Page 105 of 228

Om toegang te krijgen tot vulopening 1
fig. 67, het toegangsklepje 2 openen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht tijdens het
tanken:
schakel de motor uit;
trek de handrem aan;
draai de contactsleutel naar de stand
STOP;
rook niet;
geef het speciale verloopstuk 3 aan
het personeel dat LPG tankt.
Het verloopstuk 3 beveindt zich in een
speciale kist.BELANGRIJK Afhankelijk van het land zijn
er verschillende soorten verloopstukken
voor LPG-tankstations. Het verloopstuk
dat bij de auto in een speciaal doosje
wordt geleverd, is speciaal ontworpen
voor het land waarin de auto verkocht is.
Als u in een ander land rijdt, moet u
uitzoeken welke soort adapter hier
gebruikt wordt.
BELANGRIJK Gebruik alleen de
bijgeleverde adapter, aangezien deze
auto van een specifiek
brandstofvoorfilter is voorzien.
TANKCAPACITEIT
Om de tank volledig te vullen, kan men
twee keer bijvullen nadat het tankpistool
is afgeslagen. Meer bijvullen kan
storingen in het
brandstoftoevoersysteem veroorzaken.
TANKDOP
Het brandstofdop wordt samen met de
centrale vergrendeling ontgrendeld en
wordt automatisch geklokt wanneer de
centrale vergrendeling wordt
ingeschakeld.
Openen
Druk op klepje 2 fig. 68 om het te openen
en toegang te krijgen tot de
brandstoftankdop 1. Druk vervolgens op
dop 1 en draai hem linksom.
105)
De dop is voorzien van een koordje 4 dat
aan de klep vastzit, om verlies van de dop
te voorkomen. Haak tijdens het tanken de
dop aan voorziening 3.
Hoe de klep in een noodgeval te openen
(voor bepaalde versies/markten)
In geval van nood aan het koordje
fig. 69 aan de rechterzijde van de
bagageruimte trekken om de tankklep te
openen.
67A0K0906C68A0K0598C
69A0K0599C
103
Page 106 of 228

Door aan het koordje te trekken
ontgrendelt het klepje: het klepje kan dan
worden geopend door erop te drukken.
BELANGRIJK Als er geen
noodvoorziening is om het klepje te
openen, neem dan in noodgevallen
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Sluiten
Maak dop 1 los van voorziening 3 en
steek hem in zijn zitting. Draai de dop
rechtsom tot een of meer klikgeluiden
hoorbaar zijn. Sluit tot slot het klepje 2 en
zorg dat het goed vergrendeld is.
De hermetische afsluiting kan een lichte
toename van de druk in de tank
veroorzaken. Een eventueel
ontluchtingsgeluid wanneer de dop wordt
losgedraaid is dus volkomen normaal.
Brandstof - Grafisch symbool voor de
identificatie van de compatibiliteit van
het voertuig voor consumenten in
overeenstemming met EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de pomp
(waar voorzien).Symbolen voor voertuigen op benzine
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal 10,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V) FAME
(Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734Symbolen voor voertuigen op
benzine/LPG
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal 10,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
LPG: Auto-LPG overeenkomstigEN589
BELANGRIJK
105)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening van
de tank: brandgevaar. Kom niet te dicht met
het gezicht bij de vulopening, om geen
schadelijke dampen in te ademen.
104
STARTEN EN RIJDEN
Page 107 of 228
Een lekke band of een doorgebrand lampje?
Soms kan een probleem uw reis in gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen u helpen om op
zelfstandige en kalme wijze kritieke situaties op te lossen. Wij
adviseren u om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te
bellen dat in het garantieboekje is vermeld. U kunt ook het
universele, nationale of internationale gratis telefoonnummer
gebruiken om het dichtstbijzijnde Alfa Romeo Servicepunt te
vinden.
NOODGEVALLEN
ALARMKNIPPERLICHTEN........................106
EEN LAMP VERVANGEN.........................106
LAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . .............110
ZEKERINGEN VERVANGEN.......................113
EEN WIEL VERVANGEN..........................119
FIX&GO-KIT.................................123
STARTEN MET HULPACCU........................126
AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER .............127
TCT - SLEUTEL VERWIJDEREN .....................128
SLEPEN VAN DE AUTO . .........................130
Page 108 of 228

ALARMKNIPPERLICHTEN
Werking
Druk op schakelaar 1 fig. 70om de lichten
in/uit te schakelen.
Waarschuwingslampjes
engaan
aan en de schakelaar 1 knippert wanneer
de lampjes aan zijn.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lampen gaan automatisch uit wanneer
de remwerking weer normaal is.
106)
BELANGRIJK
106)Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land waar
u rijdt: neem de wettelijke voorschriften in
acht.
EEN LAMP VERVANGEN
32)107) 108) 109)
ALGEMENE INSTRUCTIES
Als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering niet is
geoxideerd alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt
wordt door de temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en dat
geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van het
midden tot de randen) zodra de lichten
worden ingeschakeld.
70A0K0622C
106
NOODGEVALLEN
Page 109 of 228
TYPEN LAMPEN
De auto heeft de volgende typen lampen:
Volledig glazen lamp:(Type A)deze worden vastgedrukt. Trek om te
verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting:(type B) druk dit type lamp iets in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Buislampen:(type C): trek de lamp uit de veercontacten om hem te
verwijderen.
Halogeenlampen:(type D) verwijder de lamp door de borgclip uit zijn
zitting los te haken.
Halogeenlampen:(type E) verwijder de lamp door de borgclip uit zijn
zitting los te haken.
107
Page 110 of 228
Lampen Type Vermogen Ref. Figuur
Voorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) led – –
Stadslicht achter led – –
Dimlicht H7 55 W D
Grootlicht H1 55
WE
Grootlicht/dimlicht (versies met Bi-Xenon koplampen)
(voor bepaalde versies/markten)F D1S -
Richtingaanwijzers voor PY24W 24W B
Richtingaanwijzers achter R10W 10 W B
Richtingaanwijzers zijkant led – –
Stop led – –
Derde remlicht led – –
Kentekenverlichting W5W 5 W A
Mistlampen H3 55 W E
Mistachterlicht H21W 21 W B
Achteruitrijlicht P21W 21 W B
Plafondverlichting voor C10W 10 W C
Verlichting bagageruimte W5W 5 W A
Dashboardkastverlichting C5W 5 W C
BELANGRIJK
32)Raak alleen het metalen gedeelte van halogeenlampen aan. Het aanraken van de bol met de vingers kan de lichtopbrengst en de levensduur
van de lamp reduceren. Als de bol per ongeluk toch wordt aangeraakt, moet hij worden schoongewreven met een doekje bevochtigd met alcohol en
laat hem vervolgens drogen.
108
NOODGEVALLEN
Page 111 of 228
BELANGRIJK
107)Wijzigingen of reparaties aan het elektrisch systeem die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de
technische systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
108)In halogeenlampen bevindt zich gas onder druk. Als ze breken, kunnen er glassplinters wegschieten.
109)Wegens het hoge voltage mag een gasontladingslamp (Bi-Xenon) alleen door ervaren personeel vervangen worden: levensgevaar! Neem
contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
109
Page 112 of 228

LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS
De koplampunits omvatten de
gloeilampen voor de parkeer-/
dagverlichting (DRL), het dimlicht, het
grootlicht en de richtingaanwijzers. De
plaatsing van de lampen is als volgt
fig. 71:
1: Dimlicht
2: Parkeer-/dagverlichting en grootlicht
3: Richtingaanwijzers
STADSLICHT/DAGVERLICHTING (DRL)
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
GROOTLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het deksel 2 fig. 71;
maak de stekker 3 fig. 72 los en trek
de borglippen 1 naar buiten;
verwijder de lamp 2 en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp en zorg voor
een optimale vergrendeling, maak
vervolgens de borglippen 1 vast en sluit
de stekker 3 opnieuw aan;
tot slot het deksel 2
fig. 71 terugplaatsen.
DIMLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het deksel 1 fig. 71;
maak de stekker 2 fig. 73 los, trek de
borglip 1 naar voren en maak hem los
door hem naar de binnenkant van de auto
te drukken;
verwijder de lamp 3 en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp en zorg voor
een optimale vergrendeling, maak
vervolgens borglip 1 opnieuw vast en
sluit stekker 2 opnieuw aan;
tot slot het deksel 1
fig. 71 terugplaatsen.
RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
draai het deksel 3 fig. 71 een ¼ slag
linksom;
71A0K0631C
72A0K0632C
73A0K0633C
110
NOODGEVALLEN