Page 217 of 339

Rijden en bediening215
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
Detectiezones
De sensoren van het systeem bestrij‐
ken een zone van ongeveer
3,5 meter parallel aan beide zijden
van de auto en ongeveer 3 meter naar achteren bij het blindehoeksysteem
(A) en ongeveer 70 meter naar
achteren bij waarschuwing wijzigen
van rijstrook (B) op parallelle rijstro‐
ken. De zones beginnen bij elke
buitenspiegel. De zone is ongeveer
tussen de 0,5 meter en 2 meter hoog, vanaf de grond.
Deactivering
U kunt de waarschuwing voor het
wisselen van rijstroom in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display in- of uitschake‐
len.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Het systeem wordt geactiveerd als er
een aanhangwagen aangekoppeld is.
De deactivering wordt aangegeven
door een tekst in het Driver Informa‐
tion Center.
Let op
Na productie moet het systeem
worden gekalibreerd. Rijd voor opti‐
male prestaties zo spoedig mogelijk
een stuk op een rechte snelweg met objecten aan de kant van de weg,
bijv. vangrails en afsluitingen.
Page 218 of 339

216Rijden en bedieningStoring
Onder normale omstandigheden of in scherpe bochten geeft het systeem
soms geen waarschuwing. Het
systeem kan bij specifieke weersom‐
standigheden (regen, hagel enz.)
waarschuwen voor obstakels in de
blinde hoek. Bij rijden op een nat
wegdek of bij de overgang van droog
naar nat kan het systeem oplichten,
omdat opspattend water als een
obstakel kan worden geïnterpreteerd.
Anders kan het systeem vanwege
vangrails, verkeersborden, bomen,
struikgewas of andere onbeweeglijke
objecten oplichten. Dit is normaal
bedrijf en het systeem hoeft niet te worden nagekeken.
Het alarm bij wisselen van rijstrook
werkt wellicht niet als de bumper aan
de linker- of rechterzijde vervuild is
met modder, vuil, sneeuw, ijs of slijk.
Instructies voor reinigen 3 284.
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐ digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Centre. De hulp van een
werkplaats inroepen.Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het
gebied achter de auto.
Het camerabeeld wordt getoond in de
Colour-Info-Display.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp bevin‐
den, bijv. onder de bumper of
onder de auto, worden niet
getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Activering
De achteruitkijkcamera wordt auto‐
matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Werking
De camera bevindt zich tussen de
lampjes van de kentekenverlichting
en heeft een zichthoek van 130°.
Page 219 of 339

Rijden en bediening217
Vanwege de hoge positie van de
camera is, bij wijze van leidraad voor
de positie, de achterbumper op het
display zichtbaar.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Geleidingsstrepen
Dynamische-geleidingsstrepen zijn
horizontale lijnen met een onderlinge
afstand van 1 meter, die op de afbeel‐
ding zijn geprojecteerd om de afstand tot de getoonde objecten te kunnenbepalen.De baan van de auto wordt afgebeeld
overeenkomstig de stuurhoek.
De functie kan in het menu Persoon‐
lijke instellingen op het Colour-Info-
Display worden uitgeschakeld.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het
beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste
regel van het Info-Display met de
waarschuwing om de omgeving van
de auto te controleren.
Deactivering
De camera wordt gedeactiveerd
wanneer een bepaalde snelheid voor‐ uit wordt overschreden of als de
achteruitversnelling gedurende ong.
10 seconden niet is ingeschakeld.
U kunt de achteruitkijkcamera in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display in- of uitschake‐
len.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐ geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
Page 220 of 339

218Rijden en bedieningDe achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● De zon of de straal van koplam‐ pen rechtstreeks op de lens vande camera valt.
● Als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● De achterklep niet goed gesloten
is.
● De auto een aanhangwagen trekt.
● De auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Waarschuwing kruisend verkeer achter
Naast de achteruitkijkcamera 3 216
waarschuwt de waarschuwing krui‐
send verkeer achter bij het achteruit
rijden voor kruisend verkeer van linksof rechts. Bij het herkennen van krui‐
send verkeer na activeren van de
achteruitkijkcamera, verschijnt er op
het Colour-Info-Display een gevaren‐
driehoek met een pijltje K dat de
richting van het verkeer aangeeft.
Verder klinken er drie pieptonen uit de luidspreker aan de betreffende kant.
De radarafstandssensoren zitten aan
de zijkant in de achterbumper.
9 Waarschuwing
De waarschuwing kruisend
verkeer achter vervangt niet het
kijken door de bestuurder. Let op:
objecten buiten het bereik van de
sensoren, bijv. onder de bumper
of onder de auto, worden niet
weergegeven.
Voetgangers, kinderen of dieren
worden niet gedetecteerd.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Activering
De waarschuwing kruisend verkeer
achter wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch samen met de achteruitkijkcamera
geactiveerd.
Page 221 of 339

Rijden en bediening219Detectiezones
De systeemsensoren bestrijken een
zone van ongeveer 20 meter links of
rechts achter de auto.
Deactivering De waarschuwing kruisend verkeer
achter wordt gedeactiveerd bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐
heid voorwaarts of als de achteruit‐
versnelling gedurende ongeveer
10 seconden niet wordt ingeschakeld.
U kunt de waarschuwing voor krui‐
send verkeer achter in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display in- of uitschake‐
len.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Storing
Het systeem werkt wellicht niet goed
wanneer:
● Sensoren door ijs, sneeuw, modder of iets anders bedekt
zijn.
● De auto een aanhangwagen trekt.
● De auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.Verkeersbordherkenning
Werking Het verkeersbordherkenningssys‐
teem herkent bepaalde borden via
een frontcamera en toont deze op het
Driver Information Centre.
Verkeersborden die worden herkend, zijn:
Verkeersborden met beperkingen en
geen doorgang ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodVerkeersborden
Begin en einde van:
● stadsregio's (landspecifiek)
● snelwegen
Page 222 of 339

220Rijden en bediening● rijkswegen
● woonervenOnderborden ● aanvullingen op verkeersborden
● verbod op trekken van aanhan‐ gers
● beperkingen voor trekkers ● bij natheid
● bij ijs
● richtingspijlen
Borden voor maximumsnelheid en
inhaalverbod worden getoond op het
Driver Information Center, tot het
volgende bord maximumsnelheid of
einde maximumsnelheid of als er
gedurende een bepaalde periode
geen ander bord wordt geconsta‐ teerd.
Weergeven van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet duidelijk
door het systeem wordt herkend.
Het systeem werkt zonder prestatie‐
verlies tot een snelheid van maximaal 200 km/u, afhankelijk van de verlich‐
ting. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid van 160 km/u.
Displayweergave
Informatie over de op dit moment geldige verkeersborden is beschik‐
baar op de betreffende pagina in het
Driver Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information
Center aangegeven. In geval van een
snelheidslimiet met een onderbord
verschijnt in dit gebied het symbool +.
Selecteer op het Baselevel-display
Instellingen X door MENU in te
drukken en selecteer de pagina
Verkeersbordherkenning met het
stelwiel op de richtingaanwijzerhen‐
del 3 114.
Page 223 of 339
Rijden en bediening221
Selecteer op een Midlevel- en Uple‐
vel-display het menu Info met de
knoppen rechts op het stuurwiel en
druk op P om de pagina Verkeers‐
bordherkenning te selecteren 3 114.
Wanneer u een andere pagina op het
menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende
verkeersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie
U kunt de waarschuwingsfunctie acti‐ veren en deactiveren in het instellin‐
genmenu van de pagina met
verkeersbordherkenning.Wanneer de functie is geactiveerd en de pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en
'niet inhalen'-borden weergegeven
als waarschuwingen in het Driver
Information Center.De waarschuwingsfunctie kan in het
menu Instellingen van de pagina
Verkeersbordherkenning worden
geactiveerd of gedeactiveerd door op
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of 9 op het stuurwiel te druk‐
ken.
Page 224 of 339

222Rijden en bediening
Afbeelding toont Baselevel Driver
Information Center.
Afbeelding toont Midlevel of Uplevel
Driver Information Center.
Selecteer wanneer de instellingenpa‐
gina verschijnt Waarschuwingen
AAN op het Uplevel-display of stel
waarschuwingen J in op het Midle‐
vel-display om de waarschuwings‐
functie te activeren.
Deactiveer via de optie
Waarschuwingen uit of waarschuwin‐
gen I.
Instelling blijft actief tot de volgende
verandering.
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐
veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem terugstellen
De inhoud van het verkeersborddis‐
play kan in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherkenning
worden gewist door Terugzetten te
selecteren en te bevestigen door
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of 9 op de stuurwielknop
rechts langere tijd in te drukken.
U kunt ook SET/CLR of 9 drie secon‐
den indrukken om de inhoud van de
pagina te wissen.Na een reset hoort u een geluidssig‐
naal en het volgende symbool wordt
weergegeven totdat het volgende
verkeersbord wordt gedetecteerd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond
verkeersborden worden gewist. Na
het wissen verschijnt het "Standaard‐ bord" op het Driver Information
Center.
Redenen voor het wissen van
verkeersborden:
● Een vooraf ingestelde afstand werd gereden of een vooraf inge‐
stelde periode is verlopen
(verschillend per verkeersbord)