Page 217 of 321

Rijden en bediening215Het systeem geeft een visueel alarm
visueel in elke buitenspiegel bij het
detecteren die in de binnen- en
buitenspiegels wellicht niet zichtbaar
zijn.
Het blindehoeksysteem maakt
gebruik van sommige sensoren van
de geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen,
een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op. Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van
rijstrook te wisselen.
Let op
Als de inhalende auto minstens
10 km/u sneller rijdt dan de inge‐
haalde auto, licht het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel wellicht niet op.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐ symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de
waarschuwingssymbolen B als
normaal verlicht aan de betreffende
zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐ tiveren op het Info-Display, Persoon‐
lijke instellingen 3 127.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De detectiezones beginnen bij de
achterbumper en strekken zich ong.
drie meter naar achteren en naar de
zijkanten uit. De zone ligt tussen
ongeveer een halve meter en
twee meter hoog, vanaf de grond.
Page 218 of 321

216Rijden en bedieningHet blindehoeksysteem is ontworpen
om stilstaande voorwerpen, zoals
vangrails, lantaarnpalen, stoepran‐
den, muren en balken te negeren.
Geparkeerde voertuigen of tege‐
moetkomende voertuigen worden
niet gedetecteerd.
Storing Het kan soms voorkomen dat hetsysteem geen signaal afgeeft, bij
natte weersomstandigheden zal dit
vaker optreden.
Het blindehoeksysteem werkt niet als
de bumper aan de linker- of rechter‐
zijde vervuild is met modder, vuil,
sneeuw, ijs, slijk, of tijdens hevige
regenval. Instructies voor reinigen
3 281.
In geval van een storing in het
systeem of als het systeem door tijde‐ lijke omstandigheden niet operatio‐
neel is, lichten de symbolen in de
spiegels permanent op en verschijnt
er een bericht op het Driver Informa‐
tion Center. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het
gebied achter de auto.
Het camerabeeld wordt getoond in de Colour-Info-Display.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp bevin‐
den, bijv. onder de bumper of
onder de auto, worden niet
getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐
matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Werking
Bij de 5-deurs hatchback is de
camera gemonteerd tussen de lamp‐
jes van de kentekenverlichting.
Bij de Sports Tourer is de camera
onder de sierlijst van de achterklep gemonteerd.
Page 219 of 321

Rijden en bediening217
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Geleidingsstrepen
Dynamische geleidingsstrepen zijn
horizontale lijnen met een onderlinge
afstand van een meter die op de
afbeelding zijn geprojecteerd om de
afstand tot de getoonde objecten te
kunnen bepalen.De baan van de auto wordt afgebeeld
overeenkomstig de stuurhoek.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste
regel van het Info-Display met de
waarschuwing om de omgeving van
de auto te controleren.
Uitschakelen
De camera wordt uitgeschakeld
wanneer een bepaalde voorwaartse
snelheid wordt overschreden of als
de achteruitversnelling gedurende
ca. 15 seconden niet is ingeschakeld.
De achteruitkijkcamera kan handma‐
tig worden gedeactiveerd in het menu
met Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display. Selecteer de
relevante instelling in Instellingen, I
Voertuig .
Deactivering van geleidingsstrepen en waarschuwingssymbolen
Page 220 of 321

218Rijden en bediening7 inch Colour-Info-Display: u kunt devisuele geleidingsstrepen en waar‐
schuwingssymbolen activeren of deactiveren met de aanraaktoetsen in het onderste deel van het display.
8 inch Colour-Info-Display: u kunt de
visuele geleidingsstrepen en waar‐
schuwingssymbolen activeren of
deactiveren in het menu Instellingen
op het Info-Display . Selecteer de rele‐
vante instelling in Instellingen, I
Voertuig .
Info-Display 3 123.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● Wanneer de zon of de straal van koplampen rechtstreeks op de
lens van de camera valt.● Als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders isvervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● De auto een aanhangwagen trekt.
● De auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Verkeersbordherkenning Werking
De verkeersbordherkenning herkent bepaalde borden via een frontcamera en toont deze op het Driver Informa‐
tion Center.
Als de auto over een ingebouwd navi‐
gatiesysteem beschikt, kunnen er ook verkeersborden van datakaarten zijn
opgenomen.
Verkeersborden die worden herkend,
zijn:
Borden met snelheidsbeperkingen en verboden in te halen ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodVerkeersborden
Begin en einde van:
● stadsregio's (landspecifiek)
● snelwegen
● rijkswegen
● woonerven
Page 221 of 321

Rijden en bediening219Onderborden● aanvullingen op verkeersborden
● verbod op trekken van aanhan‐ gers
● beperkingen voor trekkers
● bij natheid
● bij ijs
● tijdsbeperkingen
● afstandsbeperkingen
● richtingspijlen
Borden voor maximumsnelheid en inhaalverbod worden getoond op het
Driver Information Center, tot het
volgende bord maximumsnelheid of
einde maximumsnelheid of als er
gedurende een bepaalde periode
geen ander bord wordt geconsta‐
teerd.
Weergeven van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet duidelijk
door het systeem wordt herkend.
Het systeem werkt zonder prestatie‐
verlies tot een snelheid van maximaal 200 km/u, afhankelijk van de verlich‐
ting. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid van 160 km/u.
Displayweergave
Informatie over de op dit moment geldige verkeersborden is beschik‐
baar op de betreffende pagina in het
Driver Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information
Center aangegeven. In geval van een
snelheidslimiet met een onderbord
verschijnt in dit gebied het symbool +.
Kies op een Midlevel-display Info
menu ? via MENU en selecteer
met het stelwiel op de richtingaanwij‐
zer de pagina met de verkeersborder‐
herkenning 3 118.
Page 222 of 321
220Rijden en bediening
Kies op het Uplevel-display het menu
Info met de toetsen rechts op het
stuurwiel en druk op P of Q om de
pagina met de verkeersbordherken‐
ning te selecteren 3 118.
Wanneer u een andere pagina op het menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende
verkeersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie U kunt de waarschuwingsfunctie acti‐veren en deactiveren in het instellin‐
genmenu van de pagina met
verkeersbordherkenning.Wanneer de functie is geactiveerd en
de pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en
'niet inhalen'-borden weergegeven
als waarschuwingen in het Driver
Information Center.Druk wanneer op het Midlevel-display de pagina met de verkeersbordher‐
kenning wordt getoond, op SET/CLR
op de richtingaanwijzer.
Page 223 of 321

Rijden en bediening221Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT met het stelwiel en
druk op SET/CLR .
Druk wanneer op het Uplevel-display
de pagina met de verkeersbordher‐
kenning wordt getoond, op q op het
stuurwiel.
Activeer de waarschuwingen door J
in te stellen, deactiveer de waarschu‐ wingen door met toets 9 I in te stel‐
len.
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐
veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem terugstellen
De inhoud van de verkeersbordpa‐
gina kan in het menu Instellingen van
de pagina Verkeersbordherkenning
worden gewist door Terugstellen te
selecteren en te bevestigen door SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of 9 op het stuurwiel in te
drukken.
U kunt ook SET/CLR of 9 drie secon‐
den indrukken om de inhoud van de
pagina te wissen.
Als het resetten is gelukt, klinkt er een
toon. Het onderstaande "standaard‐
teken" wordt aangegeven tot het
volgende verkeersbord wordt waar‐
genomen of door de kaartgegevens
van het navigatiesysteem wordt gele‐ verd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond
verkeersborden worden gewist. Na
het wissen wordt het "standaardte‐
ken" of een verkeersbord uit de kaart‐ gegevens van het navigatiesysteem
in het Driver Information Center weer‐
gegeven.
Redenen voor het wissen van
verkeersborden:
● Een vooraf ingestelde afstand werd gereden of een vooraf inge‐stelde periode is verlopen
(verschillend per verkeersbord)
● Er wordt een bocht genomen
● Als er geen navigatiekaartgege‐ vens beschikbaar zijn en de snel‐heid afneemt tot onder 52 km/h
(detectie van de bebouwde kom)
● Als er navigatiekaartgegevens beschikbaar zijn en het systeem
nam op basis van een verande‐
ring in de kaartgegevens waar
dat de bebouwde kom werd inge‐ reden
Page 224 of 321

222Rijden en bedieningVerkeersbordherkenning in
combinatie met het
navigatiesysteem
Als de auto met een navigatiesys‐
teem is uitgerust, kan het weergege‐
ven verkeersbord zijn waargenomen
door een optische verkeersbordher‐
kenning of uit de kaartgegevens
afkomstig zijn.
Als het op dit moment weergegeven
verkeersbord uit de kaartgegevens
afkomstig is en de kaartinformatie
verandert, wordt er een ander
verkeersbord getoond. Dit kan bete‐
kenen dat er dan een nieuw verkeers‐
bord wordt geregistreerd, hoewel u
wellicht geen nieuw bord bent gepas‐ seerd.
Storing
De Verkeersbordherkenning werkt onder de volgende omstandigheden
mogelijk niet correct:
● Het deel van de voorruit waar de frontcamera zich bevindt, is niet
schoon of er zijn bijvoorbeeld
stickers geplakt.● Verkeersborden geheel of gedeeltelijk bedekt zijn of lastig
waarneembaar zijn.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.
● De verkeersborden incorrect gemonteerd of beschadigd zijn.
● Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake
de verkeerstekens (Wiener
Übereinkommen über
Straßenverkehrszeichen).Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om de bestuurder binnen een vast snel‐
heidsbereik te helpen bij de waar‐
neming van bepaalde verkeers‐
borden. Negeer geen verkeers‐
borden die het systeem niet weer‐ geeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze
rijstijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane Keep Assist
Lane Keep Assist helpt bij het voor‐ komen van botsingen wanneer de
rijstrook per ongeluk werd verlaten.
De frontcamera observeert de
wegmarkeringen waar de auto tussen
rijdt. Wanneer de auto de markerin‐
gen nadert, wordt het stuurwiel licht
verdraaid om de auto binnen de
rijstrook te houden. Draai het stuur‐
wiel in dezelfde richting mee als het
systeem onvoldoende stuurt. Draai het stuurwiel rustig in de tegenover‐
gestelde richting als u van rijstrook
wilt wisselen.