Page 81 of 255

Instrumenten en bedieningsorganen79Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Blader door de lijst en selecteer de
menuoptie Tijd en datum voor het
desbetreffende submenu.
Let op
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor een gedetailleerde
omschrijving van de menubedie‐
ning.
Tijd instellen
Druk op de knop MENU-TUNE om
naar het submenu Tijd instellen te
gaan.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
de huidige waarde van de eerste instelling te wijzigen.
Druk op de MENU-TUNE -knop om de
ingestelde waarde te bevestigen.
De cursor gaat dan over naar de
volgende waarde. Na het instellen
van alle waarden gaat u automatisch
terug naar het eerstvolgende hogere
menuniveau.
Datum instellen
Druk op de knop MENU-TUNE om
naar het submenu Datum instellen te
gaan.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
de huidige waarde van de eerste
instelling te wijzigen.
Druk op de MENU-TUNE -knop om de
ingestelde waarde te bevestigen.
De cursor gaat dan over naar de
volgende waarde. Na het instellen
van alle waarden gaat u automatisch
terug naar het eerstvolgende hogere
menuniveau.
Tijdopmaak instellen
Schakel door de beschikbare opties
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Page 82 of 255

80Instrumenten en bedieningsorganenDatumopmaak instellen
Schakel door de beschikbare opties
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Kloksynchr. RDS-signaal
Het RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch de tijd in. De RDS-tijdsynchronisatie kan
enkele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan raad‐
zaam de automatische tijdsynchroni‐
satie uit te schakelen.
Schakel door de opties Aan en Uit
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer het scherm
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie
door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen. Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.
Tik op + of - om de instellingen aan te
passen.
Elektrische aansluitingen
Page 83 of 255

Instrumenten en bedieningsorganen81Er zit een 12V-aansluiting in de
middenconsole.
Het maximaal opgenomen vermogen
mag niet meer bedragen dan 120 W.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd. De aansluiting wordt ook gedeacti‐
veerd wanneer de accuspanning laag
is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Sluit geen accessoires aan die
stroom leveren, zoals laadtoestellen
of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 135.
Inductief opladen9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.9 Waarschuwing
Neem vóór het opladen van een
mobiele telefoon alle metalen
voorwerpen van de oplader,
omdat deze voorwerpen zeer heet
kunnen worden.
Voor het opladen van een toestelmoet het contact ingeschakeld zijn.
Status van led op de oplader (zie pijl):
● Brandt groen: - mobiele telefoon met onder‐steuning van inductief opladen
gedetecteerd.
● Brandt geel: - er zijn metalen voorwerpengedetecteerd in het oplaadge‐ bied. Verwijder de voorwerpen
om te kunnen opladen.
- mobiele telefoon niet goed
geplaatst.
Met PMA of Qi compatibele mobiele
toestellen kunnen inductief worden
opgeladen.
Voor het inductief opladen van
bepaalde mobiele telefoons is moge‐
lijk een slede met een geïntegreerde
spoel of een aansluiting vereist.
Om in de oplader te kunnen passen
mag het mobiele toestel niet breder
dan 8 cm en niet langer dan 15 cm
zijn.
Een beschermcover voor de mobiele
telefoon kan het inductief opladen
bemoeilijken.
Page 84 of 255
82Instrumenten en bedieningsorganenEen mobiel toestel opladen:1. Haal alle voorwerpen van de opla‐
der.
2. Leg de mobiele telefoon met het display omhoog op de oplader.
3. Zorg ervoor dat de mobiele tele‐ foon in de rechter onderhoek van
het oplaadapparaat is geplaatst.
Als het gele led-lampje oplicht: 1. Haal de mobiele telefoon van de oplader.
2. Draai de mobiele telefoon 180°. 3. Wacht nadat de led is gedoofd 3 seconden en plaats de mobiele
telefoon weer op de oplader.
4. Zorg ervoor dat de mobiele tele‐ foon in de rechter onderhoek van
het oplaadapparaat is geplaatst.Aansteker
Er zit een aansteker in de midden‐
console.
Druk de aansteker in. Als het element
gloeit, wordt deze automatisch uitge‐
schakeld. Trek de aansteker eruit.
Asbakken
Voorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐baar afval.
De verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden aangebracht.
Page 85 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen83Waarschuwingslamp‐jes, meters en
controlelampjes
Instrumentengroep
De naalden van de instrumenten
draaien even tot tegen de eindaan‐
slag wanneer de ontsteking wordt
ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Weergave van de afgelegde afstand
in km op de onderste regel.
Dagteller Op de bovenste regel ziet u de afge‐
legde weg sinds de laatste reset.
Druk op gedurende enkele seconden op SET/CLR op de hendel om terug
te zetten 3 95.
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 86 of 255

84Instrumenten en bedieningsorganenBrandstofmeter
Geeft het peil in de brandstoftank
aan.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Tijdens rijden op vloeibaar gas wordt
het peil in de gastank weergegeven.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tijdens rijden op vloeibaar gas scha‐
kelt het systeem automatisch naar
rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 84.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschakelaar
Als u op LPG
drukt, wordt tussen
rijden op benzine en rijden op vloei‐
baar gas geschakeld zodra de
vereiste parameters (koelvloeistof‐
temperatuur, gastemperatuur en
minimaal motortoerental) zijn bereikt.
Er wordt gewoonlijk aan de vereisten
voldaan na ong. 60 seconden (afhan‐ kelijk van de buitentemperatuur) en
de eerste keer dat stevig op het
gaspedaal wordt gedrukt. De led-
status toont de huidige werkingsmo‐ dus.Led uit:rijden op benzineLed
knippert:voorwaarden voor over‐
schakelen op rijden op
lpg controleren. Licht op
als aan de voorwaarden
voldaan is.Led aan:rijden op vloeibaar gasLed knip‐
pert vijf
keer en
dooft:Lpg-tank is leeg of
storing in lpg-systeem. Er
verschijnt een bericht op
het Driver Information
Center.
De geselecteerde brandstofmodus
wordt opgeslagen en bij de volgende
contactcyclus opnieuw geactiveerd als er aan de voorwaarden voldaan is.
Zodra de lpg-tanks leeg zijn, wordt tot
aan het uitschakelen van het contact
automatisch op benzine overgescha‐
keld.
Bij het automatisch omschakelen van rijden op benzine op gas of omge‐
keerd werkt de motor wellicht even niet.
Page 87 of 255

Instrumenten en bedieningsorganen85Wanneer de brandstoftank leeg is,
start de motor niet.
De benzinetank om de zes maanden
leegrijden totdat controlelampje Y
oplicht en dan opnieuw tanken. Dit helpt de brandstofkwaliteit en
systeemwerking voor rijden op
benzine in stand houden.
De auto regelmatig voltanken om corrosie in de tank tegen te gaan.
Verhelpen van storingen
Als overschakeling op gas niet moge‐ lijk is, controleer dan alvorens te star‐
ten of er voldoende lpg of benzine
aanwezig is.
Vanwege extreme temperaturen in
combinatie met de samenstelling van
het gas kan het iets langer duren
voordat het systeem van de benzine- naar de gasmodus omschakelt.
In extreme situaties kan het systeem
ook terugschakelen naar de benzine‐ modus als niet aan de minimale eisen
wordt voldaan. Als dat het geval is,
kunt u wellicht weer overschakelen
naar rijden op lpg.Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-
systeem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken
gemakkelijk ontdekt kunnen worden.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de onmid‐
dellijke omgeving ruikt, schakel
dan onmiddellijk naar benzinemo‐
dus. Niet roken. Geen open vlam‐ men of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Laat de oorzaak van
de storing onmiddellijk in een werk‐ plaats verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijk wetgeving volgen.
Let op
Bij een ongeluk moet u het contact
uitschakelen.
Brandstof voor het rijden op vloeibaar
gas 3 166.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
Page 88 of 255

86Instrumenten en bedieningsorganenlinker gedeelte:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter
gedeelte:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de resterende levensduur van de
motorolie is afgenomen, verschijnt er
een waarschuwingsbericht op het
Driver Information Center. Laat de
motorolie en het oliefilter binnen een
week of 500 km door een werkplaats
verversen/vervangen (afhankelijk
van wat het eerst bereikt wordt).
Dit kan een extra verversing van de
motorolie en vervanging van het
motoroliefilter zijn of onderdeel van
een reguliere servicebeurt.
Midlevel-display
De resterende levensduur van de
motorolie in procenten verschijnt
naast het controlelampje I op het
Midlevel-display.
Uplevel-display
De resterende levensduur van de
motorolie in procenten verschijnt op
de Informatie- menu voertuig op het
Uplevel-display.
Gebruik de knoppen op de hendel om
de resterende levensduur van de
motorolie te zien:
Druk op MENU om Informatie- menu
voertuig te selecteren.
Draai het stelwieltje naar de optie
Resterende levensduur olie .
Terugzetten
Druk gedurende enkele seconden op SET/CLR op de hendel om terug te
zetten. De pagina met de resterende