Page 25 of 228
KLIMAATREGELING
2)
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
1 - Draaiknop regeling luchttemperatuur:
blauwe gebied = koude lucht
rode gebied = warme lucht
2 - knop voor inschakeling/regeling ventilator:
0 = ventilator uitgeschakeld
1-2-3-4-5-6 = ventilatorsnelheid
23A0K0553C
23
Page 26 of 228
3 - draaiknop luchtverdeling:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle verwarming
van het interieur.
Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen voor en achter, luchtroosters midden/zijkanten dashboard,
uitstroomopening achter, uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien voorruit en voorste zijruiten.
Luchtstroom naar luchtuitstroomopeningen midden/zijkanten dashboard (lichaam passagier).
4 - Aan/uit-toets luchtrecirculatie
5 - knop voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
6 - aan-/uitknop compressor klimaatregeling;
BELANGRIJK In warm en vochtig weer kan als koude lucht op de voorruit wordt geblazen aan de buitenzijde condensatie ontstaan.
24
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 27 of 228
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
1 - draaiknop temperatuurregeling bestuurderszijde;
2 - aan-/uitknop compressor klimaatregeling;
3 - knop voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
4 - led ventilatorsnelheidsindicator;
5 - knop voor activering MAX-DEF functie (snel ontdooien/ontwasemen voorruiten), achterruitverwarming en verwarmde
buitenspiegels (voor bepaalde versies/markten);
6 - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking).
24A0K0555C
25
Page 28 of 228

7 - draaiknop temperatuurregeling passagierszijde;
8 - MONO functie knop (streeftemperatuur uitlijnen) bestuurder- /passagierszijde;
9 - luchtverdeelknoppen;
10 - draaiknop ventilatorsnelheid;
11 - aan/uit-knop klimaatregeling;
12 - aan/uit-knop interne luchtrecirculatie;
Selectie luchtverdeling
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen/ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gezicht tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer kan als koude lucht op de voorruit wordt geblazen aan de buitenzijde condensatie ontstaan.
In de AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door de klimaatregeling geregeld (de leds op de knoppen H zijn uit). Bij
handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling aangegeven door het aangaan van de leds op de betreffende knoppen.
U kunt ook een combinatie instellen van de luchtdistributie-instellingen hierboven beschreven. Bij de gecombineerde functiemodus,
wordt bij bediening van een knop de betreffende functie gelijktijdig met de reeds ingestelde functies geactiveerd. Als een knop
wordt ingedrukt waarvan de functie reeds actief is, wordt de werking geannuleerd en gaat de betreffende led op de knop uit. Druk op
de AUTO-knop om de automatische regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te herstellen.
Start&Stop
De automatische dual-zone klimaatregeling regelt het Start&Stop-systeem (motor wordt afgezet wanneer de rijsnelheid 0 km/h is)
om een passend comfort in het interieur te garanderen. Wanneer het Start&Stop-systeem is ingeschakeld (motor uit en auto
stilstaand), wordt de automatische recirculatiefunctie met lucht van buitenaf uitgeschakeld om de kans op beslagen ruiten te
verminderen (aangezien de compressor is uitgeschakeld).
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat compatibel is met de wetten die van kracht zijn in de landen waar het voertuig wordt verkocht, R134a
van R1234yf (aangeduid op een specifiek plaatje in de motorruimte). Het gebruik van andere koelmiddelen heeft invloed op de efficiency en de
conditie van het systeem. Ook de compressorkoelmiddelen moeten compatibel zijn met het aangeduide koelmiddel.
26
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 29 of 228

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Deze werken met de contactsleutel in de
stand MAR en gedurende circa 3 minuten
nadat de contactsleutel naar de stand
STOP is gedraaid of verwijderd is als een
van de voorportieren geopend is.
De bedieningsknoppen bevinden zich op
de portierpanelen fig. 25 (vanaf het
paneel van het bestuurdersportier
kunnen alle ruiten bediend worden).
Er is een knelbeveiliging aanwezig die
tijdens het sluiten van de voor- en
achterruiten werkt.
13)
7)
BEDIENINGSELEMENTEN
Voorportier bestuurderszijde
Zie fig. 25.
1: openen/sluiten zijruit linksvoor;
"continue automatische" werking tijdens
openen/sluiten ruit;
2: openen/sluiten zijruit rechtsvoor;
"continue automatische" werking tijdens
openen/sluiten ruit;
3: open/sluiten ruit rechtsachter (waar
aanwezig): “continue automatische”
werking tijdens openen/sluiten van ruit.
4: open/sluiten ruit linksachter (waar
aanwezig): “continue automatische”
werking tijdens openen/sluiten van ruit.
5: inschakeling/uitschakeling
elektrische bediening achterste zijruiten;
Ruit openen
Druk op de toetsen om de gewenste ruit
te openen.
Wanneer een van de twee knoppen kort
wordt ingedrukt, beweegt de ruit in
"stappen"; als de knop ingedrukt wordt
gehouden, wordt de "continue
automatische" werking geactiveerd.
Als er opnieuw op de toets wordt
gedrukt, stopt de ruit in de huidige stand.
Als de knop enkele seconden ingedrukt
wordt gehouden, gaat de ruit
automatisch open of dicht (alleen met de
contactsleutel in de stand MAR).Ruit sluiten
Trek de knoppen omhoog om de
gewenste ruit te sluiten.
Bij het sluiten van de ruit wordt dezelfde
werkingslogica als bij het openen
gebruikt.
Voorportier/achterportieren
passagierszijde
(indien aanwezig)
Op het paneel van het voorportier
passagierszijde, en bij sommige versies
ook op de achterportieren, zit alleen knop
2 fig. 25 voor de bediening van de
bijbehorende ruiten.
Knelbeveiliging
De auto is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten van
de zijruiten voor en achter actief is.
Dit veiligheidssysteem detecteert de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit en grijpt in door de
slag van de ruit te stoppen en, afhankelijk
van de stand van de ruit, om te keren.
Deze voorziening is ook nuttig als de
ruiten per ongeluk worden bediend door
kinderen die in het voertuig zitten.
De knelbeveiliging is zowel tijdens de
handmatige als de automatische
bediening van de elektrisch bediende
ruiten actief. Wanneer de knelbeveiliging
geactiveerd wordt, wordt het sluiten van
de ruit onmiddellijk gestopt en de
25A0K0581C
27
Page 30 of 228

beweging omgekeerd. Tijdens de
omkering van de beweging kan de ruit op
geen enkele manier bediend worden.
BELANGRIJK Als de knelbeveiliging
binnen 1 minuut 5 keer achter elkaar
ingrijpt of defect is, wordt het
automatische sluiten van de ruit
geblokkeerd, en alleen in stappen van een
halve seconde toegestaan; hierbij moet
de knop losgelaten worden voor de
volgende manoeuvre.
Om de correcte werking van het systeem
te herstellen, moet de betreffende ruit
geopend worden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in de
stand STOP staat of verwijderd is, dan
kunnen de ruiten nog ongeveer 3 minuten
worden bediend. Het systeem wordt
echter uitgeschakeld als een van de
portieren wordt geopend.
BELANGRIJK Bij bepaalde versies
worden de ruiten geopend als toets
op
de afstandsbediening langer dan
2 seconden wordt ingedrukt, terwijl als
toets
langer dan 2 seconden wordt
ingedrukt, de ruiten gesloten worden.
Initialisatie elektrische ruitbediening
Als de accu werd losgekoppeld of als de
zekering is doorgebrand, moet het
systeem opnieuw worden geïnitialiseerd.
Initialisatieprocedure:
sluit de ruit volledig om handmatig te
initialiseren;
houd, nadat de ruit de eindaanslag
heeft bereikt, de knop "naar boven"
minstens 1 seconde ingedrukt.
Voor bepaalde versies/markten, na een
stroomonderbreking van de
regeleenheden (accu vervangen of
losgekoppeld of zekeringen van de
regeleenheden voor elektrische
ruitbediening vervangen), moet de
automatische ruitbediening opnieuw
geïnitialiseerd worden.
De initialisatieprocedure moet met
gesloten portieren uitgevoerd worden,
zoals hieronder beschreven:
open de ruit van het
bestuurdersportier volledig en houd de
bedieningstoets minstens drie seconden
ingedrukt nadat de (onderste)
eindaanslag bereikt is;
sluit de ruit van het bestuurdersportier
volledig en houd de toets minstens
3 seconden ingedrukt nadat de
(bovenste) eindaanslag bereikt is;
ga op dezelfde manier te werk voor het
portier aan de passagierszijde;
controleer na afronding van de
initialisatieprocedure of de automatische
ruitbediening goed werkt.
BELANGRIJK
7)Het systeem voldoet aan de 2000/4/EG
richtlijn inzake de bescherming van de
inzittenden die uit het interieur leunen.
BELANGRIJK
13)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen van de ruit altijd
of de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruit of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als de auto wordt
verlaten om te voorkomen dat onverwachtse
bediening van de elektrische ruitbediening
gevaar oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
28
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 31 of 228

ELEKTRISCH SCHUIFDAK
(voor bepaalde versies/markten)
Het grote elektrische schuifdak bestaat
uit twee glazen panelen, een vast paneel
achter en een verstelbaar paneel voor.
Deze panelen zijn voorzien van twee
zonneschermen (voor en achter) die
handmatig verplaatst kunnen worden.
De zonneschermen kunnen bij gesloten
schuifdak in alle standen worden gezet.
WERKING
Het schuifdak kan alleen bediend worden
als de contactsleutel in de stand MAR
staat.
Met de knoppen 1 en 2 fig. 26, op de
bekleding naast de voorste
plafondverlichting kunnen de functies
voor het openen/sluiten van het
schuifdak bediend worden.Open het schuifdak
Druk op knop 1 fig. 26:
Eerste keer indrukken: Het voorste
ruitpaneel wordt in “spoilerstand”
gebracht.
Tweede keer indrukken meer dan een
halve seconde: het schuifdakglas
beweegt automatisch naar een
tussenstand ("Comfort" stand).
Derde keer indrukken meer dan een
halve seconde: het zonnedak opent
automatisch volledig.
8)
14)
Sluit het zonnedak
Druk op knop 2 fig. 26.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten van
het dak een eventueel obstakel kan
herkennen; wanneer dit gebeurt, stopt
het systeem en wordt de beweging
onmiddellijk omgedraaid.
ZONNESCHERMEN
Om de zonneschermen te openen, het
handvat 1 fig. 27vastpakken in de
richting van de pijl trekken tot de
gewenste stand wordt verkregen.Ga in omgekeerde volgorde te werk om
de zonneschermen te sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu werd losgekoppeld of als de
zekering is doorgebrand, moet het
schuifdak opnieuw worden
geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
houd knop 1 fig. 26 ingedrukt tot het
schuifdak helemaal gesloten is. Laat
daarna de knop los;
druk op knop 2 en houd deze minstens
10 seconden ingedrukt en/of tot het
glazen paneel vooruit vastklikt. Laat de
knop vervolgens los;
druk binnen 5 seconden na de vorige
bewerking op knop 2 en houd deze
ingedrukt: het voorste glaspaneel zal een
volledige openings- en sluitingscyclus
voltooien. Laat de knop pas na afloop van
deze cyclus los.
26A0K0576C
27A0K0577C
29
Page 32 of 228

ONDERHOUD/NOODGEVALLEN
Bij noodgevallen of onderhoud kan het
dak handmatig worden verschoven
wanneer er geen stroomvoorziening is
(openen/sluiten van het glazen
voorpaneel) door het verrichten van de
volgende werkzaamheden:
verwijder de beschermdop 1 fig. 28op
de binnenbekleding, tussen de twee
zonneschermen;
neem de meegeleverde Allensleutel 2,
die zich bevindt in de
documentatiehouder aan boord of in de
gereedschapskist in de kofferruimte;
steek de betreffende sleutel in zitting
3 en draai hem rechtsom om het
schuifdak te openen of linksom om het
schuifdak te sluiten.
BELANGRIJK
8)Open het schuifdak niet als er sneeuw of
ijs op ligt: risico op beschadiging.
BELANGRIJK
14)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten
om te voorkomen dat onverwachtse
bediening van het schuifdak gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
Oneigenlijk gebruik van het schuifdak kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens het
bedienen altijd of iemand kan worden
verwond door het bewegende schuifdak of
door voorwerpen die door het mechanisme
worden meegesleept of geraakt.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek hendel 1 fig. 29in de richting van
de pijl;
verplaats hendel 2 fig. 30in de richting
van de pijl en til de motorkap op.
28A0K0578C
29A0K0607AC
30A0K0607BC
30
WEGWIJS IN UW AUTO