Page 97 of 247

Instrumenten en bedieningsorganen95Let op
Om er zeker van te zijn dat het juiste
brandstofpeil wordt weergegeven,
moet het contact worden uitgescha‐
keld voordat wordt bijgetankt.
Vermijd bijtanken van kleine
hoeveelheden (bijv. minder dan 5 l),
om zeker te zijn van een nauwkeu‐
rige aflezing.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
AdBlue-peilindicatorU kunt het huidige restpercentage
AdBlue bekijken op het Driver Infor‐
mation Center 3 105.
Druk meerdere keren op de knop op
het uiteinde van de wisserhendel,
totdat het menu 'Restpercentage
AdBlue' verschijnt.
Peilwaarschuwingen
Als het AdBlue-peil tot onder een
bepaalde waarde daalt, verschijnt er
een peilwaarschuwing op het Driver
Information Center 3 105. Ook licht
controlelamp Y 3 103 ononderbro‐
ken op en klinkt er een geluidssig‐
naal.
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue bij.
AdBlue 3 145.
Brandstofverbruikmeter
Afhankelijk van de versie levert de
brandstofverbruikmeter (of het 'rijstijl‐ lampje') meteen een berekening van
het brandstofverbruik op basis van de
huidige rijstijl.
De meter geeft het huidige brandstof‐ verbruik aan met kleuren:
Groen:u rijdt optimaal zuinigGeel:rijstijl te agressiefOranje:u rijdt uiterst onzuinig
De brandstofverbruikmeter is stan‐daard ingeschakeld.
Page 98 of 247

96Instrumenten en bedieningsorganenAfhankelijk van de versie kunt u de
brandstofverbruikmeter (of het 'rijstijl‐ lampje') ook via het Infotainmentsys‐
teem uitschakelen. Raadpleeg voor
meer informatie de Handleiding Info‐ tainment.
Service-display Na het inschakelen van het contact,
kan de resterende afstand tot aan de
volgende onderhoudsbeurt korte tijd
in het driver information center
verschijnen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden kan een onderhouds‐
beurt met aanzienlijk variërende
tussenpozen worden gemeld.
U kunt de 'afstand tot onderhouds‐
beurt' bekijken door de knop op het
uiteinde van de wisserhendel gedu‐ rende ongeveer 5 seconden in te
drukken.
Als de resterende afstand tot aan de
volgende onderhoudsbeurt minder
dan 1500 km of één maand is,
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.Als de afstand op 0 km komt of de
onderhoudsdatum daar is, gaat
controlelamp j op de instrumenten‐
groep resp. het Driver Information
Center branden en verschijnt er een
bijbehorende bericht op het Driver
Information Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Service-display terugzetten
Na de onderhoudsbeurt moet het
service-display worden gereset:
Selecteer het display 'afstand tot
onderhoudsbeurt' op het Driver Infor‐
mation Center door herhaaldelijk op
de knop op het uiteinde van de
wisserhendel te drukken en houd de
knop gedurende ongeveer
10 seconden ingedrukt totdat 'afstand tot onderhoudsbeurt' ononderbroken
verschijnt, d.w.z. het display niet
meer knippert.
Bij sommige auto's moet u de knop
mogelijk twee keer indrukken en vast‐
houden. Ga in dat geval als volgt te
werk:Houd na het selecteren van het
display 'afstand tot onderhoudsbeurt'
de knop gedurende ongeveer
10 seconden ingedrukt voordat
'afstand tot onderhoudsbeurt' op het
display knippert. Zet daarna het
onderhoudsinterval terug door de knop gedurende ongeveer
10 seconden in te drukken en vast te
houden.
Als controlelamp j op de instrumen‐
tengroep niet dooft, minstens 15 km
rijden en vervolgens het contact
gedurende minstens 1 minuut
uitschakelen alvorens de procedure
te herhalen.
Boordcomputer 3 108.
Driver Information Center 3 105.
Service-informatie 3 211.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instru‐
mentuitvoeringen.
Afhankelijk van de apparatuur kan de plaats van de Controlelampen varië‐
ren.
Page 99 of 247
Instrumenten en bedieningsorganen97Bij het inschakelen van de ontsteking
lichten de meeste controlelampen
korte tijd op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:Rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging
Page 100 of 247
98Instrumenten en bedieningsorganenControlelampen in de instrumentengroep
Page 101 of 247

Instrumenten en bedieningsorganen99Controlelampen in de dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzers 3 99XGordelwaarschuwing
3 100vAirbags en gordelspanners
3 100Ó AANAirbag activeren 3 100* UITAirbag deactiveren 3 100pLaadsysteem 3 101ZStoringsindicatielamp
3 101jLaat auto spoedig nakijken
3 101CSchakel motor uit 3 101RRemsysteem 3 101uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 102k jOpschakelen, terugscha‐
kelen 3 102RElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) 3 102ØElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) uit 3 102WKoelvloeistoftemperatuur
3 103!Voorverwarmen 3 103YAdBlue 3 103wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 103IMotoroliedruk 3 103ECOBrandstofbesparingsmodus
3 104YTe laag brandstofpeil
3 104DAutostop (Stop/Start-
systeem) 3 104\Autostop geblokkeerd (Stop/
Start-systeem) 3 1049Rijverlichting 3 1048Rijverlichting 3 104CGrootlicht 3 105>Mistlamp 3 105øMistachterlicht 3 105mCruise control 3 105USnelheidsbegrenzer 3 105&Tachograaf 3 105yPortier open 3 105
Richtingaanwijzers
O knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Snel knipperen: richtingaanwijzer
kapot of bijbehorende zekering door‐
gebrand.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers
is een akoestisch waarschuwingssig‐ naal waarneembaar.
Page 102 of 247

100Instrumenten en bedieningsorganenVervangen van lampen 3 181.
Zekeringen 3 188.
Richtingaanwijzers 3 115.
Gordelverklikker X brandt of knippert rood.
Als de veiligheidsgordel wordt losge‐
maakt, zal controlelamp X knipperen
wanneer de rijsnelheid boven onge‐
veer 16 km/u komt. Ook klinkt er
gedurende maximaal twee minuten
een geluidssignaal.
Als de veiligheidsgordel wordt vast‐
gemaakt, dooft de controlelamp.
Let op
Bij zware voorwerpen op de voor‐
stoelen kan controlelamp X oplich‐
ten. Voorwerp van de stoel halen of
veiligheidsgordel vastmaken.9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Driepuntsveiligheidsgordels 3 58.
Airbag en gordelspanners v brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt de lamp niet of dooft deze
tijdens het rijden, dan is er sprake van een storing in de gordelspanners of
de airbags. Het is mogelijk dat de
airbags en gordelspanners bij een
aanrijding niet in werking treden.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 56.
Airbagsysteem 3 61.
Airbag-deactivering Ó AAN brandt geel.
De passagiersairbag voor is geacti‐
veerd.
* UIT brandt geel.
De passagiersairbag voor is gedeac‐
tiveerd 3 66.
Als beide controlelampen ÓAAN en
* UIT tegelijk branden, is er een
systeemstoring. De systeemstatus
wordt niet aangeduid; er mag
niemand op de passagiersstoel
worden vervoerd. Onmiddellijk
contact opnemen met een werk‐
plaats.
Indien verlicht in combinatie met v of
j , de hulp van een werkplaats inroe‐
pen.
Page 103 of 247

Instrumenten en bedieningsorganen1019Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Airbagsysteem 3 61.
Gordelspanners 3 56.
Airbag deactiveren 3 66.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor Als controlelamp p brandt bij een
draaiende motor (samen met contro‐
lelamp C en een geluidssignaal):
stop, schakel de motor uit.
Accu wordt niet opgeladen. Motor‐
koeling wordt mogelijk onderbroken.
De rembekrachtiging weigert moge‐
lijk dienst. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor Storing die schade aan de katalysatorkan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Service-indicatie j brandt geel.Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelam‐
pen en een bijbehorend bericht op het Driver Information Center branden3 105. Onmiddellijk de hulp van een
werkplaats inroepen.
Schakel motor uit C brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt samen met andere controle‐ lampen (bijv. p, I en R), begeleid
door een geluidssignaal en een bijbe‐ horend bericht op het Driver Informa‐
tion Center 3 105: schakel motor
onmiddellijk uit en raadpleeg een
werkplaats.
Remsysteem
R brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact als de handrem aangetrokken is 3 153 en dooft wanneer de hand‐
rem wordt losgezet.
Page 104 of 247

102Instrumenten en bedieningsorganenLicht op als de handrem wordt gelost
en het remvloeistofpeil te laag is
3 176.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Als R brandt samen met controle‐
lamp C en een geluidssignaal, is er
een storing in het remsysteem. Een
bijbehorend bericht verschijnt ook op
het Driver Information Center 3 105.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Remsysteem 3 152.
Antiblokkeersysteem (ABS) u brandt geel.
Brandt korte tijd nadat het contact is
ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van u klaar voor gebruik.
Als controlelamp u niet na enkele
seconden dooft of onderweg oplicht,
is er een storing in het ABS. Contro‐
lelamp j kan ook oplichten op de
instrumentengroep samen met een
bijbehorend bericht op het Driver
Information Center 3 105. Het
remsysteem blijft werken maar
zonder ABS-regeling en elektronisch
stabiliteitsprogramma.
Als controlelampen u, j , R en C
branden, is er een storing in het remsysteem. Een bijbehorend bericht
verschijnt in het Driver Information
Center. Onmiddellijk de hulp van een werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem (ABS) 3 152.
Opschakelen k of j brandt.
Wij raden u in dat geval omwille van een zuiniger verbruik aan om te scha‐
kelen.
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP)
R knippert of brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.Knippert tijdens het rijden
Het systeem grijpt actief in. Het
motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Brandt tijdens het rijden
Het systeem is niet beschikbaar. Een bijbehorend bericht verschijnt ook op
het Driver Information Center 3 105.
ESP® Plus
3 155.
Traction Control-systeem 3 154.
Elektronisch stabiliteitspro‐
gramma uit
Ø brandt groen.
Als ESP® Plus
gedeactiveerd is met
Ø op het instrumentenpaneel, dan
brandt controlelamp Ø en verschijnt
een bijbehorend bericht op het Driver Information Center 3 105.
ESP® Plus
3 155.
Traction Control-systeem 3 154.