Met de handelingen in de bovenstaande tabel
wordt de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde uitgeschakeld (OFF). Het contro-
lelampje passagiersairbag uitgeschakeld
(OFF) in de middenconsole gaat branden
om aan te geven dat de geavanceerde front-
airbag aan de passagierszijde niet wordt ge-
activeerd tijdens een aanrijding.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde inschakelen (ON)
Ga naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit:
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag naar "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen)
Druk op "OK" op het
stuurwiel van het
voertuig om "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen) te openen
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag met pijltoet-
sen op het stuur en
selecteer "Security"
(beveiliging)
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Security" (beveili-
ging) te selecteren
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Passenger AIRBAG"
(passagiersairbag) te
selecteren
Ga omhoog of omlaag
naar Passenger AIR-
BAG ON “
ON”
(passagiersairbag
AAN - AAN)OPMERKING:
Als de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde eerder
was uitgeschakeld
(UIT), is de stan-
daardinstelling UIT
en moet de gebruiker
omlaag bladeren om
AAN te selecteren.
Actie Informatie
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om Passenger AIR-
BAG ON “
ON”
(passagiersairbag
AAN - AAN) te selec-
teren
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om "Yes" (ja) te se-
lecterenOPMERKING:
Als u deze stap niet
voltooit binnen 1 mi-
nuut, treedt er een
time-out op voor deze
optie en moet de pro-
cedure worden her-
haald.
VEILIGHEID
126
drukt u één keer op de toets 4WD LOW. De
instrumentengroep geeft de melding "4WD
LOW" nadat het schakelen is voltooid.
OPMERKING:
• Zowel het LED-lampje LOCK als LOW knip-
peren en blijven vervolgens branden op de
schakelaar Selec-Terrain, totdat het scha-
kelen is voltooid.
• In het display in de instrumentengroep
brandt het pictogram "4WD LOW".
4WD LOW uitschakelen
Om de modus 4WD LOW uit te schakelen,
moet het voertuig stilstaan en moet de trans-
missie in de stand NEUTRAL staan. Druk één
keer op de knop 4WD LOW.SELEC-TERRAIN — INDIEN
AANWEZIG
Selec-Terrain combineert de mogelijkheden
van de voertuigregelsystemen met de be-
stuurdersinvoer om onder alle terreinomstan-
digheden de beste prestaties te verkrijgen.
Gids Selecteren modus
Draai aan de knop Selec-Terrain om de ge-
wenste modus te kiezen.
•AUTO: deze vierwielaandrijving werkt con-
tinu, is volledig automatisch en kan zowel
op de weg als in het terrein worden ge-
bruikt. Deze modus brengt de grip in balans
om betere manoeuvreerbaarheid en accele-
ratie te bieden in vergelijking met een voer-
tuig met tweewielaandrijving. Deze modus
vermindert ook het brandstofverbruik, om-
dat de aandrijfas kan worden losgekoppeld
als de omstandigheden dit toestaan.
Selec-Terrain schakelaar
Selec-Terrain-schakelaar (Trailhawk)
177
ACTIEVE
SNELHEIDSBEGRENZER -
INDIEN AANWEZIG
De schakelaar voor de actieve snelheidsbe-
grenzer bevindt zich aan de rechterzijde van
het stuur.Met deze functie kunt u de maximale rijsnel-
heid van uw auto programmeren.
OPMERKING:
De snelheidsbegrenzer kan worden ingesteld
terwijl het voertuig stilstaat of rijdt.
Activering
Druk op de toets voor de actieve snelheidsbe-
grenzer om de functie te activeren. Er ver-
schijnt dan een mededeling samen met een
controlelampje op het display van de instru-
mentengroep om aan te geven dat actieve
snelheidsbegrenzer geactiveerd is.
Druk op de knoppen SET (+) en SET (-) aan
de rechterkant van het stuur om de actieve
snelheidsbegrenzer te verhogen en te verla-
gen tot de gewenste waarde. Door de SET (+)
of SET (-) toetsen ingedrukt te houden,
neemt de snelheid toe/af met stappen van
5 mph (5 km/u).
Elke keer dat actieve snelheidsbegrenzer
wordt geactiveerd, wordt die ingesteld op de
laatst geprogrammeerde waarde van de vo-
rige activering.OPMERKING:
De cruisecontrol (indien aanwezig) en de
adaptieve cruisecontrol (indien aanwezig)
functies zijn niet beschikbaar terwijl de ac-
tieve snelheidsbegrenzer in gebruik is.
De ingestelde snelheid overschrijden
Door het gaspedaal volledig in te drukken,
kan de geprogrammeerde maximale snelheid
worden overschreden terwijl het apparaat ac-
tief is.
In het geval dat de ingestelde waarde van de
actieve snelheidsbegrenzer handmatig wordt
overschreden door een acceleratie van de
bestuurder, klinkt er een hoorbaar geluid,
gaat het controlelampje snel knipperen en
verschijnt er een bericht op het scherm van
de instrumentengroep.
De functie blijft uitgeschakeld totdat de voer-
tuigsnelheid tot onder de ingestelde waarde
van de actieve snelheidsbegrenzer daalt,
waar hij weer automatisch ingeschakeld
wordt.
Schakelaars van Adaptive Cruise Control
1—Adaptieve cruisecontrol (ACC) aan/uit
2 — Afstand instellen
3 — Actieve snelheidsbegrenzer
STARTEN EN RIJDEN
180
Uitschakelen
Druk op de schakelaar voor de actieve snel-
heidsbegrenzer aan de rechterkant van het
stuur, om de actieve snelheidsbegrenzer uit
te schakelen. Er verschijnt een melding op
het display van de instrumentengroep om te
bevestigen dat de functie is uitgeschakeld.
CRUISECONTROL — INDIEN
AANWEZIG
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol
bij snelheden boven 40 km/u (25 mph) de
werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.OPMERKING:
• Om de correcte werking te waarborgen, is
de cruisecontrol zodanig uitgevoerd dat het
systeem wordt uitgeschakeld als u gelijktij-
dig meerdere functies van de cruisecontrol
bedient. Als dit gebeurt, kan het systeem
opnieuw in werking worden gesteld door op
de aan/uit-knop van de cruisecontrol te
drukken en de gewenste snelheid opnieuw
in te stellen.
• Plaats de versnellingshendel niet in Neutral
wanneer de snelheidsregeling is ingescha-
keld. Als u dat wel doet, wordt het systeem
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in si-
tuaties waar het systeem geen constante
snelheid kan aanhouden. Uw auto kan
gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol nooit in
druk verkeer of op bochtige, beijzelde,
besneeuwde of anderszins gladde wegen.
Cruisecontrol-schakelaars
1 — Druk op Set (+)/Accel
2 — Druk op On/Off
3 — Druk op Resume
4 — Druk op Set (-)/Decel
5 — Druk op Cancel
181
Activeren
Druk op de toets Aan/uit om de cruisecontrol
in te schakelen. Het controlelampje van de
cruisecontrol gaat branden in het display in
de instrumentengroep. Druk nogmaals op de
toets Aan/uit om het systeem uit te schake-
len. Het controlelampje van de cruisecontrol
gaat uit. Het systeem moet worden uitge-
schakeld wanneer het niet wordt gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol inge-
schakeld te laten wanneer u deze niet ge-
bruikt. U kunt het systeem dan per ongeluk
instellen en sneller rijden dan u wilt. U kunt
dan de controle over het stuur verliezen en
een ongeval veroorzaken. Laat het systeem
altijd uitgeschakeld als u het niet gebruikt.
De gewenste snelheid instellen
Schakel de cruisecontrol in.
OPMERKING:
U mag pas op de knop SET (+) of SET(-)
drukken als de auto met een gelijkmatige
snelheid op een vlakke weg rijdt.Wanneer de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de knop SET (+) of
SET (-). Laat het gaspedaal los. De auto zal
nu automatisch de gekozen snelheid handha-
ven.
Snelheid hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelhe-
den hoger dan 32 km/u (20 mph).
Deactiveren
Als u het rempedaal licht intrapt, op de toets
CANC (annuleren) drukt of normale remdruk
uitoefent tijdens het afremmen, wordt de
cruisecontrol uitgeschakeld zonder dat de
ingestelde snelheid uit het geheugen wordt
gewist.
Wanneer u op de toets aan/uit drukt of het
contact in de stand OFF zet, wordt de inge-
stelde snelheid uit het geheugen gewist.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC) —
INDIEN AANWEZIG
Schakelaars van Adaptive Cruise Control
1 — Adaptieve cruisecontrol (ACC) aan/
uit
2 — Afstand instellen
3 — Actieve snelheidsbegrenzer
STARTEN EN RIJDEN
182
Met ACC kunt u de cruisecontrol ingescha-
keld houden in lichte tot matige verkeers-
drukte zonder dat u voortdurend uw cruise-
control opnieuw hoeft in te stellen. ACC
maakt gebruik van een radarsensor en een
naar voren gerichte camera ontworpen om
direct voor u rijdende voertuigen te detecte-
ren.
OPMERKING:
• Als de sensor geen voor u rijdend voertuig
detecteert, houdt ACC een vaste ingestelde
snelheid aan.
• Wanneer de ACC-sensor een voor u rijdend
voertuig detecteert, zorgt ACC dat uw auto
automatisch iets afremt of versnelt (maxi-
maal tot de oorspronkelijk ingestelde snel-
heid) om een vooraf ingestelde volgafstand
aan te houden, waarbij de snelheid wordt
aangepast aan de snelheid van uw
voorligger.
De functie in- of uitschakelen
Druk kort op de toets aan/uit van de adaptieve
cruise control (ACC). Het ACC-menu op het
display in de instrumentengroep geeft de
melding weer "ACC ready (ACC gereed)".Om het systeem uit te schakelen, drukt u
nogmaals kort op de toets aan/uit van de
adaptieve cruise control (ACC). Het systeem
wordt dan uitgeschakeld en op het display in
de instrumentengroep geeft de melding
"Adaptive Cruise Control (ACC) Off" (adap-
tieve cruisecontrol uitgeschakeld) weer.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de adaptieve cruise-
control (ACC) ingeschakeld te laten wan-
neer u deze niet gebruikt. U kunt het
systeem dan per ongeluk instellen en snel-
ler rijden dan u wilt. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een aanrij-
ding kunnen veroorzaken. Laat het sys-
teem altijd uitgeschakeld als u het niet
gebruikt.
Gewenste ACC-snelheid instellen
Wanneer het voertuig de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de knop SET(+)of op
knop de SET(-). Op het display in de instru-
mentengroep wordt de ingestelde snelheid
weergegeven.Als het systeem wordt ingesteld op een rij-
snelheid lager dan 19 mph (30 km/u), zal de
ingestelde snelheid automatisch veranderen
in 19 mph (30 km/u). Als het systeem wordt
ingesteld op een rijsnelheid hoger dan
19 mph (30 km/u), zal de ingestelde snelheid
overeenkomen met de huidige snelheid van
het voertuig.
OPMERKING:
ACC kan niet worden ingesteld als zich een
stilstaand voertuig vlak vóór uw voertuig be-
vindt.
Neem uw voet van het gaspedaal. Doet u dat
niet, dan kan de auto blijven versnellen tot
voorbij de ingestelde snelheid. Als dat ge-
beurt:
• Het bericht "DRIVER OVERRIDE" (ingreep
door de bestuurder) verschijnt in het dis-
play in de instrumentengroep.
• Regelt het systeem niet langer de afstand
tussen uw auto en uw voorligger. Wordt de
voertuigsnelheid alleen bepaald door de
stand van het gaspedaal.
183
Hervatten
Als er een snelheid in het geheugen is inge-
steld, drukt u op de knop RES (hervatten) en
haalt u daarna uw voet van het gaspedaal af.
Op het display in de instrumentengroep
wordt de laatst ingestelde snelheid
weergegeven.
WAARSCHUWING!
U dient de Resume-functie alleen te ge-
bruiken als de verkeers- en wegomstandig-
heden dat toestaan. Terugkeren naar een
ingestelde snelheid die te hoog of te laag is
voor de verkeers- of wegomstandigheden
kan tot gevaarlijke situaties leiden doordat
de auto teveel versnelt of afremt. Het ne-
geren van deze waarschuwingen kan een
aanrijding en ernstig of zelfs dodelijk let-
sel tot gevolg hebben.
Ingestelde snelheid aanpassen
De snelheid verhogen
Wanneer ACC is ingesteld, kunt u de inge-
stelde snelheid verhogen door op de knop
SET(+)te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in uw instructieboekje voor meer
informatie. De verhoging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen eenheid,
in Amerikaanse (mph) of metrische (km/u)
eenheden weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 mph. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verhoogd.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display in de instrumentengroep wordt de
snelheidstoename weergegeven.Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 km/u. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 km/u verhoogd.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 10 km/u totdat u de knop loslaat. Op
het display in de instrumentengroep wordt
de snelheidstoename weergegeven.
Snelheid verlagen
Wanneer ACC is ingesteld, kunt u de inge-
stelde snelheid verlagen door op de knop SET
(-)te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in uw instructieboekje voor meer
informatie. De verlaging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen snelheid,
STARTEN EN RIJDEN
184
in Amerikaanse (mph) of metrische (km/u)
eenheden weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display van de instrumentengroep wordt de
snelheidsafname weergegeven.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen
van 10 km/u totdat u de knop loslaat. Op
het display van de instrumentengroep
wordt de snelheidsafname weergegeven.OPMERKING:
• Als u harder rijdt dan de ingestelde snel-
heid en op de toets SET(+)of SET(-)drukt,
wordt de huidige snelheid van het voertuig
de ingestelde snelheid van het systeem.
• Wanneer u de toets SET(-)gebruikt om de
snelheid te verlagen, maar het voertuig door
het afremmen op de motor onvoldoende
vertraagt om de ingestelde snelheid te be-
reiken, zal het voertuig automatisch worden
afgeremd door remsysteem.
• Als uw voertuig is uitgerust met een hand-
geschakelde versnellingsbak, remt het
ACC-systeem het voertuig af tot 15 mph
(24 km/u) wanneer een doelvoertuig wordt
gevolgd.
• Als uw voertuig is uitgerust met een auto-
matische versnellingsbak, brengt het ACC-
systeem het voertuig volledig tot stilstand
wanneer een doelvoertuig wordt gevolgd.
Als een voorliggend voertuig met ACC een
doelvoertuig volgt tot stilstand, moet de
bestuurder na twee seconden op de toets
RES (hervatten) drukken of het gaspedaal
bedienen om ACC weer in te schakelen met
de bestaande ingestelde snelheid.• Het ACC-systeem handhaaft de ingestelde
rijsnelheid als u op een helling of afdaling
rijdt. Een kleine snelheidsverandering op
lichte hellingen is echter normaal. Tijdens
het rijden op een helling of afdaling kan de
transmissie terugschakelen. Dit is normaal
en noodzakelijk om de ingestelde rijsnel-
heid aan te houden. Bij het rijden bergop-
waarts en bergafwaarts zal het ACC-
systeem worden uitgeschakeld als de
temperatuur van de remmen hoger wordt
dan het normale bereik (oververhit).
Volgafstand instellen in ACC
De volgafstand voor de ACC kan worden inge-
steld door de instelling van de volgafstand te
variëren tussen vier balken (grootst), drie
balken (groot), twee balken (normaal) en één
balk (klein). Aan de hand van deze instel-
waarde voor de volgafstand en de rijsnelheid
berekent ACC de afstand tot uw voorligger.
Deze afstand wordt ingesteld. Deze instelling
van de volgafstand wordt weergegeven op het
display in de instrumentengroep.
185