305
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Voorschriften voor opslag Procedure voor bijvullenParkeren
F Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een vlakke en horizontale
ondergrond staat.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel
uit het contactslot om de motor af te zetten.
of
F
D
ruk bij uitvoeringen met keyless entry and
start-systeem op de " START/STOP"-knop
om de motor af te zetten.
Toegang
F Zorg dat de auto is ontgrendeld en open de brandstofvulklep. De blauwe dop van het
AdBlue
®-reservoir bevindt zich links naast
de brandstofvuldop.
F
D
raai de blauwe dop een zesde
omwenteling linksom.
F
t
r
ek de blauwe dop omlaag om hem te
verwijderen.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue
®
niet in uw auto. Controleer bij koud weer vóór het bijvullen of
de omgevingstemperatuur van de auto hoger
is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest de
AdBlue
® waardoor u de vloeistof niet in het
reservoir kunt gieten.
Laat uw auto enkele uren op een warmere
plaats staan en vul vervolgens het reservoir bij.
AdBlue
® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
ond
er deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Voer de lege AdBlue
®-flacons of -
jerrycans niet als huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde
container of breng ze naar uw
verkooppunt.
7
Praktische informatie
333
3008-2_nl_Chap08_en cas-de-panne_ed01-2016
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
A
ls de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
ge
bruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
ee
n aantal functies, waaronder
het Stop
& Start-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van de
accu onvoldoende is.
8
Storingen verhelpen
334
3008-2_nl_Chap08_en cas-de-panne_ed01-2016
12V-accu opladen met een acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het
massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en
die een nominale spanning van
12 V heeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken.Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het P
e
ugeot
-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
Storingen verhelpen
335
3008-2_nl_Chap08_en cas-de-panne_ed01-2016
Loskoppelen van de accu
tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8 uur), niet is gebruikt.
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los.
o
p
d
eze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
u
hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet na het weer aansluiten van de accu het
contact aan en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische systemen
geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine storingen
blijven voordoen, raadpleeg dan het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
d
e sleutel met afstandsbediening of de
elektronische sleutel (volgens uitvoering),
-
he
t schuifdak en het elektrische zonnescherm,
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
F trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
Beweeg de accupoolklem B omhoog om hem te verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
F
trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B
eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze
niet correct is geplaatst; herhaal de
procedure.
8
Storingen verhelpen
338
3008-2_nl_Chap09_caracteristiques_ed01-2016
Motoren en versnellingsbakken benzine-uitvoeringen
Benzinemotoren1.2 PureTech 130 S&S1.6 THP 150 1.6 THP 160 1.6 THP 165 S&S
Versnellingsbakken
BVM6
(Handgeschakeld, 6
versnellingen)E AT 6
(Automatisch,
6
versnellingen) E AT 6
(Automatisch,
6
versnellingen) E AT 6
(Automatisch,
6
versnellingen)E AT 6
(Automatisch,
6
versnellingen)
Type variant uitvoering:
MR... M4... HNYH/S
HNYH/1S HNYW/S
HNY W/1S 5FEA
5FMA5GZW/S
Cilinderinhoud (cm
3) 11 9 9159 8159 8159 8
Boring x slag (mm) 75 x 90,577 x 85,8 77 x 85,8 77 x 85,8
Max. vermogen*:
e
Ce-
norm (kW) 9611 0120 121
to
erental bij max. vermogen (t/min) 550060506000 6000
Max. koppel:
e
Ce-
norm (Nm) 230240240240
to
erental bij max. koppel (t /min) 175 0140 0140 0140 0
Brandstof LoodvrijLoodvrijLoodvrijLoodvrij
Katalysator JaJaJaJa
Inhoud motorcarter (in liters) (met vervangen
filter) 3,5
4,254,254,25
.../S: uitvoering met Stop & Start.
.../1: uitvoering met banden met lage rolweerstand.
*
H
et maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de e
u
ropese
regelgeving (richtlijn 1999/99/C
e)
.
technische gegevens
340
3008-2_nl_Chap09_caracteristiques_ed01-2016
Motoren en versnellingsbakken dieseluitvoeringen
* Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de eu ropese
regelgeving (richtlijn 1999/99/Ce) .
Dieselmotoren
1.6 BlueHDi 100
S&S 1.6 BlueHDi 115 S&S
1.6 BlueHDi 120 S&S
Versnellingsbakken
BVM
(Handgeschakeld, 5 versnellingen) BVM6
(Handgeschakeld, 6 versnellingen)E AT 6
(Automatisch,
6
versnellingen)BVM6
(Handgeschakeld, 6 versnellingen)E AT 6
(Automatisch,
6
versnellingen)
Type variant uitvoering:
MC... BHY6/SBHXH/S
BHXH/1S BHXW/S
BHX W/1S BHZH/S
BHZH/1S BHZW/S
BHZ W/1S
Cilinderinhoud (cm
3) 15 6 015 6 0 15 6 0
Boring x slag (mm) 75 x 88,375 x 88,3 75 x 88,3
Max. vermogen*:
e
Ce-
norm (kW) 7385 88
to
erental bij max. vermogen (t/min) 37503750 3750
Maximum koppel:
e
Ce-
norm (Nm) 254300 300
to
erental bij max. koppel (t /min) 175 0175 0 175 0
Brandstof DieselDiesel Diesel
Katalysator JaJa Ja
Roetfilter JaJa Ja
Hoeveelheid motorolie (met vervangen filter)
(in liters) 3,75
3,75 3,75
.../S: uitvoering met Stop & Start.
.../1: uitvoering met banden met lage rolweerstand.
technische gegevens
341
3008-2_nl_Chap09_caracteristiques_ed01-2016
.../S: uitvoering met Stop & Start.
.../1: uitvoering met banden met lage rolweerstand.
Dieselmotoren
2.0 BlueHDi 1502.0 BlueHDi 150 S&S 2.0 BlueHDi 180 S&S
Versnellingsbakken BVM6
(Handgeschakeld, 6
versnellingen)
E AT 6
(Automatisch,
6
versnelingen)
BVM6
(Handgeschakeld, 6
versnellingen)
E AT 6
(Automatisch,
6
versnellingen)
Type variant uitvoering:
MJ... -
-AHRH/S
AHSH/S
AHXH/S AHWW/S
Cilinderinhoud (cm
3) --19 97 19 97
Boring x slag (mm) --85 x 88 85 x 88
Max. vermogen*:
e
Ce-
norm (kW) --11 0 132
to
erental bij max. vermogen (t/min) --4000 3750
Max. koppel:
e
Ce-
norm (Nm) --370 400
to
erental bij max. koppel (t /min) --2000 2000
Brandstof DieselDieselDieselDiesel
Katalysator JaJaJaJa
Roetfilter JaJaJaJa
Hoeveelheid motorolie (met vervangen filter)
(in liters) -
-6 ,1 5 ,1
*
H
et maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de e
u
ropese
regelgeving (richtlijn 1999/99/C
e)
.
Motoren en versnellingsbakken dieseluitvoeringen
9
technische gegevens
350
3008-2_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Regeling luchtopbrengst ...............................111
R egeling luchtverdeling ................................111
Regelmatige controles
..........................301, 302
Regelmatig onderhoud
...................................10
Regeneratie roetfilter
.................................... 301
Rembekrachtigingsysteem
........................... 16
0
Remblokken
.................................................. 302
Remlichten
.................................................... 328
Remmen
.................................................. 26, 302
Remschijven .................................................. 302Schakelaars stoelverwarming
........................
97
S
CR (Selective Catalytic Reduction)
......31, 303
SCR-systeem
..........................................31, 303
Selectiehendel
..............................................2 11
Selectiehendel automatische transmissie
.... 2
11
S
R
Serienummer auto ........................................345
Set voor tijdelijke bandenreparatie .......309, 312
Sfeerverlichting
....................................... 42, 129
Signalering onoplettendheid
.................252, 253
Sjorogen
........................................................ 13 5
Skiluik
............................................................ 13 4
Slepen van een auto
..................................... 336
Sleutel
................................................ 54, 63 , 64
Sleutel met afstandsbediening
..................... 19
7
Sleutel niet herkend
...................................... 2
02
Sneeuwkettingen
................................. 223, 292
Sneeuwschermen
......................................... 291
Snelheidsbegrenzer
.....................226, 229 , 231
Snelheidslimietherkenning
...........................227
Snelheidsregelaar
................226, 229 , 234 , 238
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning
..........................229
Spaarfase
...................................................... 290
Starten ........................................................... 333
Starten van de auto....................... 197, 200 , 2 11
Stilzetten van de auto
...................197, 200 , 2 11
Stoelen achter
............................................... 13 0
Stoelen verstellen
............................... 90, 91 , 94
Stoelverwarming
............................................. 97
Stop & Start
........................ 18, 21 , 44 , 105 , 11 6,
219 , 281 , 294 , 301, 335
Stuurkolomschakelaars
................................2 11
Stuurslot
........................................................ 197
Stuurwiel (verstellen)
...................................... 99
Supervergrendeling
.................................. 56,
62
Synchroniseren afstandsbediening
................67
Reservewiel
.................................. 309, 317 , 345
Reservoir ruitensproeiers ............................. 29
9
Resetten bandenspanningscontrolesysteem
.... 224 , 225
Resetten van het traject
.................................. 43
R
ichtingaanwijzers
............... 14 4, 323 , 324, 328
Rijadviezen
........................................... 195, 19 6
Rijden
...............
.............................................. 88
Rijstrookcontrolesystemen
........................... 160
Rijverlichting
................................................. 141
Roetfilter
............................................... 300, 301
Ruitbediening
.................................................. 82
Ruitensproeier achter
................................... 153
Ruitensproeiers vóór ..................................... 153
Ruitenwisser achter
...................................... 153
Ruitenwisserbladen (vervangen)
.................. 15 4
Ruitenwissers
.................................. 20,
152 , 155
Ruitenwisserschakelaar
................ 15
2 , 153 , 155
Parkeerhulp achter .......................................
26
3
Parkeerhulp vóór
........................................... 264
Parkeerlichten
.............. 14
3 , 14 4 , 323 , 324, 328
Persoonlijke instellingen
................................. 13
Pe
ugeot
Connect Assistance
................... 15 8
P
e
ugeot
Connect Packs
........................... 15 8
P
e
ugeot
Connect S
oS
............................. 15
8
Plafonniers
.................................................... 128
Portieren
......................................................... 74
Portieren sluiten
............................ 56, 60-62 , 74
Pyrotechnische gordelspanners
................... 17
1
Index