– er is een aanhangwagen aangekoppeld,– detectie van het gebruik van het noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk gedetecteerd, daarom is het raadzaam de functie in dat geval uit te schakelen),– detectie van sportief rijgedrag, intrappen van het rempedaal of gaspedaal,
– er wordt gereden op een weg zonder rijstrookmarkeringen,– de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld,– in een bocht wordt de binnenste rijstrookmarkering overschreden,– in een scherpe bocht,– wanneer de bestuurder niet reageert op een correctie.
NOTIC E
Als de bestuurder tijdens een correctie niet reageert (niet binnen 10 seconden het stuurwiel vastpakt), verschijnt er een
waarschuwingsmelding.Als de bestuurder inactief blijft (het stuurwiel 2 seconden later nog niet heeft vastgepakt), wordt de correctie onderbroken.
Page 148 of 272

148
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– onvoldoende contrast tussen het wegdek en de bermranden (bijv. door schaduw),– rijstrookmarkeringen versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden enz.),– te weinig afstand tot de voorligger (waardoor de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden gedetecteerd),– smalle of bochtige weg, enz.
Kans op ongewenst activeren
In de volgende gevallen is het raadzaam om de functie uit te schakelen:– bij het rijden op een slecht wegdek, op een losse ondergrond of onder zeer gladde omstandigheden (ijzel),– bij slecht weer,– bij het rijden op een kombaan,
– bij het rijden op een rollenbank.
Uitschakelen/inschakelen
► U kunt op elk moment deze toets indrukken om het systeem uit te schakelen/weer in te schakelen. Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden van het lampje van de toets en dit lampje op het instrumentenpaneel.Het systeem wordt telkens wanneer het contact AAN wordt gezet automatisch weer ingeschakeld.
Storing
In het geval van een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het branden van deze lampjes op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem, met sensoren aan de zijkanten aan de bumpers, waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig (auto, vrachtwagen, motorfiets) in een dode hoek (gebied dat de bestuurder zelf niet kan overzien) van de auto bevindt, hetgeen tot een gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig zich bevindt, brandt dan een lampje:– permanent, onmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald;
Page 149 of 272

149
Rijden
6
– knipperend, na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt en daarbij de richtingaanwijzer gebruikt.
Inschakelen/uitschakelen
In- of uitschakelen is mogelijk via het configuratiemenu van de auto.
NOTIC E
De systeemstatus blijft na het UIT zetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
NOTIC E
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhangwagen trekt met een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak.
Voorwaarden voor de werking
– Alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken.– De snelheid van uw auto ligt tussen 12 en 140 km/h.– U haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 10 km/h.– U wordt door een voertuig ingehaald waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 25 km/h.– De verkeersstroom is vloeiend.
– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal doordat het ingehaalde voertuig zich blijft ophouden in de dode hoek.– U rijdt rechtuit of in een flauwe bocht.– Uw auto trekt geen aanhangwagen, caravan of iets dergelijks.
Beperkingen van het systeem
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties:– Nabij stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, straatverlichting, verkeersborden, enz.).– Bij tegemoetkomende voertuigen.– Bij het rijden over bochtige wegen of in scherpe bochten.– Bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, bus, enz.) dat zich zowel in de dode hoek achter als in het gezichtsveld vóór de bestuurder bevindt.– Bij snelle inhaalmanoeuvres.– Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd, worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
Page 150 of 272

150
Storing
In het geval van een storing gaat dit lampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (regen, hagel, enz.) kan de werking van het systeem tijdelijk worden verstoord.Vooral het rijden op een nat wegdek of het van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek voor een voertuig worden aangezien).Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte van de buitenspiegels waar de lampjes zitten of op de detectiezones op de voor- en achterbumper. Dit kan de werking van het systeem verstoren.
actieve dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden van het waarschuwingslampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde voert het systeem bij het overschrijden van een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers een koerscorrectie uit om u te helpen een aanrijding te voorkomen.Dit systeem is een combinatie van de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.Deze twee functies moeten ingeschakeld en storingsvrij zijn.De snelheid van de auto moet liggen tussen 65 km/h en 140 km/h.Deze functies zijn met name geschikt voor het rijden op autowegen en snelwegen.Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
WARNI NG
Dit is een hulpsysteem. De bestuurder moet dan ook altijd alert blijven.
Vermoeidheidsher-
kenningssysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Warning”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
Page 151 of 272

151
Rijden
6
Coffee Break Alert
Dit systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee uur heeft gereden met een snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat hij de rit met een pauze heeft onderbroken.Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de bestuurder adviseert een pauze te nemen, in combinatie met een geluidssignaal.Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt stilgezet.Het systeem wordt gereset als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:– de auto staat gedurende meer dan 15 minuten stil met draaiende motor,– het contact is enkele minuten UIT geweest,– de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.
NOTIC E
Zodra de rijsnelheid lager is dan 65 km/h, gaat het systeem over op stand-by.De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Driver Attention Warning
Afhankelijk van de uitvoering kan het systeem “Coffee Break Alert” worden gecombineerd met het systeem “Driver Attention Warning”.
Met behulp van een bovenaan de voorruit geplaatste camera beoordeelt het systeem de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te detecteren.Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen (snelheden van meer dan 65 km/h).
Bij het eerste waarschuwingsniveau wordt de bestuurder gewaarschuwd door de melding “Voorzichtig!”, in combinatie met een geluidssignaal.Na drie waarschuwingen van het eerste niveau activeert het systeem een nieuwe waarschuwing met de melding “Doorrijden risicovol: las een rustpauze in”, in combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– slecht zicht (onvoldoende verlichting van het wegdek, sneeuwval, zware regenval, dichte mist, enz.);– verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht, enz.);– gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker;– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden, enz.);– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen);– smalle of bochtige weg, enz.
NOTIC E
Onder bepaalde omstandigheden (slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.
Page 152 of 272

152
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden),– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen),– smalle of bochtige weg, enz.
Parkeersensoren
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van sensoren in de bumper voor obstakels in de nabijheid van de auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, muren, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Parkeersensoren achter
Het systeem treedt in werking zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.Het systeem wordt uitgeschakeld als vanuit de achteruitversnelling een andere versnelling of de neutraalstand wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Het systeem signaleert de aanwezigheid van obstakels binnen de detectiezones van de sensoren en de baan van de auto die bepaald wordt aan de hand van de draairichting van het stuurwiel.
Afhankelijk van de uitvoering worden in het getoonde voorbeeld alleen de obstakels in het
gearceerde gedeelte gesignaleerd door middel van geluidssignalen.De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan 30 centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde het obstakel zich bevindt.
NOTIC E
Afstellen van het geluidssignaalBij uitvoeringen met TOYOTA Connect Radio of TOYOTA Connect Nav wordt door het drukken op deze toets het venster voor de afstelling van het volume van het geluidssignaal geopend.
Grafische weergave
Ter aanvulling op het geluidssignaal wordt met
segmenten op het scherm de afstand aangegeven