ook kunnen voelen alsof het rempedaal
weerstand biedt als het wordt ingetrapt.
Houd in deze situatie het rempedaal
stevig ingetrapt. Pomp niet met de
remmen, want dit kan leiden tot een
verminderde remwerking.
Als direct na het starten van de motor
wordt weggereden, kan er een
werkingsgeluid uit de motorruimte
komen of kan het rempedaal schokken.
Dit zijn normale geluiden of
omstandigheden als het ABS-systeem
een zelfcontrole uitvoert. Het duidt niet
op een storing.
Het ABS kan worden gebruikt als het
voertuig een snelheid van meer dan
ongeveer 10 km/u heeft behaald. De
werking wordt geannuleerd als de
voertuigsnelheid daalt tot onder 7 km/u.
208) 209) 210) 211) 212) 213) 214) 215) 216)
Na het rijden over bevroren wegen
Verwijder eventuele sneeuw en ijs van
de wielen, nadat over bevroren of
besneeuwde wegen is gereden. Wees
bij voertuigen met ABS voorzichtig dat
u de wielsnelheidssensoren (A) of de
kabels bij ieder wiel niet beschadigt.Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) (waar aanwezig)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) neemt de controle over het
antiblokkeersysteem, de actieve
stabiliteitsregeling en de actieve
tractieregeling over om te helpen de
tractie en controle over het voertuig te
behouden. Lees dit gedeelte samen
met de pagina over het
antiblokkeersysteem, de actieve
stabiliteitsregeling en de actieve
tractieregeling.
217) 218) 219) 220)
Opmerking In de volgende situaties kan
er een werkingsgeluid uit de
motorruimte komen. Het geluid gaat
gepaard met de
controlewerkzaamheden van de ESC.
In dit geval kan het rempedaal
schokken als u het intrapt. Dit duidt niet
op een storing:
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet.
Als een tijdje met het voertuig is
gereden nadat de motor is gestart.
Opmerking Als de ESC wordt
geactiveerd, zou de carrosserie van het
voertuig kunnen trillen en zou er een
gierend geluid uit de motorruimte
kunnen komen. Dit duidt op een
normale werking van het systeem. Het
duidt niet op een storing.
Opmerking Als het
waarschuwingslampje van het
antiblokkeersysteem brandt, is de ESC
niet actief.
Opmerking Op voertuigen met
differentieelslot aan de achterkant wordt
de werking van de ESC en het ABS
geannuleerd zolang het achterste
differentieelslot is ingeschakeld. Het
indicatielampje ESC, het indicatielampje
ESC OFF en het waarschuwingslampje
ABS branden zolang de werking is
geannuleerd. Dit duidt niet op een
probleem. Als het achterste
differentieelslot is uitgeschakeld, gaan
de lampjes uit en treden de systemen
weer in werking. Raadpleeg
"Waarschuwingslampje
antiblokkeersysteem (ABS)",
"Indicatielampje ESC en Indicatielampje
ESC OFF".
243AHA103693
148
VEILIGHEID
261)De achteruitkijkcamera is een
hulpsysteem waarmee de bestuurder kan
controleren of zich obstakels achter het
voertuig bevinden. Het blikveld is beperkt
en er moet dus niet teveel op vertrouwd
worden. Rijd even voorzichtig als met een
voertuig zonder achteruitkijkcamera.
262)Controleer visueel, met uw eigen
ogen, de veiligheid rondom het voertuig.
Vertrouw niet volledig op de
achteruitkijkcamera.
BELANGRIJK
161)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
162)De achteruitkijkcamera heeft een
speciale lens waardoor de objecten die op
het scherm worden weergegeven dichterbij
of verder weg kunnen lijken dan ze in
werkelijkheid zijn.163)Door het aantal inzittenden in het
voertuig, de hoeveelheid brandstof, het
gewicht en de plaatsing van de bagage
en/of de toestand van het wegdek, is het
mogelijk dat de lijnen in het beeld van de
achteruitkijkcamera niet in verhouding staan
tot het daadwerkelijke wegdek. Gebruik de
referentielijnen als een richtlijn en controleer
altijd met eigen ogen de veiligheid achter en
rondom het voertuig tijdens het rijden.
217
Mijl x 100012,5 25 37,5 50 62,5 75 87,5 100 112 125
Kilometer x 1000 of20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Stand en conditie van wisrubbers van
ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-
sproeiersysteem controleren en zo nodig de
sproeiers afstellen
●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren
●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van
schijfremmen voor visueel controleren en de
werking van remblokslijtagesensor
controleren
●●●●●●●●●●
Conditie en slijtage van de achterste
trommelremvoeringen visueel inspecteren●●●●●●●●●●
Lagerspeling voor- en achterwielen
controleren●●●
Visueel op vloeistoflekken uit de
automatische versnellingsbak controleren
(motoroliepeil controleren, als lekken
worden gedetecteerd)
●●●● ●●●●
Transmissieolie automatische
versnellingsbak verversen (14)●●
(14) Dit dient alleen bij zwaar gebruik op kilometerstand te gebeuren.
268
SERVICE EN ONDERHOUD
205)Als uw voertuig is voorzien van
ruitenwissers met regensensoren, zet dan
voordat u het voertuig wast, de
wisserschakelaar op "OFF" om de
regensensor uit te schakelen. Anders
zouden de wissers door het water op de
voorruit kunnen worden ingeschakeld en
kunnen beschadigen.
206)Vermijd overmatig gebruik van
wasstraten, aangezien de borstels de lak
kunnen beschadigen, waardoor de lak zijn
glans kan verliezen. Krassen zijn beter
zichtbaar op voertuigen met een donkere
kleur.
207)Sproei of spetter nooit water op de
elektrische componenten in de
motorruimte. Dit zou nadelige gevolgen
kunnen hebben voor de stabiliteit van de
motor. Betracht uiterste zorg bij het wassen
van de onderkant van de carrosserie;
sproei geen water in de motorruimte.
208)Bepaalde soorten warmwaterreinigers
oefenen een hoge druk en warmte op het
voertuig uit. Hierdoor kunnen de harsdelen
van het voertuig vervormen en
beschadigen en kan de binnenkant van het
voertuig vollopen met water. Bewaar
daarom genoeg afstand, ongeveer 70 cm
of meer, tussen de carrosserie en de
spuitmond. Houd de spuitmond ook bij het
wassen rondom de portierruit op een
afstand van 70 cm of meer en in een rechte
hoek met het glasoppervlak.209)Rijd na het wassen van het voertuig
langzaam met het voertuig en trap daarbij
zachtjes het rempedaal in om de remmen
te laten drogen. Natte remmen kunnen
leiden tot een verminderde remwerking.
Bovendien bestaat het risico dat de
remmen bevriezen of onbruikbaar worden
door roestvorming, waardoor het voertuig
niet meer verplaatst kan worden.
210)Let bij gebruik van een automatische
wasstraat op de volgende zaken en
raadpleeg de gebruikershandleiding of een
medewerker van de autowasserette.
Niet-inachtneming van de volgende
procedures kan leiden tot schade aan uw
voertuig:1–debuitenspiegels zijn
ingeklapt. 2 – als uw voertuig is uitgerust
met de stijlantenne, kan deze worden
ingetrokken. Als uw voertuig is uitgerust
met de dakantenne, kan deze worden
verwijderd.3–dewisserarmen zijn op hun
plaats bevestigd met tape. 4 – als uw
voertuig is voorzien van ruitenwissers met
regensensoren, zet dan de
wisserschakelaar op "OFF" om de
regensensor uit te schakelen.
211)Waxproducten met schuurmiddelen
dienen niet gebruikt te worden.
212)Gebruik geen schuurborstel of andere
harde gereedschappen, aangezien ze het
kunststof deel van het oppervlak kunnen
beschadigen.213)Breng geen kunststof delen in contact
met benzine, lichte olie, remvloeistoffen,
motorolie, vetten, verfverdunners,
zwavelzuur (accuvloeistof) waardoor de
kunststof delen kunnen scheuren, vlekken
of verkleuren. Mochten de kunststof
onderdelen er toch mee in contact komen,
veeg ze dan schoon met een zachte doek,
zeem, o.i.d. en een oplossing van een
neutraal reinigingsmiddel in water en spoel
de aangetaste delen af met water.
214)Gebruik geen borstel of ander hard
gereedschap op de wielen. Hierdoor
zouden de wielen kunnen krassen.
215)Gebruik geen zure of basische
reinigingsmiddelen of reinigingsmiddelen
met schuurmiddelen. Hierdoor zou de
coating van de wielen kunnen afbladderen,
verkleuren of vlekken.
216)Spuit niet direct heet water met een
stoomreiniger of ander toestel op de
wielen.
217)Contact met zeewater of strooizout
kan corrosie veroorzaken. Spoel dergelijke
stoffen zo snel mogelijk af.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
289