107)Als het startsysteem op MAR wordt
gezet en hetlampje niet gaat branden
of tijdens het rijden blijft branden, dan is
er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet in
werking treden bij een ongeval of, in een
zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in
werking treden. Neem, alvorens verder te
rijden, onmiddellijk contact op met het
Jeep Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
108)In sommige versies gaat in het geval
van een storing van de led
OFF(op de
plaat van het instrumentenpaneel) het
lampje
op het instrumentenpaneel
branden en worden de airbags aan de
passagierszijde uitgeschakeld. In sommige
versies gaat in het geval van een storing
van de led
ON(op de plaat van het
instrumentenpaneel) het lampjeop de
console branden.
109)Bedek bij voertuigen met zijairbags
de rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.
110)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig
letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.111)Laat na diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Jeep
Servicenetwerk controleren.112)Als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook wanneer de motor is afgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook
al staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen, kan
dit leiden tot ernstig letsel en zelfs tot de
dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud ten slotte dat als het
startsysteem in de STOP-stand staat, bij
een botsing geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) wordt
geactiveerd; het is dus geen
systeemstoring als deze systemen in deze
gevallen niet worden ingeschakeld.
147
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt benutten.
We zullen u laten zien hoe u het voertuig
in elke situatie veilig kunt besturen,
zodat het een echte "maatje" voor u kan
zijn, waarbij het comfort en de
portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN............150
DE AUTO PARKEREN..........152
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)....................152
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........155
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........156
VERSNELLINGSBAK MET DUBBELE
KOPPELING...............158
VIERWIELAANDRIJVING - JEEP ACTIVE
DRIVE (4WD) en JEEP ACTIVE DRIVE
LOW (4WD LOW).............162
SELEC-TERRAIN.............163
STOP/START-SYSTEEM........164
SNELHEIDSBEGRENZER.......166
ELEKTRONISCHE CRUISE-
CONTROL.................167
ADAPTIVE CRUISE CONTROL (ACC) .168
PARKSENSE SYSTEEM.........174
ACTIVE PARKSENSE-SYSTEEM . . .178
SIDE DISTANCE WARNING-
SYSTEEM.................183
LANESENSE-SYSTEEM (waarschuwing
rijstrookafwijking)............185
ACHTERUITRIJCAMERA (PARKVIEW®
REAR BACKUP CAMERA).......187
TANKEN..................188
AANHANGERS TREKKEN.......192
149
MOTOR STARTEN
116) 117) 118)44) 45) 46) 47)
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de motor
te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
LPG-versies
De motor wordt altijd op benzine gestart,
ongeacht de eerder geselecteerde
gekozen modus.
Daarom moet er altijd benzine in de tank
zitten om de benzinepomp te
beschermen en tijdelijke omschakeling
van aardgas of LPG naar benzine te
garanderen, als er hoge prestaties vereist
zijn.
PROCEDURE VOOR VERSIES MET
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Ga als volgt te werk:schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in de
vrijstand;
draai de contactsleutel naar MAR. Bij
Dieselversies gaat lampjeop het
instrumentenpaneel branden: wacht tot
het lampje uitgaat;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start;
als de motor niet binnen 10 seconden
start, de contactsleutel weer naar STOP
draaien en 10-15 seconden wachten
alvorens de startprocedure te herhalen.
PROCEDURE VOOR VERSIES MET
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
Ga als volgt te werk:schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in P
(Parkeren) of N (Vrijstand);
trap het rempedaal volledig in zonder
het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV;als de motor niet start, de
contactsleutel weer naar STOP draaien
en 10-15 seconden wachten alvorens de
startprocedure te herhalen.
BELANGRIJK Als het symbool,
met de contactsleutel op MAR, samen
met het controlelampje
gaat
branden, de contactsleutel naar STOP
draaien en terug naar MAR. Als hetlampje (of het symbool op het display)
blijft branden, probeer het dan met de
andere sleutels die bij het voertuig
geleverd zijn. Neem contact op met
het Jeep Servicenetwerk als de motor
nog steeds niet gestart kan worden.
STARTPROBLEMEN
De motor starten als de batterij van de
elektronische sleutel (Keyless Enter-N-Go)
leeg is
Als de startinrichting niet reageert
wanneer de betreffende knop wordt
ingedrukt, kan de batterij van de
elektronische sleutel leeg zijn. Daarom
herkent het systeem de aanwezigheid van
de elektronische sleutel aan boord van
het voertuig niet en wordt er een speciaal
bericht weergegeven.
Leg in dat geval de ronde kant van de
elektronische sleutel (de kant tegenover
de metalen baard) op de startinrichting
en druk met de elektronische sleutel op
de knop. Op die manier wordt de
startinrichting geactiveerd en kan de
motor gestart worden.
DE MOTOR UITZETTEN
Ga als volgt te werk:parkeer het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor andere
weggebruikers; schakel een versnelling in
150
STARTEN EN RIJDEN
(uitvoeringen met handgeschakelde
versnellingsbak) of zet de
versnellingspook in de stand P (Parkeren)
(uitvoeringen met automatische
versnellingsbak);
draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
Voertuigen met een elektronische sleutel
(Keyless Enter-N-Go):bij een snelheid
hoger dan 8 km/h (5 mph) is het
mogelijk om de motor uit te schakelen,
alsook met de automatische
versnellingsbakhendel in een andere
stand dan P (Parkeren). Om de motor dit
geval uit te zetten, houd de startknop een
tijdje ingedrukt of druk hem binnen
enkele seconden 3 keer achtereenvolgens
in. Zo wordt de motor stilgezet en
schakelt de contactsleutel over naar de
stand MAR.
BELANGRIJK
116)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.117)De rembekrachtiging werkt niet
zolang de motor niet is gestart; om die
reden is meer kracht dan normaal
benodigd voor de bediening van het
rempedaal.
118)Probeer de motor nooit te starten
door de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor kan
de katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
44)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode, of gedurende de eerste
1600 km (1000 mijl) niet de maximale
prestaties van de auto te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).
45)Laat de startinrichting nooit in de
stand MAR staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
46)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is schadelijk voor de
motor.47)Als het
waarschuwingslampje na
het starten of na langdurig "aanzwengelen"
gaat knipperen, duidt dit op een defect
van het voorgloeisysteem. Als de motor
start, kan het voertuig normaal gebruikt
worden, maar moet er zo snel mogelijk
contact opgenomen worden met het Jeep
Servicenetwerk.
151
BEDIENING VAN DE
ELEKTRISCHE PARKEERREM
De elektrische parkeerrem kan op de
volgende manieren werken:
"Dynamische werkwijze": deze modus
wordt ingeschakeld door de schakelaar
continu tijdens het rijden te bedienen;
"Statische werkwijze in- en
uitschakeling": bij stilstaande auto kan
de elektrische parkeerrem worden
ingeschakeld door de schakelaar op de
tunnelconsole eenmaal te bedienen. Druk
daarentegen op de schakelaar en trap
tegelijkertijd het rempedaal in om de rem
uit te schakelen;
“Drive Away Release” (indien
aanwezig): de elektrische parkeerrem
wordt automatisch gedeactiveerd
wanneer wordt waargenomen dat de
bestuurder de auto voor- of achteruit wil
laten rijden. Op versies met een
automatische versnellingsbak is het
tevens nodig dat de veiligheidsgordel van
de bestuurder is vastgezet;
"Safe Hold": wanneer de
voertuigsnelheid lager is dan 3 km/h, de
versnellingspook niet in P (Parkeren)
staat bij versies met automatische
versnellingsbak en de intentie van de
bestuurder om de auto te verlaten wordt
gedetecteerd, wordt de elektrische
parkeerrem automatisch ingeschakeldzodat de auto in veilige omstandigheden
verkeert;
“Auto Park Brake”: als de
voertuigsnelheid lager is dan 3 km/h,
wordt de elektrische parkeerrem
automatisch ingeschakeld als de
versnellingspook naar stand P (Parkeren)
wordt gezet (versies met automatische
versnellingsbak), of met het contactslot
op STOP (versies met handgeschakelde
versnellingsbak). Wanneer de parkeerrem
is ingeschakeld en op de wielen is
toegepast, gaan de led op de schakelaar
fig. 102 op de tunnelconsole en het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gelijktijdig branden.
Elke automatische inschakeling van de
parkeerrem kan geannuleerd worden door
de schakelaar op de tunnelconsole in te
drukken en tegelijkertijd de
versnellingspook voor de automatische
versnellingsbak naar stand P (Parkeren)
te zetten of de startinrichting naar STOP
te zetten (versies met handgeschakelde
versnellingsbak). Deze modus kan
bediend worden met behulp van het
Menu van hetUconnect systeem™.
SAFE HOLD
Dit is een veiligheidsfunctie die
automatisch de elektrische parkeerrem
inschakelt in het geval van een
omstandigheid die gevaarlijk is voor het
voertuig.Als:
de voertuigsnelheid lager is dan
3 km/h;
de versnellingspook niet in P
(Parkeren) staat (versies met
automatische versnellingsbak);
de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is omgelegd;
het bestuurdersportier open staat;er zijn geen pogingen waargenomen
om het rempedaal of het gaspedaal, of,
op versies met een handmatige
versnellingsbak, de koppeling te
bedienen.
de parkeerrem wordt automatisch
ingeschakeld om beweging van het
voertuig te voorkomen.
De functie Safe Hold kan tijdelijk worden
uitgeschakeld door de schakelaar op de
tunnelconsole in te drukken en
tegelijkertijd het rempedaal in te
trappen, als het voertuig stilstaat en het
bestuurdersportier geopend is.
Eenmaal uitgeschakeld zal de functie
weer ingeschakeld worden zodra de
voertuigsnelheid 20 km/h bereikt of
wanneer de startinrichting naar STOP en
daarna naar MAR wordt gezet.
154
STARTEN EN RIJDEN
inschakelen met ingeschakelde rem" in
dit hoofdstuk).
BELANGRIJK GEEF GEEN gas bij het
schakelen van stand P (of N) naar een
andere stand.
BELANGRIJK Wacht na het selecteren
van een versnelling enkele seconden
alvorens gas te geven. Deze
voorzorgsmaatregel is bijzonder
belangrijk bij een koude motor.
AutoStick - Sequentiële schakelmodus
In het geval van veelvuldig schakelen
(bijv. wanneer het voertuig gebruikt wordt
met een zware lading, op hellingen,
sterke tegenwind of bij het trekken van
zware aanhangwagens), wordt
geadviseerd de modus AutoStick
(sequentieel schakelen) te gebruiken om
een lagere vaste overbrengingsverhouding
te selecteren en behouden.
Het is mogelijk om te schakelen van
stand D (Drive) naar de sequentiële
modus onafhankelijk van de rijsnelheid.
Inschakeling
Met de versnellingspook in stand D
(Drive) de hendel naar links verplaatsen
om de sequentiële rijmodus in te
schakelen (indicatie – en + op het
paneel). De ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven op het display.Schakelen vindt plaats door de
versnellingspook naar voren te
verplaatsen, naar symbool – of naar
achteren, naar symbool +.
Uitschakelen
Zet de versnellingspook terug in stand D
(Drive) ("automatische" rijmodus).
WERKING VERSNELLINGSBAK IN
EEN NOODGEVAL
(waar aanwezig)
De werking van de versnellingsbak wordt
continu bewaakt om elke eventuele
storing te detecteren. Als er een
omstandigheid wordt gedetecteerd die tot
schade aan de versnellingsbak zou
kunnen leiden, wordt de functie
"noodgeval versnellingsbak" geactiveerd.
In deze omstandigheid blijft de
versnellingsbak in de 4e versnelling
staan, onafhankelijk van de
geselecteerde versnelling.
Standen P (Parkeren), R
(Achteruitversnelling) en N (Vrijstand)
werken nog. Symbool
kan op het
display gaan branden
In het geval van een "noodgeval
versnellingsbak" onmiddellijk contact
opnemen bij het dichtstbijzijnde Jeep
Servicepunt.Tijdelijke storing
In het geval van een tijdelijke storing,
kan de correcte werking van de
versnellingsbak voor alle
vooruitversnellingen hersteld worden door
als volgt te werk te gaan:
stop het voertuig;zet de versnellingspook in P
(Parkeren).
draai de contactsleutel naar STOP;wacht ongeveer 10 seconden, start
daarna de motor weer;
selecteer de gewenste versnelling: als
het probleem niet opnieuw wordt
vastgesteld is de correcte werking van de
versnellingsbak hersteld.
BELANGRIJK In het geval van een
tijdelijke storing wordt toch
geadviseerd zo spoedig mogelijk
contact op te nemen met het Jeep
Servicenetwerk.
STARTBLOKKERING EN
PARKEERSTAND
Versies uitgerust met het Keyless
Enter-N-Go systeem: voor deze functie
moet de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
contactsleutel naar STOP gedraaid wordt.
Versies uitgerust met mechanische sleutel:
voor deze functie moet de
versnellingspook in stand P (Parkeren)
157
WEGRIJDEN MET DE AUTO
Trap, om weg te rijden met de auto,
vanuit P het rempedaal in, en druk op de
knop op de keuzehendel om deze in de
gewenste stand (D, R of sequentieel) te
plaatsen. Op het display verschijnt de
ingeschakelde versnelling.
Wanneer het rempedaal wordt losgelaten,
beweegt de auto voor- of achteruit zodra
de manoeuvre is ingeschakeld ("creeping"
effect). In dit geval hoeft het gaspedaal
niet ingedrukt te worden.
BELANGRIJK Als de ingeschakelde
versnelling (weergegeven op het
display) niet overeenstemt met de
stand van de keuzehendel, wordt dit
gemeld door het knipperen van de
betreffende letter op de sierlijst van
versnellingsbak (er wordt ook een
geluidsignaal afgegeven).
Deze toestand moet niet beschouwd
worden als een werkingsfout, maar
eenvoudigweg als een verzoek van het
systeem om de manoeuvre te herhalen.
BELANGRIJK Bij stationair draaiende
motor en in sequentiële modus wordt
het schakelverzoek voor de 2
e
versnelling niet door het systeem
aanvaard (ongeacht of het rempedaal
al dan niet wordt ingetrapt).
Als zich, bij ingeschakelde 1e
versnelling of de achteruit (R), de
volgende omstandigheden voordoen:
hellingsgraad van de weg meer dan
5%;
koppeling oververhit;motorkoppel gedurende bepaalde tijd
constant (bijvoorbeeld als de auto tegen
een trottoir aanrijdt of op een helling
naar boven/beneden geparkeerd wordt);
kan de auto in beweging worden gezet
door het gaspedaal in te trappen.
BELANGRIJK Wees uiterst voorzichtig
met een uitgeschakelde elektrische
parkeerrem en losgelaten rempedaal,
stationair draaiende motor en
keuzehendel in de stand D, R of
sequentieel, want de auto kan ook
voortbewegen zonder dat het gaspedaal
wordt bediend. Deze toestand kan
worden benut met de auto op een
vlakke ondergrond tijdens scherpe
parkeermanoeuvres waarbij alleen het
rempedaal wordt gebruikt.
UITSCHAKELING VOERTUIG
Versies uitgerust met een sleutelloos
startsysteem: zet de keuzehendel op P
(Parkeren) voordat het voertuig wordt
uitgeschakeld met de knop naast het
stuurwiel (zie fig. 106 ).Versies uitgerust met sleutel zonder
afstandsbediening: zet de keuzehendel op
P (Parkeren) voordat de sleutel uit de
startinrichting wordt genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en de
contactsleutel is ingeschakeld, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Versies met een Start&Stop-systeem:om
de motor uit te schakelen, moet het
voertuig worden stilgezet door de juiste
druk op het rempedaal uit te oefenen.
Als de druk niet voldoende is, schakelt
de motor niet uit. Dit kenmerk kan benut
worden om te voorkomen dat de motor
afslaat in bepaalde verkeerssituaties.
106J0A0022C
160
STARTEN EN RIJDEN
SNOW (sneeuw): met deze modus kan
meer stabiliteit verkregen worden op
gladde of met sneeuw bedekte
ondergronden. Te gebruiken om over
verharde en onverharde wegen te rijden
in geval van wegdekken met weinig grip,
zoals met sneeuw bedekte wegen.
SAND (zand): rijmodus voor onverharde
wegen te gebruiken op wegdekken met
weinig grip, zoals zanderige
oppervlakken. De versnellingsbak is
ingesteld om maximale tractie te bieden.
MUD (modder): rijmodus voor
onverharde wegen met wegdekken met
slechte grip, zoals met modder bedekte
grond of nat gras.
ROCK (rotsen)(alleen voor
Trailhawk-versies): deze modus is alleen
beschikbaar als de modus 4WD LOW
ingeschakeld is. Het systeem zet de auto
op maximale tractie en geeft het grootste
stuurvermogen op onverharde wegen met
wegdekken met veel grip. Deze modus
biedt de beste prestaties bij het rijden
over "onverharde wegen". Deze modus
moet gebruikt worden om obstakels te
kunnen overwinnen op lage snelheid,
zoals grote rotsen, diepe scheuren, enz.Wanneer de motor gestart wordt, wordt
de AUTO-modus automatisch
geselecteerd (led brandt naast het woord
AUTO).
Als aan knop A fig. 109 gedraaid wordt,
blijft de led naast het woord AUTO
branden. De andere leds gaan achter
elkaar branden, afhankelijk van de met
de knop ingestelde standen, zodat de
bestuurder kan begrijpen welke de
nieuwe gewenste modus is.
Zodra de gewenste modus is ingesteld
(led naast het betreffende woord brandt),
laat de knop dan in die stand staan zodat
hetSelec-Terrain™systeem in werking
treedt om de gewenste modus in te
schakelen.
STOP/START-SYSTEEM
Het Stop/Star-systeem zet automatisch
de motor af wanneer de auto stilstaat en
start de motor zodra de bestuurder wil
wegrijden.
Dit verhoogt de efficiency van de auto
dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
129) 130)53)
WERKING
Uitschakelmodus van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met automatische versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig en ingetrapt
rempedaal, wordt de motor uitgeschakeld
als de versnellingspook in een andere
stand dan R staat.
Als het voertuig heuvelopwaarts tot
stilstand wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhindert om
164
STARTEN EN RIJDEN