Page 129 of 204
163 pk, 165 pk en 180 pk versies
1. Vulopening motorolie 2. Motoroliepeilstok 3. Motorkoelvloeistof 4. Ruitensproeiervloeistof 5. Remvloeistof 6. Accu
108AB0A0349C
127
Page 130 of 204

MOTOROLIE
30)
4)
Controleer ongeveer 5 minuten na het
uitzetten van de motor het oliepeil
met het voertuig op een horizontale
ondergrond.
Neem de oliepeilstok 2 fig. 107 of fig.
108 uit, maak hem schoon met een niet
pluizende doek en breng hem weer in.
Neem de motoroliepeilstok weer uit
en controleer of het peil tussen het
MIN- en MAX-teken op de peilstok
staat.
Het verschil tussen het MIN en
MAX-teken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Als het oliepeil vlakbij of onder het
MIN-teken staat, olie toevoegen via de
vulopening 1 fig. 107 of fig. 108 totdat
het MAX-teken wordt bereikt.
Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximaal
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Wanneer de auto nieuw is, moet de
motor ingereden worden. Daarom is het
motorolieverbruik pas stabiel na de
eerste 5000 - 6000 km.BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de
omstandigheden waaronder het
voertuig wordt gebruikt.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of
het verversen van motorolie de motor
enkele seconden draaien alvorens hem
uit te zetten en wacht enkele minuten
alvorens het oliepeil te controleren.
MOTORKOELVLOEISTOF
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussen
het MIN- en MAX teken op het reservoir
staan.
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop 3 fig. 107 of fig. 108 van
het reservoir en vul de vloeistof bij zoals
vermeld in het hoofdstuk "Technische
gegevens".
31)
135)
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
Controleer het vloeistofpeil in het
reservoir.
Draai, als het vloeistofniveau te laag is,
de reservoirdop 4 fig. 107 of fig. 108 los
en vul de vloeistof bij zoals vermeld in
het hoofdstuk "Technische gegevens".Na het bijvullen, dop 4 dichtdraaien,
controleren of hij goed vastzit.
REMVLOEISTOF
Controleer of het vloeistofniveau op het
maximum peil staat (het niveau mag
nooit boven het MAX-teken komen).
Draai, als het vloeistofniveau te laag is,
de reservoirdop 5 fig. 107 of fig. 108 los
en vul de vloeistof bij zoals vermeld in
het hoofdstuk "Technische gegevens".
137) 138)
32)
BELANGRIJK Reinig zorgvuldig de
reservoirdop 5 en het omliggende
oppervlak van de vulopening.
Zorg er goed voor dat er geen
verontreinigingen in het reservoir
terechtkomen als de dop geopend
wordt.
Gebruik altijd een trechter met
ingebouwd filter met een zeef van 0,12
mm of minder.
BELANGRIJK Remvloeistof is
hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan).
Daarom moet, als de auto voornamelijk
gebruikt wordt in gebieden met hoge
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker
worden vervangen dan is aangegeven
in het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema”.
128
ONDERHOUD EN ZORG
Page 131 of 204

BELANGRIJK
133)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
134)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden. Vergeet niet dat bij een
warme motor de ventilator onverwacht
kan inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals,
dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.
135)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
136)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Sommige in de
handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte omvat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.137)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
138)Het symbool
op het reservoir geeft
aan dat een synthetische remvloeistof
moet worden gebruikt, dus geen minerale
remvloeistof. Het gebruik van minerale
vloeistoffen kan de speciale rubberen
pakkingen in het remsysteem onherstelbaar
beschadigen.
BELANGRIJK
28)De Abarth 595/695 is ontworpen en
gefabriceerd voor gebruik op de weg,
in overeenstemming met de wettelijke
bepalingen die op dit gebied van kracht
zijn. Het gebruik van de auto op het circuit
moet beschouwd worden als incidenteel
en valt in ieder geval onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker. Er
MOGEN GEEN veranderingen aan het
voertuig worden aangebracht en er mag
op geen enkele wijze aan geknoeid
worden, dit zou van invloed zijn op de
typegoedkeuring van de Fabrikant en/of de
veiligheidsvereisten. Het gebruik van een
voertuig waaraan wijzigingen zijn
aangebracht of waaraan geknoeid is,
ontheft de Fabrikant van elke
aansprakelijkheid voor het product en kan
mensen blootstellen aan ernstige risico's.29)Wees voorzichtig bij het bijvullen en
meng nooit verschillende soorten
vloeistoffen: alle vloeistoffen zijn specifiek
en het mengen ervan kan de auto ernstig
beschadigen.
30)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor al is
gevuld.
31)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met PARAFLU
UPantivries. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU
UPmag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Abarth Servicenetwerk.
32)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
BELANGRIJK
4)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Geadviseerd wordt naar een
werkplaats van het Abarth Servicenetwerk
te gaan om de olie en het oliefilter te laten
vervangen.
129
Page 132 of 204

ACCU
Het voertuig is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met elektrolyt
en gedestilleerd water.
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De werkzaamheden moeten uitgevoerd
worden zoals beschreven in dit
Instructieboek en uitsluitend door
gespecialiseerd personeel. Het bijvullen
mag uitsluitend door deskundig
personeel van het Abarth
Servicenetwerk worden verricht.
DE ACCU VERVANGEN
139) 140) 141) 142)
33)
5)Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting
blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv.
Uconnect™, autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak, voordat er werkzaamheden
aan de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de minpool van de accu
los;
trek de accuklemmen stevig aan.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren). Als
de auto langere tijd niet gebruikt wordt,
zie dan "Langdurige stilstand van de
auto” in het hoofdstuk "Starten en
rijden".
Als men na aanschaf van het voertuig
elektrische accessoires wil monteren
die constante elektrische voeding nodig
hebben (diefstalalarm, enz.) of veel
stroom verbruiken, dient men contact
op te nemen met het gespecialiseerde
personeel van het Abarth
Servicenetwerk. Zij kunnen het totale
stroomverbruik beoordelen en
controleren of de elektrische installatie
hierop berekend is en of het
noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.
Er zijn namelijk ook apparaten die bij
afgezette motor stroom blijven
verbruiken en op deze manier de accu
ontladen.BELANGRIJK
139)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en bronnen van vonken uit
de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
130
ONDERHOUD EN ZORG
Page 133 of 204

140)Als de accu met een te laag
vloeistofniveau werkt, kan hij onherstelbaar
beschadigd raken en zelfs ontploffen.
141)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
142)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
33)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Als men na
aanschaf van de auto accessoires wil
monteren (alarm, mobiele telefoon enz.),
wordt geadviseerd contact op te nemen
met het Abarth Servicenetwerk, dat de
voor uw voertuig meest geschikte
apparaten zal aanraden en, het
allerbelangrijkst, zal controleren of een
accu met een grotere capaciteit
gemonteerd moet worden.
BELANGRIJK
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Het wordt
aanbevolen contact op te nemen met het
Abarth Servicenetwerk om de accu te laten
vervangen.
ACCU OPLADEN
143) 144)
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Het wordt
geadviseerd contact op te nemen met
het Abarth Servicenetwerk om deze
werkzaamheden uit te laten voeren.
Het verdient aanbeveling de accu
langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool
van de accu aan.WAARSCHUWING: De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (-) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (-), en zijn weergegeven op
het deksel van de accu. De
kabelklemmen moeten ook corrosievrij
zijn en stevig aan de klemmen
bevestigd worden. Indien gebruik
gemaakt wordt van een acculader van
het type "snellader" terwijl de accu in de
auto gemonteerd is, alvorens de lader
aan te sluiten eerst de kabels van de
accu zelf loskoppelen. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
BELANGRIJK
143)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
131
Page 134 of 204

144)Probeer geen bevroren accu op te
laden: laat de accu eerst ontdooien in
verband met explosiegevaar. Als de accu
bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
Vervang de wisserbladen wanneer het
rubber vervormd of versleten is. Het
is in elk geval raadzaam de
wisserbladen ongeveer jaarlijks te
vervangen.
145)
Met enkele eenvoudige
voorzorgsmaatregelen kan de
beschadiging van het wisserblad
worden gereduceerd:
bij temperaturen onder het vriespunt
moet men controleren of het wisserblad
niet op de ruit is vastgevroren. Gebruik
zo nodig een antivriesmiddel om de
wissers vrij te maken;
verwijder sneeuw van de ruit: dit
voorkomt schade aan de wisserbladen
en beschermt de ruitenwissermotor
tegen oververhitting;
gebruik de ruitenwissers/
achterruitwisser nooit op een droge ruit.WISSERBLADEN
VOORRUIT VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
til de wisserarm 1 fig. 109 op en
plaats het wisserblad onder een hoek
van 90° ten opzichte van de arm;
druk op de knop 1 en verwijder het
wisserblad 3 uit de arm 2;
breng het nieuwe wisserblad aan en
controleer of het goed vastzit.
WISSERBLAD
ACHTERRUIT
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
til de deksel 1 fig. 110 op en
verwijder de arm van de auto door de
moer 2 fig. 110 los te draaien waarmee
de arm bevestigd is aan het
scharnierpunt;
zet de nieuwe arm goed op zijn
plaats en draai de moer helemaal vast;
2
3
1
109AB0A0112C
132
ONDERHOUD EN ZORG
Page 135 of 204
zet de afdekking omlaag.
SPROEIERS
Ruitensproeier
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie paragraaf “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
De ruitensproeiers kunnen gericht
worden door deze onder een andere
hoek te plaatsen.
De sproeistralen moeten op circa 1/3
van de bovenrand van de ruit worden
gericht fig. 111.BELANGRIJK Bij versies met schuifdak
controleren of het schuifdak gesloten
is alvorens de ruitensproeiers te
bedienen.
Achterruitsproeier
De sproeiers van de achterruit zijn niet
verstelbaar.
De sproeier bevindt zich boven de
achterruit fig. 112.
BELANGRIJK
145)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, omdat het zicht onder
slechte weersomstandigheden daardoor
wordt beperkt.
12
110AB0A0113C
111AB0A0114C
112AB0A0115C
133
Page 136 of 204

DE AUTO
OPKRIKKEN
34)
Vanwege zijn sportieve karakter is de
auto onderaan uitgerust met
aerodynamische spoilers en aan de
zijkanten met skirts. Als de auto
opgeheven moet worden, ga dan naar
een werkplaats van het Abarth
Servicenetwerk die is uitgerust met een
garagekrik en een hefbrug .
BELANGRIJK
34)Pas bij de plaatsing van de
hefbrugarmen heel goed op om
beschadiging van de aerodynamische
spoilers en de zijskirts te voorkomen.
WIELEN EN BANDEN
Controleer voor een lange reis en elke
twee weken de spanning van de
banden en het ruimtebesparende
reservewiel. Deze controle moet bij
koude banden worden uitgevoerd.
146) 147) 148) 149)
Het is normaal dat de spanning tijdens
het rijden toeneemt. Zie voor de
correcte bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
WINTERBANDEN
De winterbanden moeten dezelfde
maat hebben als de standaard
geleverde banden.
Het Abarth Servicenetwerk kan u raad
geven over de meest geschikte band
voor elk gebruik.
150)
Voor het type band, de
bandenspanning en de specificaties
van de winterbanden, de aanwijzingen
gegeven in de paragraaf “Wielen” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”
opvolgen.SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen.
Sneeuwkettingen mogen alleen op de
banden van de voorwielen
(aandrijfwielen) gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
35)
BELANGRIJK
146)Onthoud dat de wegligging van de
auto in grote mate van een juiste
bandenspanning afhankelijk is.
147)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
148)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
149)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
150)De max. snelheid voor winterbanden
met "Q"-markering is 160 km/h. De
snelheidsbeperkingen moeten echter altijd
nauwlettend worden opgevolgd.
134
ONDERHOUD EN ZORG