37
Een van deze symbolen verschijnt op het
display. Hiermee wordt de huidige status van
het thermische comfort aangegeven.
Selecteer met de pijltoetsen de gewenste
functie.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
Beschikbare functies Activeren van de functies
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van het thermische comfort te selecteren.Koelen: inschakelen van de
airconditioning en ventilatie in
het interieur via de middelste
ventilatieroosters.
Verwarmen: inschakelen
van de ver warming in het
interieur en de ventilatie via
de onderste ventilatieroosters.
De stoelver warming van de
bestuurdersstoel wordt ook
geactiveerd, mits deze functie is
ingeschakeld. Ontwasemen: inschakelen
van de achterruitverwarming,
de buitenspiegelverwarming
(afhankelijk van de
uitvoering), de ventilatie en de
ver warming in het interieur,
via de zijventilatieroosters
en de ver warming van de
bestuurdersstoel mits deze
functie is ingeschakeld.
Uitschakelen van de functie
voor het programmeren van het
thermische comfort en annuleren
van de geprogrammeerde
waarden.
Indicator van de laadtoestand
van de tractiebatterij
U kunt op de afstandsbediening de
laadtoestand van de tractiebatterij controleren.
Tractiebatterij volledig geladen.
Tractiebatterij voor de helft geladen.
Tractiebatterij bijna ontladen.
Tractiebatterij ontladen.
Vervangen van de batterijen
Batterijtype: CR2032
Maak het kapje los en ver vang de twee
batterijen.Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in als klein chemisch afval.
3
Ergonomie en comfort
70
Starten van de auto
Bij ingeschakelde elektromotor wordt P
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt om de
selectiehendel uit de stand P te halen.
F Selecteer de stand voorruit ( D) of achteruit ( R).F Zet de parkeerrem vrij.
Stilzetten van de auto
Uitzetten van de motor: selecteer de stand P .
Trek altijd de parkeerrem aan om de auto
volledig stil te zetten.
Om de sleutel uit het contact te halen, moet de
selectiehendel in de stand P staan.
Voor het slepen van uw auto moet de
selectiehendel in de stand N staan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het slepen van de
auto .
Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch en
permanent de spanning van de vier banden
zodra het contact is aangezet.
In het ventiel van elke band is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gedetecteerd dat de spanning van een
of meer banden te laag is ten opzichte van de
in het systeem opgeslagen referentiespanning.
Deze referentiespanning moet worden gereset
als de spanning van een band is aangepast of
een wiel is verwisseld.
Het systeem functioneert als de
identificatiecodes van de sensoren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats in het systeem zijn opgeslagen.
U kunt twee sets banden in het geheugen
van het systeem laten opslaan (bijvoorbeeld:
wielen met zomerbanden en wielen met
winterbanden).
Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
waakzaam blijven.
F
L
aat het rempedaal los, de auto zet
zich met lage snelheid in beweging om
manoeuvreren te vereenvoudigen.
F
G
eef gas om naar voren of naar achteren te
rijden.
F
" D " of " R" verschijnt op het display van het
instrumentenpaneel.
Rijden
72
U kunt het systeem resetten via het display van
het instrumentenpaneel, bij aangezet contact
en stilstaande auto.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
H
oud ver volgens de knop A minimaal
3
seconden ingedrukt om het
bandenspanningscontrolesysteem te
resetten.
Het knipperen van het lampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het systeem
wordt gereset.
Als u ver volgens ongeveer 100
meter hebt
gereden, dooft het lampje.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en
ver volgens blijft branden, wijst dit op
een storing in het systeem.
In dit geval wordt de bandenspanning niet
langer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als:
- e en of meer wielen niet zijn voorzien van een
sensor,
-
d
raadloze apparatuur die gebruikmaakt van
dezelfde golflengte zich in de buurt van de
auto bevindt,
-
s
neeuw of ijs zich heeft opgehoopt in de
wielkasten of in de velgen,
-
d
e spanning van de batterij van het
bandenspanningscontrolesysteem
onvoldoende is,
-
d
e identificatiecodes van de druksensoren
van de velgen niet zijn opgeslagen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats werkplaats.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren of monteer
na een lekke band het wiel met de
originele velg, dat is voorzien van een
sensor. Alle reparaties aan een wiel dat met dit
systeem is uitgerust en het ver vangen
van een band moeten worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de tweede in het systeem
opgeslagen set banden is gemonteerd,
wordt de waarschuwing voor een storing
weergegeven zolang de tweede set niet in
het configuratiemenu is geselecteerd.
Bandensets beheren
Als u een tweede bandenset bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
geregistreerd hebt, selecteert u bij het wisselen
van bandenset (bijvoorbeeld: "winterbanden")
de net aangebrachte bandenset in het
configuratiemenu.
Nadat de volgende set is
aangebracht, brengt u de band op de
spanning die is aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
voertuigidentificatie .
De andere bandenset kan via het display van
het instrumentenpaneel geselecteerd worden,
bij aangezet contact en stilstaande auto.
Rijden
5
Het is raadzaam voor één CD niet meer dan
één standaard voor het branden te gebruiken.
Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4x)
in voor een optimale geluidskwaliteit.
Gebruik bij een multisessie- CD altijd de
standaard Joliet.
Afspeellijsten op de CD, de MP3 -speler, de iPod of de
USB-stick moeten van het type ".m3u" of ".wpl" zijn.
Het maximum aantal herkende bestanden bedraagt
5000 verdeeld over 500 afspeellijsten op maximaal
8
verschillende niveaus.
Op een CD kunt u maximaal 255 MP3 -
bestanden zetten, verdeeld over maximaal
192 afspeellijsten op maximaal 8 niveaus. Wij
raden echter aan om ze over hooguit twee
niveaus te verdelen om de duur van het lezen
van de CD beperkt te houden.
Bij het lezen van de CD wordt de menustructuur
genegeerd.
Sluit geen externe harde schijf of USB-
apparaten die niet bestemd zijn voor
audioweergave aan op de USB-aansluiting;
hierdoor zou namelijk de audio-installatie
beschadigd kunnen raken.
Gebruik uitsluitend USB-sticks met de
bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Gebruik geen USB-verdeelstekker
om beschadiging van het systeem te
voorkomen.
Bluetooth® Streaming Audio
Streaming biedt de mogelijkheid
audiobestanden van de telefoon via de
luidsprekers van de auto te beluisteren.
Maak een verbinding met de telefoon: zie de
rubriek " Telefoon ".
In het menu " Bluetooth: Audio " moet u de
telefoon selecteren die u wilt koppelen.
Het audiosysteem wordt automatisch
verbonden met de zojuist gekoppelde telefoon.
Activeer de bron Streaming door op
de toets SRC/TEL te drukken.
In sommige gevallen moet het
afspelen van audiobestanden via het
toetspaneel worden geactiveerd.
Via de toetsen op het bedieningspaneel van
de radio en de bediening op het stuur wiel kunt
u op de gebruikelijke wijze de muziekstukken
aansturen, als de smartphone de functie
ondersteunt.
De informatie over de muziekstukken kan op
het display worden weergegeven.
De kwaliteit van de weergave is afhankelijk van
de kwaliteit van het signaal van de telefoon.
Apple®-speler aansluiten
Sluit de Apple®-speler met een geschikte kabel
(niet bijgeleverd) aan op de USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
Het bedienen van de randapparatuur gebeurt
via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het
aangesloten apparaat (artiesten/albums/
genres/playlists/audioboeken/podcasts).
De softwareversie van de autoradio kan
incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple
®-speler.
Om problemen bij het gebruik van de apparatuur
te voorkomen is het raadzaam uitsluitend gebruik
te maken van originele Apple
® USB-kabels.
.
Bluetooth®-audiosysteem
11
Het geluid van de radio valt 1 tot 2 seconden
we g. Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking
van het geluid naar een eventuele sterkere
zender voor een betere ontvangst van het
station. Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel
zich te vaak en steeds op hetzelfde traject
voordoet.
De verkeersinformatie TA wordt weergegeven.
Ik ontvang geen verkeersinformatie. Stem af op een zender die wel
verkeersinformatie uitzendt.Stem af op een radiozender die wel
verkeersinformatie uitzendt.
De voorkeuzezenders kunnen niet worden
ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt
weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.
Druk op de toets SRC/ TEL om terug te keren
naar de band (FM1 of FM2) waar de zenders
zijn opgeslagen.
De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet
worden afgespeeld. De CD is ondersteboven in de speler
geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen
audiobestanden of bevat audiobestanden die
niet door het audiosysteem worden herkend.
De CD is voorzien van een beveiligingssysteem
dat niet door het audiosysteem wordt herkend.
- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in
de speler is geplaatst.
-
C
ontroleer de staat van de CD: de CD kan niet
worden gelezen als deze te veel is beschadigd.
-
C
ontroleer de inhoud van de CD als deze zelf
is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk
"Audi o".
-
D
e Cd-speler van het audiosysteem kan geen
DVD's afspelen.
-
W
anneer er sprake is van een slechte kwaliteit
kunnen sommige zelfgebrande CD's niet door
het audiosysteem worden afgespeeld.
De geluidskwaliteit van de CD is slecht. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg
ze zorgvuldig op.
De audio-instellingen (bassen, hoge tonen,
klankkleur) zijn niet op de CD-speler afgestemd.
Zet het geluidsniveau van de lage en hoge tonen
op 0, zonder een geluidseffect te selecteren.
De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken. De batterijspanning van de randapparatuur is
misschien te laag.Laad de batterij van de randapparatuur op.
Op het display wordt de melding "Storing USB-randapparatuur"
of "Randapparatuur niet herkend" weergegeven.De USB-stick wordt niet herkend.Gebruik uitsluitend USB-sticks die geformatteerd
zijn naar FAT32 (28 -bit File Allocation Table).
.
Bluetooth®-audiosysteem
12
Een telefoon wordt automatisch aangesloten als een
verbinding met een andere telefoon wordt verbroken.Automatisch verbinding maken heeft voorrang
op handmatig verbinding maken.Verander de instellingen van de telefoon om het
automatisch verbinding maken uit te schakelen.
De iPod wordt bij het aansluiten op de USB-
aansluiting niet herkend. De generatie van de iPod is niet compatibel met
de USB.
De harde schijf of het apparaat wordt bij het
aansluiten op de USB-aansluiting niet herkend. Sommige harde schijven en apparaten hebben
meer stroom nodig dan de voeding die het
radiosysteem levert.Sluit de randapparatuur aan op de
230
V-aansluiting, de 12V-aansluiting of een
externe voeding.
Let op: controleer of de randapparatuur zelf
geen signaal van meer dan 5
V afgeeft (kans op
schade).
Tijdens streaming audio wordt het geluid tijdelijk
onderbroken. Sommige telefoons geven voorrang aan de
handsfree-signaalverbinding.Schakel de "handsfree"-verbinding uit voor een
betere weergave van de streaming-audio.
Bij het afspelen tijdens "Alle random" worden
sommige nummers overgeslagen. De functie "Alle random" kan maximaal 999
nummers lezen.
Na het afzetten van de motor wordt de radio na
enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog
werken zolang de laadtoestand van de accu dat
toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de
eco-modus van de autoradio is geactiveerd om
te voorkomen dat de accu van de auto ontladen
raakt.Start de motor van de auto om de laadtoestand
van de accu te verhogen.
De melding "het audiosysteem is over verhit"
verschijnt op het display. Om het audiosysteem te beschermen tegen
een te hoge omgevingstemperatuur, activeert
de autoradio automatisch een thermische
beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de
CD-speler uitschakelt.Schakel het audiosysteem enkele minuten uit
om het systeem te laten afkoelen.
Bluetooth®-audiosysteem
111
12V- ac c u ....................................... 85-86, 88-89
AAansluiting 12V .......................................... 27-2 8
ABS ........ ......................................................... 48
ABS met elektronische remdrukregelaar
....... 48
A
ccessoires ..................................................... 45
Accu
.................................................................. 9
Achtercompartiment
....................................... 84
Achterklep sluiten
......................................21-22
Achterlichten
...............................
....................99
Achterruitverwarming
..................................... 34
Achteruitrijlicht
.............................................. 10 0
Actieradius
................................................ 15, 18
Afmetingen
.................................................... 108
Afstandsbediening
.............................. 20,
34-39
Airbags
...............................
.............9, 54 , 58-59
Airbags vóór
........................................ 54-56, 59
Airconditioning
.......................................... 30-33
Alarmknipperlichten
........................................ 46
A
ntiblokkeersysteem (ABS)
............................48
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
...... 49
A
utomatisch branden remlichten
.................... 46
A
utomatisch inschakelen verlichting
..............42
Automatisch uitschakelen van de verlichting ......42
BBanden ................ .............................. 70 -72, 109
Bandenreparatieset .................................. 90-93
Bandenspanning
............................... 70 -72, 109
Bandenspanningscontrole (met set)
......... 9
0-93
Bandenspanning te laag (detectie)
...........70 -72
Bekerhouder
..............................
.....................27
Binnenspiegel ................................................. 27
Bluetooth (handsfree set) .................................6
Buitenspiegels ................................................. 26
CCD MP3 ......................................................... 3- 4
CD-/MP3-speler ............................... .............3-4
Claxon
............................................................. 46
Controle-eenheid
...............................
.............77
Controles
............................................. 84,
86 - 87
DDerde remlicht ............................................... 10 0
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
......12, 17-18 , 70 -72
Dimlicht
........................................................... 98
Dimmer dashboardverlichting ~ Dashboardverlichting (dimmer)
............15 -16
Display
....................................................... 15 -16
EElectronic Stability Program (ESP) ................49
E lektromotor .................................................. 10 6
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Electronic Brake
Force Distribution (EBD)
..............................48
Elektronische startblokkering ~ Startblokkering, elektronische
............ 19
-20
GGeluidssignaal voor voetgangers ...................46
Gewichten ..................................................... 10
7
Grootlicht
................................................... 13,
97
HHandsfree set .................................................... 6
Hoofdsteunen ............................................ 24-26
Hoofdsteunen verstellen
.................................24
Hulpoproep
................................................ 47- 4 8
IIdentificatie (stickers) .................................... 109
Identificatiegegevens .................................... 109
Indeling interieur ~ Interieurindeling
...............27
Inklappen/uitklappen buitenspiegels ~
Buitenspiegels, in- en uitklappen
.................27
Instrumentenpaneel
.......................................... 7
Interieurfilter
.................................................... 86
Interieurfilter (vervangen)
...............................86
ISOFIX
............................................................ 64
ISOFIX (bevestigingen) .............................63, 65
ISOFIX-bevestigingen
..............................63, 65
ISOFIX-kinderzitjes ................................... 63-65
KKentekenplaatverlichting ..............................10 0
Kilometerteller ................................................. 15
Kinderbeveiliging
...................................... 65, 67
Kinderen
.................................................... 62- 65
.
Trefwoordenregister