Page 33 of 353

Sleutels, portieren en ruiten31Handbediende ruitenDe portierruiten kunnen met de hand‐
slingers worden geopend of gesloten.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Vertraagde uitschakeling stroom
3 206.
Druk de schakelaar van de desbetref‐
fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Knop een stukje indrukken of uittrek‐ ken: ruit gaat omhoog of omlaag
zolang u de schakelaar bedient.
De toets zover mogelijk indrukken of
uittrekken en loslaten: de ruit gaat
automatisch omhoog of omlaag met
de beveiligingsfunctie geactiveerd. U
stopt de ruit door de schakelaar
nogmaals in dezelfde richting te
bedienen.
Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten
onmiddellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling trekken en vast‐ houden. De ruit gaat omhoog zonder
geactiveerde beveiligingsfunctie. Om
de beweging te stoppen, laat u de
schakelaar los.
Page 34 of 353

32Sleutels, portieren en ruitenKinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk z in om de achterste elektri‐
sche portierruiten te deactiveren; de
led licht op. Druk voor het activeren
nogmaals op z.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
De ruiten zijn met de handzender van de buitenzijde te openen en sluiten.
Houd c ingedrukt om de ruiten te
openen.
Houd e ingedrukt om de ruiten te slui‐
ten.
Laat de knop los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig geopend of
gesloten zijn, lichten de alarmknip‐
perlichten tweemaal op.
Overbelasting Door herhaalde, snel opeenvolgende
bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐ wingstekst op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 125.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Contact inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog twee
seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
Page 35 of 353
Sleutels, portieren en ruiten33Achterruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van het motortype wordt
de verwarmbare achterruit automa‐
tisch ingeschakeld bij het reinigen
van de dieselpartikelfilter.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Onderweg moeten de spiegelkappen
gesloten zijn.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Rolschermen
Om het zonlicht op de tweede zitrij te
verminderen, trekt u het scherm aan
de handgreep omhoog en haakt u het
vast aan de bovenkant van de portier‐ opening.
Dak
Panoramadak
Trek aan de schuif om de afdekking
van het panoramadak te openen.
Duw tegen de schuif om het panora‐
madak af te dekken.
Zonnescherm Het zonnescherm boven de zitplaat‐
sen achter wordt elektrisch bediend.
Page 36 of 353

34Sleutels, portieren en ruitenG:openenH:sluiten
Druk G of H een beetje in: het
zonnescherm gaat omhoog of
omlaag zolang u de schakelaar
bedient.
Druk G of H stevig tot de tweede klik
in en laat deze los: het zonnescherm
gaat automatisch omhoog of omlaag. Om de beweging te stoppen, drukt u
nogmaals op de schakelaar.
Beveiligingsfunctie
Stuit het zonnescherm tijdens het
automatisch sluiten op een obstakel,
dan stopt het meteen en gaat het
weer open.
Standby-functie
In contactschakelaarstand 1 werkt
het zonnescherm 3 205.
Initialisatie na een
stroomonderbreking
Na het uitvallen van de stroom kan
het zonnescherm wellicht alleen in
beperkte mate worden bediend.
Initialiseer het systeem als volgt:
1. Draai de sleutel in het contact naar stand 1.
2. Druk tweemaal rustig op G
(openen) tot de eerste aanslag;
het zonnescherm opent iets.
3. Druk onmiddellijk tweemaal rustig
op H (sluiten) tot de eerste
aanslag; het zonnescherm sluit
iets.Na stap 3 is het zonnescherm in
de initialisatiemodus zonder
veiligheidsfunctie.
4. Druk rustig op G (openen) tot de
eerste aanslag totdat het zonne‐
scherm helemaal open is.
5. Druk rustig op H (sluiten) tot de
eerste aanslag totdat het zonne‐
scherm helemaal dicht is.
Na deze procedure wordt het zonne‐ scherm geïnitialiseerd met geacti‐
veerde veiligheidsfunctie.
Wanneer tijdens het initialiseren
stevig op G of H wordt gedrukt tot de
tweede aanslag, wordt de procedure
geannuleerd.
Page 37 of 353

Stoelen, veiligheidssystemen35Stoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 35
Actieve hoofdsteunen ................36
Voorstoelen .................................. 37
Stoelpositie ................................ 37
Handmatige stoelverstelling ......38
Elektrische stoelverstelling ........40
Armsteun ................................... 42
Verwarming ............................... 43
Achterbank ................................... 43
Zitplaatsen tweede zitrij .............43
Zitplaatsen derde zitrij ...............48
Veiligheidsgordels .......................50
Driepuntsgordel ......................... 51
Airbagsysteem ............................. 54
Frontaal airbagsysteem .............57
Zijdelings airbagsysteem ...........58
Gordijnairbagsysteem ...............59
Airbag deactiveren ....................59
Kinderveiligheidssystemen ..........61
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 64Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Page 38 of 353
36Stoelen, veiligheidssystemenHorizontale verstelling
Trek de hoofdsteun naar voor als u
deze horizontaal wilt afstellen. Hij klikt
vast in verschillende posities.
U zet deze weer helemaal naar
achteren door deze geheel naar
voren te trekken en los te laten.
Hoofdsteunen van achterbank
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Verwijderen
Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.
Actieve hoofdsteunen
Bij een aanrijding van achteren bewe‐ gen de voorste gedeelten van deactieve hoofdsteunen iets naar voren.
Op deze wijze wordt het hoofd dusda‐
nig gesteund dat het risico van een
whiplash afneemt.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen
alleen bevestigd worden als de stoel niet wordt gebruikt.
Page 39 of 353

Stoelen, veiligheidssystemen37Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het bedienen van de
pedalen licht gebogen zijn. De
passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. Uw dijen
dienen licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
● Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. Stel
de hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel, contact blijven
houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 99.
● Hoofdsteun instellen 3 35.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 51.
● De instelbare dijbeensteun zo instellen dat de afstand tussen de
rand van de zitting en de knie‐
holte ca. twee vingers breed is.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de
wervelkolom ondersteunt.
Page 40 of 353
38Stoelen, veiligheidssystemenHandmatige stoelverstellingZorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
schuiven om er zeker van te zijn dat de stoel vergrendeld is.
Hoek van rugleuning
Aan hendel trekken, hellingshoek
instellen en hendel loslaten. Laat de
rugleuning hoorbaar vastklikken.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaag