104
3008-2_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende
(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de
gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan
de verwarming en ventilatie worden bediend
via het menu "Airconditioning" van het
touchscreen of via het bedieningspaneel van
de middenconsole.
Luchtverdeling
1. u itstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2.
u itstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3.
A
fsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.
4.
A
fsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
u itstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers. 6.
u itstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Sluiten van de ventilatieroosters:
F
b
uitenste ventilatieroosters: zet de knop
in de middelste stand en beweeg hem
zijwaarts richting het portier.
F
m
iddelste ventilatieroosters: zet de knop
in de middelste stand en beweeg hem
zijwaarts richting het midden van het
dashboard.
ergonomie en comfort
105
3008-2_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning
werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto
op het door u gewenste niveau wilt
houden, kunt u tijdelijk de functie
Stop & Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
Stop & Star t -systeem.
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
g
e
bruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor. Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
3
ergonomie en comfort
301
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Controles
Roetfilter (diesel)
branden van dit lampje in combinatie met een
melding op het multifunctionele display.
ui
tvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het P
e
ugeot
-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
ga o
m het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje
dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
niveaus .
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het Pe
ugeot- netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek
vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de
fabrikant aangegeven intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens
het oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan
de 12V-accu de desbetreffende rubriek voor meer
informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
ee
n verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken. Als het roetfilter vervuild is, wordt u
hierop geattendeerd door het tijdelijk
Bij een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
7
Praktische informatie
351
3008-2_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
TVW
Z
U
Veiligheidsgordels ..........................16 8 -171, 183
Veiligheidsgordels achter .....................169, 170
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen .....173 ,17 7 ,
178 , 182 , 18 4 , 18 6 -188 , 19 0
Ventilatie
...............
.................. 10, 104 -10 6 , 108
Ventilatieroosters
.......................................... 104
Vergrendelen ....................................... 55, 61 , 63
Vergrendeling van binnenuit
........................... 68
V
erklikkerlampje remsysteem
......................... 26
V
erklikkerlampje service
................................. 23
Verklikkerlampje voorgloeien (diesel)
............ 18
Verklikkerlampjes
........ 16,
17 , 19 , 21, 22 , 25, 40
Verklikkerlampjes (status)
............................... 19
Verlichting
....................................................... 17
Verlichting bagageruimte
.............................. 140
Verlichting met "full led"-technologie
.... 151 , 323
Verlichting overdag
....................... 143, 323 , 324
Verplaatsbare vloerplaat
.............................. 13 8
Versnellingshendel
......................................... 10
Versnellingshendel handgeschakelde versnellingsbak
........................................... 210
Verversen
...................................................... 297
Vervoer van lange voorwerpen
.................... 13
4
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
.............. 301
Verwarming
............................. 10,
104 , 10 6 , 108
Visio Park
...................................... 265, 267 , 269
Voorgloeien (dieselmotor)
............................... 18
V
oorruitverwarming
...................................... 11
7
Voor stoelen
............................................... 90, 96
Voorzieningen achterin
................................. 13 3
Voorzieningen bagageruimte
....................... 13 5
Voorzieningen interieur
......................... 11
9, 120
tafe
ltje
................
.............................................
92tan
kbeveiliging ...............................
..............
282te
chnische gegevens
...................
338-340, 342te
laag brandstofniveau
............................... 281
tel
efoon
........................................................ 12 2
t
e l l e r
................................................................ 12
te
mperatuurregeling ..................................... 111
ti
jdelijke bandenspanning (met set)
............. 312
ti
jd instellen
.................................................... 45
to
erenteller
..................................................... 12to
evoer van buitenlucht
................................ 111
to
uchscreen
....................... 42,
48 , 50 , 102 , 121
tr
ailer Stability Management (
tS
M)
..... 160 , 163
trek
haak
...................................... 163, 19 6 , 284
trek
haak met afneembare kogel
.................. 28
5
uit
schakelen airbag passagier
..................... 17
3
uS
B-aansluiting
............................................ 121 Waarschuwing oplettendheid bestuurder
.....
253
Waarschuwing rijtijd ...................................... 2 52
Waarschuwingssignaal sleutel in contact ....
19 9
Wiel demonteren ............................... ............319
Wiel monteren
...............................................319
Wiel verwisselen
...........................................309
Window-airbags
....................................175, 176
Zekeringen
.................................................... 331
Zekeringen vervangen
..................................331
Zicht ............................................................... 11 6
Zicht naar voren 180°.................................... 269
Zij-airbags
............................................. 175, 176
Zijknipperlicht
................................................327
Zijspots
.................................................. 148, 327
Zonder gereedschap afneembare kogel
...... 28
5
Zonneklep
..................................................... 120
Zonnescherm
.................................................. 84
Zu
inig rijden
.................................................... 10
.
Index