Instrumenten en controlelampjes
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl w
eer .
● Druk
kort op de knop ››› afb
. 115 4 om de
d agk
ilomet
erteller op 0 te zetten.
● Houd de knop 4 gedurende 3 sec. inge-
drukt om t
erug t e k
eren naar de vorige waar-
de.
Tijd
● Om de tijd in te stellen, houdt u op knop
››› afb
. 115 4 gedurende min. 3 sec. inge-
drukt om n
aar de ur en r
esp. minuten te gaan.
● Om door te gaan met het instellen, drukt u
aan de boven- of onder
zijde op knop 4 .
Houd de t oets
ing
edrukt om de cijfers snel te
veranderen.
● Druk nogmaals op knop 4 om het instel-
l en
van de k
lok te beëindigen.
De klok kan ook worden ingesteld via toets en de functieknop
Set
up in het Easy Con-
nect -
sy s
teem ››› pag. 113.
Kompas
Wanneer het contact is ingeschakeld en het
navigatiesysteem is aangezet, wordt op het
display van het instrumentenpaneel de wind-
streek overeenkomstig de rijrichting van de
wagen weergegeven. Keuzehendelstand
De inge
schakelde rijstand wordt zowel aan-
gegeven naast de keuzehendel als op het
display in het instrumentenpaneel. In de po-
sities D en S, alsook bij de tiptronic, wordt op
het display tevens de overeenkomstige ver-
snelling weergegeven.
Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
versnellingsbak)
Tijdens het rijden wordt op het display van
het instrumentenpaneel de aanbevolen ver-
snelling getoond om brandstof te besparen
››› pag. 32.
Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)
Naast de gewone weergave van de snel-
heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheid
ook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-
lometer per uur) getoond worden.
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den waar de tweede snelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden.
Voor het instellen van de tweede snelheids-
meter gaat u naar het Easy Connect-systeem
via toets en de functieknop
Set
up
› ›
› p ag.
113
.
Snelheidswaarschuwing
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding zodra de ingestelde snelheid wordt overschreden. Dat is bijv.
handig als u w
interbanden gebruikt die niet
geschikt zijn voor de maximumsnelheid van
de wagen ›››
pag. 36.
Voor het instellen van de waarschuwings-
functie via de tweede snelheidsmeter gaat u
naar het Easy Connect-systeem via toets en de functieknop
Set
up
› ››
p
ag. 113.
Indic atie
van de start-stopwerking
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 199.
Staat van rijden met laag verbruik (ECO) *
Naargelang de uitrusting verschijnt tijdens
het rijden op het display van het instrumen-
tenpaneel de indicatie "ECO " wanneer de wa-
gen zich in de staat met laag verbruik be-
vindt, dankzij het actieve cilinderbeheer
(ACT ®
)* ››› pag. 195.
Motorcode (MKB)
Houd knop ››› afb. 115 4 langer dan 15 sec.
in g
edrukt om de mot
orcode (MKB) van de
wagen weer te geven. Hierbij dient het con-
tact te zijn ingeschakeld en de motor stil te
staan. »
109
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Openen en sluiten
Het portier waarvan de greep bediend wordt,
moet g
es
loten zijn.
● Raak tweemaal het sensoroppervlak
B (pijl) aan van de greep van een van de
v oorpor
tieren om de w
agen te vergrendelen
zonder het "Safe" ››› pag. 125-veiligheids-
systeem te activeren.
Achterklep ontgrendelen en vergrendelen
Wanneer de auto vergrendeld is, wordt de
achterklep automatisch ontgrendeld als er
zich bij het openen een passende autosleutel
in de omgeving ››› afb. 123 bevindt.
Open of sluit de achterklep op een normale
manier.
Wanneer de achterklep gesloten is, wordt ze
automatisch vergrendeld. Als de auto volle-
dig ontgrendeld is, zal de achterklep niet au-
tomatisch vergrendeld worden na sluiting.
Achterklep sensorgestuurd openen/sluiten
(Easy Open)
Als er zich een passende sleutel in de omge-
ving ››› afb. 123 van de achterklep bevindt,
is het mogelijk om die te ontgrendelen en te
openen of sluiten door met de voet te bewe-
gen in de zone van de sensoren ››› afb.
123 onder de achterbumper.
● Contact uitschakelen.
● Ga voor de achterbumper staan, in het mid-
den. ●
Maak een snel
le beweging met uw voet en
onderbeen en kom zo dicht mogelijk bij de
bumper. Het onderbeen moet zo dicht moge-
lijk in de buurt van de zone van de bovenste
sensor komen, en de voet zo dicht mogelijk
in de buurt van de zone van de onderste sen-
sor ››› afb. 123 1 .
● Trek de voet en het onderbeen snel terug
w e
g uit de sen
sorzones ››› afb. 123 2 . De
ac ht
erk l
ep gaat vanzelf open.
● Als de achterklep niet opengaat, herhaal
de procedure d
an enkele seconden later.
Om te melden dat de achterklep met
Easy Open wordt geopend, gaat het derde
remlicht eenmaal branden.
Met een andere beweging van de voet, zoals
bij het openen, wordt de klep gesloten (wan-
neer er een passende sleutel in de omgeving
van de achterklep is).
Bij het sluiten wordt de achterklep automa-
tisch vergrendeld als de wagen voordien al
vergrendeld was en als er geen enkele pas-
sende sleutel binnenin aanwezig is.
Terwijl de klep in beweging is (openen of
sluiten), kan die onmiddellijk stopgezet wor-
den met een nieuwe beweging van de voet
(wanneer er een passende sleutel in de om-
geving van de achterklep is).
In de volgende situaties is de functie
Easy Open niet of slechts in beperkte mate
beschikbaar (voorbeelden): ●
Als de ac
hterbumper zeer vies is.
● Als de achterbumper nat is en er zout aan
kleeft, b
ijvoorbeeld, nadat de wagen op met
zout bestrooide wegen gereden heeft.
● Als de kogelkop van de elektrische ont-
grendeling geen c
ontact maakt.
● Als de wagen pas later is uitgerust met een
trekhaak.
Bij hev
ige neerslag is het mogelijk dat de
functie Easy Open meer tijd nodig heeft om
de achterklep te openen of automatisch uit-
geschakeld wordt om te vermijden dat de
klep per ongeluk open gaat, bijv. als er veel
water valt.
De functie Easy Open kan permanent in- en
uitgeschakeld worden in het infotainment-
systeem met de toets en de functietoet-
sen S
ETUP en
Openen en s
luit
en
› ›
›
p
ag.
27
.
Wat gebeurt er bij het vergrendelen van de
wagen met een tweede sleutel
Als er zich in de wagen een autosleutel be-
vindt en de wagen wordt van buitenaf ver-
grendeld met een tweede sleutel, wordt de
sleutel binnenin de wagen vergrendeld voor
het starten van de motor ››› pag. 174. Om de
motor te kunnen starten moet er gedrukt wor-
den op de knop van de sleutel die zich
b innenin de w
agen bev
indt. »
123
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
en toe een aantal kilometer met de auto. Ter
oriëntatie: rijd ong
ev
eer even lang als de tijd
dat de verwarming ingeschakeld was.
● Bij temperaturen onder +5°C (+41°F) kan
de interieurvoor
verwaming automatisch inge-
schakeld worden bij het aanzetten van de mo-
tor. De interieurvoorverwarming wordt dan na
een tijdje weer uitgeschakeld. Rijden
Knop
v
oor het s
tarten en afzet-
ten van de motor
Contact inschakelen en motor starten
met de sleutel Afb. 163
Standen van de contactsleutel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 24
Bij dieselwagens kan het voorkomen dat de
motor bij lagere temperaturen iets vertraagd
start. Daarom moet u het koppelingspedaal
(schakelbak) resp. rempedaal (automatische
transmissie) ingetrapt houden totdat de mo-
tor aanslaat. Tijdens het voorgloeien brandt
het controlelampje .
De voorgloeitijd hangt af van de koelvloei-
stoftemperatuur en de omgevingstempera- tuur. Als de motor al op bedrijfstemperatuur
is of al
s de omgevingstemperatuur boven
+8°C ligt, gaat het controlelampje ca. één
seconde branden. Dat betekent dat de motor
onmiddellijk start.
Als de motor niet direct start, onderbreek dan
het startproces en probeer opnieuw om de
motor te starten na ca. 30 sec. Om de motor
opnieuw te starten moet u de contactsleutel
weer in stand 1 brengen.
St ar
t/s t
op-systeem*
Zodra u stopt en het start/stop-systeem* de
motor afzet, blijft het contact ingeschakeld.
Automatische versnellingsbak: zorg ervoor
dat het contact is uitgeschakeld en de keuze-
hendel in de stand P staat voordat u de wa-
gen verlaat.
Aanwijzingen voor de bestuurder op het dis-
play van het instrumentenpaneel
Trap het koppelingspedaal in
Deze aanwijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het koppelingspedaal niet in-
trapt. De motor kan alleen worden gestart als
het koppelingspedaal wordt ingetrapt.
174
Rijden
Trap het rempedaal in.
D ez
e aan w
ijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het rempedaal niet intrapt.
Kies N resp. P Deze aanwijzing verschijnt bij het starten of
stoppen van de motor als de keuzehendel
van de automatische versnellingsbak niet in
stand P of N staat. De motor kan enkel in die
standen gestart of gestopt worden.
In stand P schakelen; de wagen
kan zich verplaatsen; de portie-
ren kunnen uitsluitend worden
vergrendeld in stand P
Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt om veiligheidsredenen samen met
een waarschuwingssignaal, als de keuzehen-
del van de automatische versnellingsbak na
het stoppen van de motor niet in stand P
staat. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt.
Versnelling: keuzehendel in
rijstand! Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt als bij het openen van het portier aan
bestuurderszijde de keuzehendel niet in de
stand P staat. Bovendien hoort u een zoe-
mer. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt. Contact aan
De aanwijz ing voor de bestuurder wordt ge-
geven, samen met een signaal van een zoe-
mer, als het portier aan bestuurderszijde
wordt geopend terwijl het contact is inge-
schakeld. ATTENTIE
● Motor nooit in af g
esloten ruimtes laten
draaien - gevaar voor vergiftiging! VOORZICHTIG
Hoge toerentallen, volgas en zware motorbe-
las tin
g voorkomen, zolang de motor zijn be-
drijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - ge-
vaar voor schade aan de motor! Milieu-aanwijzing
Laat de motor niet met stationair toerental
warmdraaien. Dir ect
wegrijden. Hierdoor
voorkomt u onnodige uitstoot van schadelijke
stoffen. Let op
● Terw ijl
u de contactsleutel in stand 1 draait, draait u tegelijk het stuurwiel naar
beide zijden om de s
t
uurblokkering te ont-
grendelen.
● Na het starten van een koude motor kan er
korte tijd meer mot
orgeluid te horen zijn, om-
dat in de hydraulische klepspelingscompen-
satie eerst oliedruk moet worden opge- bouwd. Dit is normaal en geen reden om u
zorg
en t
e maken.
● Als de accu van de wagen is ontkoppeld en
weer is aan
gesloten, moet u de sleutel ca. 5
sec. in stand 1 houden voordat u start.
● Wagens met automatische versnellingsbak:
als het
contact is uitgeschakeld, kunt u de
sleutel alleen uit het contact trekken als de
keuzehendel in stand "P" (parkeervergrende-
ling) staat. Vervolgens blijft de keuzehendel
geblokkeerd. Motor afzetten met sleutel
Motor afzetten
– De wagen tot stilstand brengen.
– Contactsleutel in stand 1
› ›
› afb . 163
dr
aaien.
Stuurwiel blokkeren
Bij wagens met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
– Draai de contactsleutel in stand 1
› ›
› afb .
163
››› .
– Draai het stuurwiel en luister of dit vergren-
delt .
E en g e
blokkeerd stuurwiel maakt diefstal
moeilijker. »
175
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
ATTENTIE
● Nooit de motor afz ett
en voordat de wagen
volledig tot stilstand is gekomen. De werking
van de rembekrachtiging en de stuurbekrach-
tiging zijn dan niet meer volledig gegaran-
deerd. U moet dan meer kracht leveren om
het stuurwiel te verdraaien of om te remmen.
Omdat de wagen dus niet zo remt en stuurt
als u gewend bent, kan dit tot ongevallen en
ernstige verwondingen leiden.
● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de wag
en in beweging is. Het stuurslot
zou de stuurinrichting kunnen blokkeren en u
bent dan niet meer in staat het stuurwiel te
draaien - gevaar op ongelukken!
● Neem altijd de sleutel mee wanneer u de
wagen v
erlaat. Dit is vooral van belang indien
kinderen in de wagen blijven, want deze zou-
den de motor kunnen starten of elektrische
uitrustingen (bijv. elektrische ruitbediening)
kunnen bedienen - gevaar voor ongelukken! VOORZICHTIG
Nadat de motor langere tijd zwaar is belast,
ontst aat
warmte-ophoping in de motorruimte
als de motor is uitgezet – gevaar voor schade
aan de motor! Daarom de motor nog ca. 2 mi-
nuten stationair laten draaien voordat u deze
uitzet. Let op
● Nadat de mot
or is uitgezet, kan de koel-
luchtventilator - ook bij uitgeschakeld con- tact - nog maximaal tien minuten blijven
draaien. Het i
s
ook mogelijk dat deze op-
nieuw inschakelt wanneer de koelvloeistof-
temperatuur stijgt als gevolg van de opge-
hoopte warmte onder de motorruimte of dat
deze warmer wordt als gevolg van een lang-
durige blootstelling aan zonnestraling.
● Zodra u stopt en het start/stop-systeem*
de motor afzet, blijf
t het contact ingescha-
keld. Controleer of het contact is uitgescha- keld voordat u de wagen verlaat, om te voor-
komen dat de accu wordt ontladen. Startknop*
Afb. 164
Onder in de middenconsole: start-
knop . De motor van de auto kan in werking gesteld
w
or
den met een s
tartknop (Press & Drive).
Daarvoor moet er een passende autosleutel
in het interieur zijn aan de stoelen vooraan of
achteraan. In auto's met Keyless Access-systeem
››› p
ag.
117 kan de motor ook worden gestart als de
sleutel zich in de bagageruimte bevindt.
Door het bestuurdersportier te openen wan-
neer u de auto verlaat , wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld.
Het contact handmatig in- of uitschakelen
Druk de startknop één keer kort in zonder
daarbij het koppelings- of rempedaal in te
trappen ››› .
Z o
w el
in wagens met schakelbak als met au-
tomatische versnellingsbak knippert de tekst
van de startknop START ENGINE STOP zoals een
k lop
pend h ar
t wanneer het systeem gereed
is voor het in- en uitschakelen van het con-
tact.
Automatisch uitschakelen van het contact
Als de bestuurder zich van de auto verwijdert
met de autosleutel bij zich terwijl het contact
nog is ingeschakeld, wordt het contact na
enige tijd automatisch uitgeschakeld. Indien
op dat moment het dimlicht brandde, zal het
stadslicht blijven branden gedurende ca. 30
minuten. Het stadslicht kan worden uitgezet
door de auto te blokkeren ››› pag. 117 of
handmatig ›››
pag. 137.
176
Rijden
Noodstopfunctie
A l
s er in de w
agen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn wanneer de batterij van de autosleutel
bijna of helemaal leeg is:
● Houd de autosleutel direct na het indruk-
ken van de s
tartknop altijd bij de stuurkolom.
● Het contact wordt automatisch ingescha-
keld en z
o nodig slaat de motor aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 3 seconden de startknop twee
keer in of druk de s
tartknop eenmaal in ge-
durende meer dan 1 seconde ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot or w
eer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven. Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een pas
sende sleutel in de wagen ge-
start worden.
Automatisch uitschakelen van het contact in
wagens met Start-Stop
Het contact van de wagen wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de wagen stilstaat en
het automatisch afzetten van de motor actief
is indien:
● de veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is v
astgegespt,
● de bestuurder geen enkel pedaal intrapt,
● het bestuurdersportier geopend wordt.
Indien na het autom
atisch uitschakelen van
het contact het dimlicht brandt, blijft het
stadslicht branden gedurende ca. 30 minu-
ten (indien de accu voldoende lading heeft).
Als de bestuurder de wagen vergrendelt of
het licht handmatig uitschakelt, gaat het
stadslicht uit. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan erns tig l
etsel tot gevolg hebben.
● Trap na het inschakelen van het contact
niet op het r
em- of koppelingspedaal omdat
anders de motor meteen gestart kan worden. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sleut el
s kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autosl
eutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier systemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
● Voord at
u de wagen verlaat, moet u het
contact altijd handmatig uitschakelen en
eventueel rekening houden met de aanwijzin-
gen op het scherm van het instrumentenpa-
neel.
● Als de wagen lange tijd blijft stilstaan met
inges
chakeld contact, kan de accu leeg raken
en kan de motor mogelijk niet meer gestart
worden.
● Voor wagens met dieselmotor kan het even
duren voor
dat de motor aanslaat als hij moet
voorverwarmen.
● Als u tijdens de STOP-fase drukt op de
drukknop START ENGINE
STOP , wordt het contact
uitge s
chakeld en knippert de knop.
● Als de aanwijzing verschijnt op het scherm
van het ins
trumentenpaneel "Start-stopsys-
teem uitgeschakeld: motor handmatig star-
ten", zal de drukknop START ENGINE STOP knip-
peren. 177
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
Motor starten 3 Geldig voor wagens: met Keyless AccessStapMotor in werking stellen met de start-
knop
››› pag. 176 (Press & Drive).
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt
tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.
Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsbak: trap het koppelingspedaal volledig
in en houd het ingetrapt totdat de motor aan-
slaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of
zet de keuzehendel in stand P of N.
3.
Druk de startknop ››› afb. 164 kort in zonder
het gaspedaal in te trappen. Om de motor te
kunnen starten moet er een passende sleutel
in de wagen aanwezig zijn.
Na het starten van de motor blijft het licht van
de drukknop START ENGINE STOP
permanent
branden om aan te geven dat de motor gestart
is.
4.
Indien de motor niet begint te draaien, onder-
breekt u de poging en herhaalt u het na onge-
veer 1 minuut. Voer indien nodig een noodstop
uit ››› pag. 177.
5.Schakel de elektronische parkeerrem uit wan-
neer u met de wagen wilt gaan rijden ››› pag.
179. ATTENTIE
Verlaat de wagen nooit terwijl de motor
draait, v oor
al wanneer een versnelling of rijstand is ingeschakeld. De wagen kan plots
in bewegin
g k
omen of er kan iets onver-
wachts gebeuren, met schade, brand of ern-
stige letsels tot gevolg. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een plot selin
ge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor koud starten. VOORZICHTIG
● De st ar
tmotor of motor kan beschadigd ra-
ken indien u tijdens het rijden probeert de
motor te starten of de motor meteen na het
uitzetten opnieuw in werking stelt.
● Als de motor koud is, vermijdt u hoge toe-
rental
len, hoge belasting en plotse versnel-
lingen.
● Start de motor niet terwijl de wagen wordt
geduwd of g
esleept. Onverbrande benzine
zou in de katalysator kunnen komen en deze
beschadigen. Let op
● Wacht niet
tot de motor warm is bij stil-
staande wagen; als u een goed zicht hebt
door de ruiten, begin dan onmiddellijk te rij-
den. Hierdoor bereikt de motor sneller zijn
bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. ●
Bij het st ar
ten van de motor worden de be-
langrijkste stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Bij het koud starten van de motor kan het
geluid kort
toenemen. Dit is normaal en geen
reden om u zorgen te maken.
● Wanneer de buitentemperatuur lager is dan
+5°C (+41°F), kan er z
ich bij een dieselmotor
rook vormen onder de wagen als de koelvloei-
stofverwarmer met werking op brandstof is
ingeschakeld. Motor afzetten
3 Geldig voor wagens: met Keyless Access
StapMotor uitzetten met de startknop
››› pag. 176.
1.De wagen volledig stilzetten ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot
de wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische
versnellingsbak, plaatst u de keuzehendel in
stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
179.
5.
Druk de startknop kort in ››› afb. 164. De knop
START ENGINE STOP knippert opnieuw. Als de
motor niet stopt, voer dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 177. 178
RijdenStapMotor uitzetten met de startknop
››› pag. 176.
6.Schakel in geval van een handgeschakelde
versnellingsbak de 1e versnelling of de achter-
uitversnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit terwijl de wagen in be-
wegin g i
s. Dit kan leiden tot verlies van con-
trole over de wagen, ongeval en ernstige let-
sels.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werking a
ls het contact is uitgeschakeld.
● De rembekrachtiger werkt niet bij uitge-
schak
elde motor. Daarom moet u bij uitge-
schakelde motor het rempedaal krachtiger in-
trappen om de wagen tot stilstand te bren-
gen.
● De stuurbekrachtiging werkt niet bij uitge-
schak
elde motor. Wanneer de motor is afge-
zet, heeft u meer kracht nodig om te sturen.
● Als het contact wordt uitgeschakeld, kan de
stuurko
lomvergrendeling geactiveerd worden
waardoor u geen controle meer hebt over de
wagen. VOORZICHTIG
Als de motor veel belast wordt gedurende
lang er
e tijd, kan hij na het uitschakelen over-
verhit raken. Om motorschade te vermijden,
laat u hem na het uitzetten stationair draaien
gedurende ca. 2 minuten in neutrale stand. Let op
Na het uitzetten van de motor kan de koel-
luchtv enti
lator nog enkele minuten blijven
werken in de motorruimte, zelfs met uitge-
schakeld contact. De koelluchtventilator gaat
automatisch uit. Functie "My Beat"
Voor wagens met comfortsleutel is er de func-
tie "My B
e
at". Deze functie biedt een bijko-
mende indicatie van het startsysteem van de
wagen.
Bij toegang tot de wagen, bijv. door het ope-
nen van de portieren met de afstandsbedie-
ning, knippert de knop START ENGINE STOP on
t e w
ijzen op de o
vereenkomstige toets van
het startsysteem.
Bij het in-/uitschakelen van het contact gaat
het licht van de knop START ENGINE STOP knip-
per en. Bij uit
ge
schakeld contact stopt de
knop START ENGINE STOP na enkele seconden
met knip
peren en g
aat hij uit.
Wanneer de motor is gestart, blijft het licht
van de knop START ENGINE STOP vast branden
om aan t e g
even d
at de motor draait. Wordt
de motor stopgezet met de knop START ENGINE STOP , dan gaat die opnieuw
knip per
en. In w
ag
ens
met star
t-stopsysteem biedt de
functie "My Beat" ook bijkomende informa-
tie:
● Wanneer de motor wordt afgezet tijdens de
Stop-fase, b
lijft het licht van de toets
START ENGINE STOP vast branden, want hoewel
de mot or uit
is
blijft het start-stopsysteem ac-
tief.
● Kan de motor niet opnieuw worden gestart
met het st
art-stopsysteem, ››› pag. 199, en
moet hij handmatig worden gestart, dan zal
de knop START ENGINE STOP knipperen om deze
s it
uatie aan t e g
even.
Remmen en parkeren Elektronis
che parkeerrem Afb. 165
Onder in de middenconsole: toets
v an de el ektr
oni
sche parkeerrem. » 179
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten