5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen recht vooruit zetten en uw auto
langzaam achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de
auto controleren en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot
stilstand. (Als de parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de
voertuigbreedterichtlijnen ten opzichte hiervan parallel staan.)
1. (Displayconditie)
2. (Voertuigconditie)
6. Wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de
keuzehendel (automatische transmissie) vanuit de stand achteruit (R) naar een
andere stand van de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de
keuzehendel (automatische transmissie) wordt gezet, keert het scherm terug
naar de voorgaande display.
OPMERKING
Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder
aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de
veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks
visueel controleren.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-275
Wanneer er een steile helling achter de auto is
Wanneer er een steile opwaartse helling (neerwaartse helling) achter de auto is, lijkt
het voorwerp dat op het scherm getoond wordt verder weg (neerwaartse helling:
dichterbij) dan de werkelijke afstand.
1. Lijkt verder weg dan de werkelijke afstand
2. Lijkt dichterbij dan de werkelijke afstand
3. Afstand tussen het voertuig en het voorwerp dat op het scherm wordt getoond.
4. Werkelijke afstand tussen voertuig en voorwerp.
5. Voorwerp in werkelijke positie
6. Voorwerp op scherm
Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto
Aangezien de afstandsrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak,
bestaat de kans dat de afstand naar het driedimensionale object dat op het scherm
wordt getoond verschilt van de werkelijke afstand.
1. (Schermdisplay)
2. (Werkelijke conditie)
3. Gemeten afstand op scherm A>B>C
4. Werkelijke afstand B>C=A
(Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject)
Bij het achteruitrijden nabij een driedimensionaal object
Bij het achteruitrijden nabij een overhangend object, bestaat de kans dat de auto
het object raakt, ook als de lijn van het geanticipeerde traject niet met het object op
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-277
het scherm in aanraking komt. De positie van het object dat op het scherm wordt
getoond is verschillend van de werkelijke positie omdat de lijnen van het
geanticipeerde traject die op het scherm getoond worden uitgaan van een
horizontaal wegdek. Bij het achteruitrijden nabij een overhangend object, de ruimte
aan de achterzijde en rondom de auto rechtstreeks visueel controleren.
1. (Schermdisplay)
2. (Werkelijke aanzicht)
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-278
Overzicht van de afstandweergave
DisplayAfstand tussen het voertuig en de hin-
dernis
Zonder 360° rondomkijkmonitor
Met 360° rond-
omkijkmonitorVoorste ultrasoni-
sche sensor
*/voor-
ste ultrasonische
hoeksensor
*
Achterste ultrasoni-
sche sensor/
achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor
*
Zonder voorste ul-
trasonische sensor
en voorste ultraso-
nische hoeksensorMet voorste ultra-
sonische sensor en
voorste ultrasoni-
sche hoeksensor
Groen
Voorste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
100Š60,0 cmAchterste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
150Š60,0 cm
GeelVoorste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
60,0Š45,0 cm
Voorste ultrasoni-
sche hoeksensor:
Ongeveer
55,0Š38,0 cmAchterste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
60,0Š45,0 cm
Achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor:
Ongeveer
55,0Š38,0 cm
OranjeVoorste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
45,0Š35,0 cm
Voorste ultrasoni-
sche hoeksensor:
Ongeveer 38,0Š25
cmAchterste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
45,0Š35,0 cm
Achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor:
Ongeveer 38,0Š25
cm
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-282*Bepaalde modellen.
DisplayAfstand tussen het voertuig en de hin-
dernis
Zonder 360° rondomkijkmonitor
Met 360° rond-
omkijkmonitorVoorste ultrasoni-
sche sensor
*/voor-
ste ultrasonische
hoeksensor
*
Achterste ultrasoni-
sche sensor/
achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor
*
Zonder voorste ul-
trasonische sensor
en voorste ultraso-
nische hoeksensorMet voorste ultra-
sonische sensor en
voorste ultrasoni-
sche hoeksensor
RoodVoorste ultrasoni-
sche sensor:
Binnen ongeveer
35,0 cm
Voorste ultrasoni-
sche hoeksensor:
Binnen ongeveer 25
cmAchterste ultrasoni-
sche sensor:
Binnen ongeveer
35,0 cm
Achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor:
Binnen ongeveer 25
cm
▼Gebruik van het
parkeerhulpsensorsysteem
Wanneer het contact op ON staat en
de parkeersensorschakelaar wordt
ingedrukt, gaat het indicatielampje
branden.
Wanneer de parkeersensor is
geactiveerd en het contact op ON
wordt gezet, gaat het indicatielampje
branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om
het systeem uit te schakelen.
1. Indicatielampje
OPMERKING
Wanneer het contact op OFF wordt
gezet, wordt de systeemtoestand
aangehouden die bestond alvorens
deze werd uitgeschakeld. Als
bijvoorbeeld het contact op OFF wordt
gezet terwijl de parkeersensor is
geactiveerd, zal het systeem worden
geactiveerd wanneer het contact de
volgende keer op ON wordt gezet.
Bedieningsvoorwaarden
Het parkeersensorsysteem kan worden
gebruikt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden is voldaan:
xHet contact wordt op ON gezet. xDe parkeersensorschakelaar is
aangezet.
OPMERKING
x(Voertuig met automatische
transmissie)
De detectie-indicator en de zoemer
van de voorste sensoren/voorste
hoeksensoren werken niet wanneer
de keuzehendel in de stand P staat.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.4-283
Zonder 360° rondomkijkmonitor
Met 360° rondomkijkmonitor
Controleer de reden voor de indicatie
op de middendisplay of
multi-informatiedisplay.
Zie Als een waarschuwingslampje gaat
branden of knipperen op pagina
7-57.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-285
Volautomatisch type
▼Volautomatisch type
Informatie van het klimaatregelsysteem wordt getoond op de display.
1. Bestuurderstemperatuurregelknop
2. AUTO schakelaar
3. Temperatuurinstellingsdisplay (bestuurderszijde)
4. Luchtinlaatdisplay
5. Luchtstromingsdisplay
6. Functiekeuzedisplay
7. Temperatuurinstellingsdisplay (passagierszijde)
8. SYNC (gesynchroniseerde temperatuur) schakelaar
9. Passagierstemperatuurregelknop
10.A/C schakelaar
11.Achterruitverwarmingsschakelaar
12.Functiekeuzeschakelaar
13.Aanjagerregelschakelaar
14.Luchtinlaatkeuzeschakelaar
15.Voorruitontwasemingsschakelaar
16.Aan/uit schakelaar
▼Regelschakelaars
AUTO schakelaar
Door het indrukken van de AUTO
schakelaar zullen de volgende functies
automatisch overeenkomstig de
gekozen ingestelde temperatuur
geregeld worden:
xLuchtstroomtemperatuur xHoeveelheid luchtstroming xKeuze van de luchtstroomfunctie
xKeuze van aanvoer van buitenlucht/
recirculerende lucht
xWerking van de airconditioning
OPMERKING
AUTO schakelaarindicatielampje
xWanneer het AUTO
schakelaarindicatielampje brandt,
geeft dit automatische werking aan
en het systeem zal automatisch
functioneren.
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
5-9