Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4C4C NAV met 8,4-inch display
45
DISPLAY IN DE
INSTRUMENTENGROEP
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een dis-
play in de instrumentengroep, dat de bestuurder
nuttige informatie biedt. Met het contact in de
stand STOP/OFF, zorgt het openen/sluiten van
een portier ervoor dat het display wordt geacti-
veerd en het totaal aantal kilometers of mijlen
weergeeft op de kilometerteller. Het display in
de instrumentengroep is ontworpen om belang-
rijke informatie over de systemen en functies
van uw voertuig weer te geven. Met behulp van
een interactief display in het instrumentenpa-
neel voor de bestuurder, wordt op het display in
de instrumentengroep weergegeven hoe syste-
men werken en krijgt de bestuurder waarschu-
wingen wanneer deze niet werken. Met de be-
dieningselementen op het stuurwiel kunt u door
de hoofd- en submenu's bladeren en u hebt
toegang tot deze menu’s. U hebt toegang tot de
door u gewenste, specifieke informatie en u
kunt selecties maken en aanpassingen doen.
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep heeft
een interactief scherm dat zich in de instru-
mentengroep bevindt.
Het display in de instrumentengroep bevat de
volgende menuopties, indien aanwezig:
• Snelheidsmeter
• Vehicle Info (voertuiginformatie)
• Bestuurderhulp
• Brandstofverbruik
• Dagteller• Messages (berichten)
• Audio
• Screen Setup (scherm instellen)
• Voertuiginstellingen
Met dit systeem kan de bestuurder informatie
selecteren door op de volgende knoppen op
het stuur te drukken:
•Toets pijl omhoog
Druk kort op de toets met de pijlomhoogom
omhoog te bladeren door het hoofdmenu en
de submenu's.
Locatie display in de instrumentengroep
Bedieningstoetsen display in
instrumentengroep
65
•Toets pijl omlaag
Druk kort op de toets met de pijlomlaagom
omlaag te bladeren door het hoofdmenu en
de submenu's.
•Toets pijl naar rechts
Druk kort op de toets met de pijl naarrechts
voor toegang tot de informatieschermen of
submenuschermen van een optie in het
hoofdmenu.
•Toets pijl naar links
Druk kort op de toets met de pijl naarlinks
voor toegang tot de informatieschermen of
submenuschermen van een optie in het
hoofdmenu.
•Knop OK
Druk op de toetsOKvoor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of sub-
menuschermen van een hoofdmenu. Houd
de toetsOKgedurende een seconde inge-
drukt om weergegeven/geselecteerde func-
ties te resetten waarvoor dat mogelijk is.Indicator voor olieverversing — indien
aanwezig
Uw auto is uitgerust met een indicator voor
olieverversing. De melding "Oil Change Due"
(olie verversen) wordt vijf seconden op het
display van de instrumentengroep getoond na
één geluidsignaal om de volgende oliebeurt
aan te geven. De indicator voor olieverversing
is gebaseerd op de belasting van de motor,
wat betekent dat de periodieke oliebeurten
afhankelijk zijn van uw persoonlijke rijstijl.
Schakelindicator (GSI) — indien aanwezig
Het schakelstandindicatiesysteem (GSI) wordt
ingeschakeld op voertuigen met een handge-
schakelde versnellingsbak, of wanneer een voer-
tuig met een automatische versnellingsbak in de
modus handmatig schakelen is gezet. De GSI
biedt de bestuurder een visuele indicatie als het
aanbevolen schakelpunt is bereikt. Deze indica-
tie wijst de bestuurder erop dat het brandstof-
verbruik kan worden verlaagd door te schakelen.
Wanneer het opschakellampje wordt weergege-
ven op het display van de instrumentengroep,adviseert de GSI de bestuurder naar een hogere
versnelling te schakelen. Wanneer het terug-
schakellampje op het display wordt getoond,
adviseert de GSI de bestuurder naar een lagere
versnelling te schakelen.
De GSI-indicatie blijft branden totdat de be-
stuurder schakelt, of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarbij niet
hoeft te worden geschakeld voor een gunsti-
ger brandstofverbruik.
Menu-items display in instrumentengroep
OPMERKING:
De menu-items van het display in de instru-
mentengroep worden in het midden van de
instrumentengroep weergegeven. De menu-
items variëren naar gelang de functies van uw
voertuig.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw instru-
mentenpaneel leren kennen" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
66
Dieseldisplays
Onder de juiste omstandigheden worden de
volgende berichten weergegeven op het dis-
play in de instrumentengroep:
• Exhaust Filter Nearing Full Safely Drive at
Consistent Speeds to Clear (Roetfilter bijna
vol Rijd met veilige en constante snelheid
om de melding te wissen)
• Exhaust Filter Full – Power Reduced See
Dealer (Roetfilter vol – Vermogen geredu-
ceerd Raadpleeg dealer)
• Exhaust System Service Required – See
Dealer (Onderhoud uitlaatsysteem vereist –
Raadpleeg dealer)
• Exhaust System – Filter XX% Full Service
Required See Dealer (Uitlaatsysteem – Fil-
ter XX% vol Onderhoud vereist Raadpleeg
dealer)
• Exhaust System Regeneration in Process
Continue Driving (Uitlaatsysteem Regene-
ratie bezig Blijf rijden)
• Exhaust System – Regeneration Completed
(Uitlaatsysteem – Regeneratie voltooid)
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)
Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitge-
rust met een uiterst moderne motor en uit-
laatsysteem. Deze systemen zijn naadloos
geïntegreerd in uw auto en worden beheerd
door de regelmodule van de aandrijflijn
(PCM). De PCM controleert de verbranding in
de motor, zodat de katalysator roetdeeltjes
kan opvangen en verbranden zonder uw
tussenkomst.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar materi-
aal parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog
gras of bladeren die in aanraking komen
met de hete uitlaat. Parkeer daarom nooit
op een ondergrond waar uw uitlaat in aan-
raking kan komen met brandbaar materi-
aal.
LET OP!
De motor kan worden uitgeschakeld, zelfs
als het waarschuwingslampje brandt: her-
haalde onderbrekingen van het regenera-
tieproces kan leiden tot een vroegtijdige
verslechtering van motorolie. Het wordt
daarom altijd aanbevolen om te wachten
tot het symbool verdwijnt voordat u de
motor uitzet, volgens de bovenstaande in-
structies. Voer niet de DPF-regeneratie uit
wanneer de auto stilstaat.
Meldingen brandstofsysteem
De volgende tabel bevat een lijst met ver-
schillende meldingen die kunnen worden
weergegeven in de instrumentengroep, af-
hankelijk van verschillende systeem- of
brandstofomstandigheden. Gebruik de om-
schrijvingen om te interpreteren wat de mel-
ding betekent en om de beste handelswijze te
bepalen.
67
MELDING OMSCHRIJVING
Waarschuwingsberichten dieselemissieadditief AdBlue (UREUM):
Waarschuwing laag dieseladditief
AdBlue (UREUM)-peilDe eerste laagpeilwaarschuwing wordt gegeven bij een actieradius van ongeveer 1490 mijl (2400 km) en
wordt bepaald in overeenstemming met het huidige verbruik. Het waarschuwingslampje "UREA Low Level"
(UREUM-niveau laag) en een bericht worden op het instrumentenpaneel weergegeven. Het waarschuwings-
lampje voor UREUM-niveau laag blijft branden totdat de AdBlue-tank (UREUM) wordt bijgevuld met ten
minste 5 liter (1,32 gallon) UREUM.
Indien het peil wordt bijgevuld, verschijnt er een specifieke melding wanneer een bepaalde drempelwaarde
wordt bereikt totdat het niet meer mogelijk is om de motor te starten.
Wanneer 200 km (125 mijl) resteren voordat de AdBlue-tank (UREUM) leeg is, verschijnt er een bericht op
het instrumentenpaneel en klinkt er een geluidssignaal. Wanneer het bereik 0 is, wordt op het display een
speciale melding weergegeven (indien aanwezig). In dit geval zal de motor niet starten.
De motor kan weer worden gestart zodra AdBlue (UREUM) is toegevoegd; de minimumhoeveelheid is 5 liter
(1,32 gallon). Vul de AdBlue-tank (UREUM) zo snel mogelijk bij met ten minste 5 liter (1,32 gallon)
UREUM. Als het vullen is voltooid met de autonomie van de AdBlue (UREUM)-tank op nul, moet u mogelijk
2 minuten wachten voordat u de motor start.
OPMERKING:
Wanneer de AdBlue-tank (UREUM) leeg is en het voertuig stilstaat, is het niet meer mogelijk het voertuig
opnieuw te starten tot minimaal 1,32 gallon (5 liter) AdBlue (UREUM) is toegevoegd aan de AdBlue-tank
(UREUM).
Waarschuwingsberichten voor storing dieselemissieadditief AdBlue (UREUM):
Engine Will Not Restart Service
AdBlue System See Dealer (Motor
kan niet meer worden gestart On-
derhoud AdBlue-systeem Raad-
pleeg dealer)Deze melding verschijnt wanneer een gedetecteerd probleem met het AdBlue (UREUM)-systeem niet binnen
de toegestane periode wordt verholpen. De motor kan niet meer worden gestart tenzij u uw voertuig bij uw
erkende dealer laat controleren. Indien het peil wordt bijgevuld, verschijnt er een specifieke melding wan-
neer een bepaalde drempelwaarde wordt bereikt totdat het niet meer mogelijk is om de motor te starten.
Wanneer 125 mijl (200 km) resteren voordat de AdBlue-tank leeg is, verschijnt er een melding op het instru-
mentenpaneel en klinkt er een geluidssignaal.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
68
MELDING OMSCHRIJVING
Engine Will Not Start Service Ad-
blue System See Dealer (Motor
kan niet starten Onderhoud
AdBlue-systeem Raadpleeg dealer)OPMERKING:
• Het kan tot vijf seconden duren voordat het display actueel is nadat 2 gallon (7,5 liter) of meer AdBlue
(UREUM) aan de AdBlue (UREUM)-tank is toegevoegd. Als er een storing is met betrekking tot het Ad-
Blue (UREUM)-systeem, kan het zijn dat het display niet naar het nieuwe niveau wordt bijgewerkt. Bezoek
uw erkende dealer voor onderhoud.
• AdBlue bevriest bij temperaturen lager dan 12°F (-11°C). Als de auto langere tijd bij deze temperatuur
stilstaat, kan bijvullen moeilijk zijn. Daarom wordt aangeraden om de auto in een garage en/of verwarmde
omgeving te parkeren en te wachten totdat de AdBlue (UREUM) weer vloeibaar geworden is alvorens bij te
vullen.
BOORDCOMPUTER
Druk kort op de toets pijl omhoog of pijl
omlaag totdat het pictogram van Trip A (rit A)
of Trip B (rit B) is gemarkeerd in het display in
het instrumentenpaneel (schakelen naar
links of rechts om rit A of B te selecteren).
Druk kort op de toets OK om de ritinformatie
weer te geven.
WAARSCHUWINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
De waarschuwings-/controlelampjes in het
instrumentenpaneel worden indien van toe-
passing samen met een speciale melding
en/of geluidssignaal weergegeven. Dit zijn
slechts indicaties en waarschuwingen die
niet mogen worden beschouwd als volledig
en/of alternatief voor de informatie in het
instructieboekje, die u in alle gevallen aan-
dachtig dient te lezen. Raadpleeg altijd deinformatie in dit hoofdstuk in het geval van
een storingsaanduiding. Alle actieve verklik-
kerlampjes worden indien van toepassing
eerst weergegeven. Het systeemcontrole-
menu kan er anders uitzien op basis van
uitrusting en opties en de huidige status van
het voertuig. Sommige verklikkerlampjes zijn
optioneel en worden mogelijk niet weergege-
ven.
69
vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordels branden of knippe-
ren en klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje storing
transmissie
Dit lampje gaat branden (en er wordt een
bericht in het display van de instrumenten-
groep weergegeven en er klinkt een zoemer)
om aan te geven dat er een storing in de
transmissie zit. Neem contact op met de
erkende dealer als het bericht terugkomt na-
dat de motor opnieuw is gestart.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of uit-
laatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje voor
de versnellingsbaktemperatuur brandt, kan
de versnellingsbak ernstig beschadigd of de-
fect raken.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje antiblok-
keerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het lampje gaat bran-
den wanneer u het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende dea-
ler.
73
— Waarschuwingslampje AdBlue
(UREUM)-inspuitsysteem defect — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden, sa-
men met een speciale melding op het display
(indien aanwezig) als er een onbekende vloei-
stof die niet voldoet aan aanvaardbare eigen-
schappen is gebruikt, of als een gemiddeld
verbruik van AdBlue (UREUM) van meer dan
50% wordt gedetecteerd. Neem dan zo snel
mogelijk contact op met een erkende dealer.
Als het probleem niet is opgelost, wordt een
specifiek bericht weergegeven op het display
van de instrumentengroep wanneer een be-
paalde drempelwaarde wordt bereikt totdat
het niet meer mogelijk is om de motor te
starten.
Wanneer ongeveer 200 km (125 mijl) reste-
ren voordat de AdBlue-tank (UREUM) leeg is,
verschijnt er een continu speciaal bericht op
het instrumentenpaneel, vergezeld van een
zoemergeluid (indien aanwezig).
— Waarschuwingslampje Onderhoud
adaptieve cruisecontrol — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de ACC niet
werkt en onderhoud nodig heeft. Raadpleeg
de paragraaf "Adaptieve cruisecontrol (ACC)"
in het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie.
SERV4WD— Waarschuwingslampje onderhoud
vierwielaandrijving — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er sprake is van een storing
van het vierwielaandrijvingssysteem. Als het
lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit erop dat de vierwiel-
aandrijving niet correct werkt en moet wor-
den nagekeken. Wij raden u aan naar het
dichtstbijzijnde service center te rijden en de
auto onmiddellijk te laten repareren.
— Lampje Service Forward Collision
Warning (FCW) — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er een storing aanwezig is in
het Forward Collision Warning-systeem.
Neem contact op met een erkende dealer
voor onderhoud.Raadpleeg de paragraaf "Forward Collision
Warning (FCW)" in het hoofdstuk "Veiligheid"
voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje onderhoud
Stop/Start-systeem — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer het Stop/Start-systeem niet correct
werkt en onderhoud noodzakelijk is. Neem
contact op met een erkende dealer voor on-
derhoud.
— Waarschuwingslampje bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er
wordt een bericht weergegeven om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span-
ningsverlies optreedt. In deze gevallen, wor-
den de optimale gebruiksduur van de banden
en het optimale brandstofverbruik mogelijk
niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aan-
wijzingen voor elke overeenkomstige band.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76