Page 169 of 272

169
Praktische informatie
7
Motorkap
WARNI NG
Stop & StartZet omwille van uw veiligheid het contact altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om letsel als gevolg van het automatisch inschakelen van de START-stand te voorkomen.
NOTIC E
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het linker voorportier is gesloten.
WARNI NG
Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik de beschermde zone.Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet tegen de hendel aan stoot.Open de motorkap niet als het hard waait.
WARNI NG
Koelen van de motor wanneer de auto stilstaatDe koelventilator wordt mogelijk ingeschakeld nadat de motor is uitgezet.Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die tussen de bladen van de koelventilator kunnen komen.
Openen
► Open het linker voorportier.
► Trek de ontgrendelingshendel aan de onderzijde van de portiersponning naar u toe.► Breng de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op.
► Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig hem in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
► Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.► Bevestig de motorkapsteun in de houder.► Laat de motorkap zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.► Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WARNI NG
In verband met de aanwezigheid van elektrische componenten in de motorruimte verdient het aanbeveling om blootstelling aan water (regen, wassen, enz.) te beperken.
Page 170 of 272

170
Motorruimte
De weergegeven motor dient slechts ter illustratie.De locaties van de volgende onderdelen kunnen variëren:– Luchtfilter.– Oliepeilstok.– Motorolievuldop.
Benzinemotor
Dieselmotor
1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2.Koelvloeistofreservoir
3.Remvloeistofreservoir
4.Accu/zekeringen
5.Afzonderlijk massapunt (aansluiting “-”).
6.Zekeringenkast
7.Luchtfilter
8.Motorolievuldop
9.Oliepeilstok
WARNI NG
Het dieselbrandstofsysteem werkt onder zeer hoge druk.Alle werkzaamheden aan dit circuit moeten door een TOYOTA-dealer of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Controleren van de niveaus
Controleer de volgende niveaus regelmatig overeenkomstig het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
De vloeistoffen moeten voldoen aan de aanbevelingen van de fabrikant en in overeenstemming zijn met de motor van de auto.
WARNI NG
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de koelventilator kan ieder moment aanslaan (zelfs met het contact UIT).
Afgewerkte producten
WARNI NG
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
ECO
Laat afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool of in de bodem terechtkomen.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Controleer het motoroliepeil pas als de
motor ten minste 30 minuten UIT staat en als de auto op een vlakke ondergrond staat. Het oliepeil kan met het contact AAN worden gecontroleerd via de oliepeilmeter op het
Page 171 of 272

171
Praktische informatie
7
instrumentenpaneel (bij auto's met een elektrische oliepeilmeter) of met de oliepeilstok.Het is normaal als er tussen twee onderhoudsbeurten (of olieverversingsbeurten) door olie moet worden bijgevuld. Het verdient aanbeveling het oliepeil om de 5000 km te controleren en zo nodig olie bij te vullen.
WARNI NG
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde helemaal naar buiten.► Veeg de peilstok af met een schone, pluisvrije doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A (max) en B (min) ligt.Start de motor niet als het peil:
– boven merkteken A ligt: neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.– onder merkteken B ligt: vul onmiddellijk motorolie bij.
WARNI NG
OliesoortControleer alvorens olie bij te vullen of de
motorolie te verversen, of de olie geschikt is voor de motor en voldoet aan de aanbevelingen in het bij de auto geleverde (of bij uw TOYOTA-dealer en gekwalificeerde werkplaats beschikbare) onderhoudsschema.Gebruik van niet-aanbevolen olie kan ertoe leiden dat de contractuele garantie in geval van een motorstoring komt te vervallen.
Motorolie bijvullen
De plaats van de olievuldop is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Giet de olie langzaam in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.► Vul indien nodig meer olie bij.► Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
NOTIC E
Na het bijvullen zal de oliepeilmeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Remvloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken “MAX” te bevinden. Is dat niet het geval, controleer dan de slijtage van de remblokken.Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden ververst.
WARNI NG
Reinig de dop voordat deze na het bijvullen wordt teruggeplaatst. Gebruik uitsluitend DOT4-remvloeistof uit een afgesloten houder.
Koelvloeistof
Controleer regelmatig het koelvloeistofniveau.Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet worden bijgevuld.De motor moet koud zijn als u het niveau controleert en koelvloeistof bijvult.De motor kan door een te laag koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Page 172 of 272

172
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken “MAX” te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken “MIN” bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.Bovendien staat het koelsysteem onder druk. Wacht na het uitzetten van de motor daarom ten minste één uur alvorens werkzaamheden uit te voeren.Om het risico op brandwonden te voorkomen als u in geval van nood moet bijvullen: wikkel een doek om de dop en schroef de dop twee slagen los om de druk te laten dalen.Verwijder de dop zodra de druk is gedaald en vul bij tot het vereiste niveau.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Inhoud reservoir:– 5,3 liter bij uitvoeringen voor landen met zeer
lage temperaturen.– 2,2 liter bij andere uitvoeringen.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.'s Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt) moet voor de omstandigheden geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries worden
gebruikt om de onderdelen van het systeem
(pomp, reservoir, leidingen, sproeiers, enz.) te beschermen.
WARNI NG
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater (kans op bevriezing, kalkafzetting, enz.).
Dieselbrandstofadditief
(dieselmotor met roetfilter)
of Het minimumniveau van het additief wordt aangegeven door het permanent branden van dit waarschuwingslampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een te laag additiefniveau voor het roetfilter.
Bijvullen
Laat het additief zo spoedig mogelijk bijvullen door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue (dieselmotoren)
Wanneer het reserveniveau is bereikt, wordt een waarschuwing geactiveerd.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de AdBlue-actieradiusindicatoren.Om te voorkomen dat de auto conform de voorschriften niet meer kan worden gestart, moet u het AdBlue-reservoir bijvullen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze onderdelen overeenkomstig het onderhoudsschema van de fabrikant en uw motor.Of laat ze nakijken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Gebruik uitsluitend producten die worden
aanbevolen door TOYOTA of producten van een vergelijkbare kwaliteit en met vergelijkbare specificaties.Om de werking van belangrijke onderdelen als die van het remsysteem te optimaliseren, heeft TOYOTA een selectie van zeer specifieke producten in haar aanbod.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.
NOTIC E
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12V-accu het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Page 173 of 272

173
Praktische informatie
7
WARNI NG
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V-loodzuuraccu.Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door een TOYOTA-dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (bijv. veel stof, veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moet het filter twee keer zo vaak worden vervangen.
NOTIC E
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning negatief beïnvloeden en onaangename geuren veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (bijv. veel stof, veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moet het filter twee keer zo vaak worden vervangen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd begint te raken, gaat dit waarschuwingslampje tijdelijk branden in combinatie met een waarschuwingsmelding over het risico van verstopping van het filter.Regenereer zodra de omstandigheden het toelaten het roetfilter door met een snelheid van ten minste 60 km/h te rijden tot het lampje dooft.
NOTIC E
Als het waarschuwingslampje blijft branden, heeft het dieseladditief zijn minimumniveau bereikt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
NOTIC E
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan in uitzonderlijke gevallen bij gasgeven waterdamp uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
NOTIC E
Nieuwe autoDe eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt, kunt u een brandlucht ruiken. Dit is volkomen normaal.
Handgeschakelde transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral in stadsverkeer en bij veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten nakijken.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.
Page 174 of 272

174
NOTIC E
Na het wassen van de auto kan zich een laagje vocht, of onder winterse omstandigheden ijs, vormen op de remschijven en remblokken: de remwerking neemt mogelijk af. Rem een paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage van remschijven
Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven.
Handmatig bediende
parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de parkeerrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrisch bedienbare
parkeerrem
Dit systeem heeft geen routineonderhoud nodig. Aarzel echter niet om in geval van problemen het systeem te laten nakijken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de elektrisch bedienbare parkeerrem.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle wielen, inclusief het reservewiel, moet worden gecontroleerd bij “koude” banden.De op het bandenspanningslabel aangegeven bandenspanningen gelden voor “koude” banden. Als u langer dan 10 minuten of meer dan 10 km hebt gereden met een snelheid van meer dan 50 km/h, moet u de bandenspanning 0,3 bar (30 kPa) verhogen ten opzichte van de op het label aangegeven waarden.
WARNI NG
Het rijden met een te lage bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik. Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt voortijdige slijtage van de banden en heeft een negatieve invloed op het weggedrag van de auto - kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden vermindert de remwerking en heeft een negatieve invloed op het weggedrag van de auto. Het verdient aanbeveling om een regelmatige inspectie van de staat van de banden (loopvlak en wangen)
en velgen uit te voeren en om te controleren of de ventielen zijn voorzien van een ventieldopje.Als het loopvlak van de banden tot aan de slijtage-indicatoren is afgesleten, is de diepte van de groeven in het profiel kleiner dan 1,6 mm. De banden moeten dan worden vervangen.Het gebruik van andere dan de voorgeschreven velg- en bandenmaten kan effect hebben op de levensduur van de banden, de bewegingsvrijheid van de wielen, de bodemvrijheid en de snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een negatieve invloed hebben op het weggedrag van de auto.De montage van verschillende banden op de voor- en op de achteras kan leiden tot onjuist ingrijpen van het ESP.
AdBlue® (dieselmotoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de Euro 6-norm te voldoen, heeft TOYOTA ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij SCR (Selective
Catalytic Reduction) wordt gecombineerd met een roetfilter (DPF) voor de nabehandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties verminderen of het brandstofverbruik toeneemt.
Page 175 of 272

175
Praktische informatie
7
SCR-systeem SCR
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof en water (stoffen die niet schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu).De AdBlue® bevindt zich in een speciaal reservoir van ongeveer 17 liter. Hiermee is een actieradius van ongeveer 6000 km mogelijk (zeer afhankelijk van uw rijstijl en het type auto). Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog maximaal ongeveer 2400 km kunt rijden, oftewel wanneer het reserveniveau is bereikt, wordt automatisch een waarschuwingssysteem geactiveerd.Tijdens de resterende 2400 km worden achtereenvolgens verschillende waarschuwingen weergegeven voordat het reservoir helemaal leeg is en de motor niet meer gestart kan worden.
NOTIC E
Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over de waarschuwings- en controlelampjes en de bijbehorende waarschuwingsmeldingen, of de indicatoren.
WARNI NG
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem ervoor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart.Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot uw auto te veel schadelijke stoffen uit waardoor hij niet meer aan de Euro 6-emissienorm voldoet.Ga bij een bevestigde storing in het SCR-systeem zo snel mogelijk naar een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats. Na 1100 km wordt automatisch een systeem geactiveerd dat het starten van de motor blokkeert.In beide gevallen geeft een actieradiusindicator aan hoever u nog kunt rijden voordat de motor niet meer gestart kan worden.
NOTIC E
Bevriezen van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C.Het SCR-systeem is voorzien van een voorverwarmingssysteem voor het AdBlue®-reservoir waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt blijven rijden.
Bijvullen van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven dat het reserveniveau is bereikt.
WARNI NG
Ervoor zorgen dat het SCR-systeem goed werkt:– Gebruik alleen AdBlue®-vloeistof die aan de ISO 22241-norm voldoet.– Giet nooit AdBlue® in een andere houder, anders verliest de vloeistof zijn zuiverheid.– Verdun AdBlue® nooit met water.
AdBlue® is verkrijgbaar bij een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Daarnaast kunt u naar een tankstation gaan dat is uitgerust met AdBlue®-pompen die speciaal zijn ontworpen voor particuliere auto's.
WARNI NG
Vul nooit bij vanuit een AdBlue®-dispenser die is bestemd voor vrachtwagens.
Page 176 of 272

176
Adviezen voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest aan kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam flacons en jerrycans koel en buiten direct zonlicht te bewaren.Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste één jaar houdbaar.Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer worden gebruikt na bij kamertemperatuur volledig te zijn ontdooid.
WARNI NG
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue® nooit in uw auto.
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en geurloos (indien koel bewaard).Als de vloeistof in contact komt met de huid, moet u de huid wassen met kraanwater en zeep. Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk gedurende ten minste 15 minuten met grote hoeveelheden kraanwater of een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.Als de vloeistof wordt ingeslikt, spoel de mond dan met schoon water en drink vervolgens een ruime hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico van het vrijkomen van ammoniakdampen niet worden uitgesloten: adem deze niet in. Ammoniakdampen werken irriterend op de slijmvliezen (ogen, neus en keel).
WARNI NG
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van kinderen,
in de originele flacon of jerrycan.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een vlakke en horizontale ondergrond staat.Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest AdBlue® waardoor u de vloeistof niet in het reservoir kunt gieten. Laat uw auto enkele uren op een warmere plaats staan en vul vervolgens het reservoir bij.
WARNI NG
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
WARNI NG
Als er AdBlue® op de zijkant van de auto of op een andere plaats is gemorst, spoel het dan onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg met een vochtige doek.Gekristalliseerde vloeistof moet worden verwijderd met een spons en warm water.
WARNI NG
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld nadat het reservoir leeg is geraakt, dient u ongeveer 5 minuten te wachten voordat u het contact weer AAN zet, zonder het bestuurdersportier te openen, de auto te ontgrendelen, de sleutel in het contactslot te steken of de “Keyless entry and start”-sleutel in het interieur te brengen.Zet vervolgens het contact AAN en start na 10 seconden wachten de motor.
► Zet het contact UIT en verwijder de sleutel uit het contactslot om de motor uit te zetten.of► Druk bij een auto met Keyless entry and start op de knop “START/STOP” om de motor uit te zetten.