Page 137 of 321

Instrumenten en bedieningsorganen135SOS knop
Druk op [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide
adviseur.
Status-LED
Groen: Het systeem is gereed met
geactiveerd doorgeven van de voer‐
tuiglocatie.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Het systeem is gereed met
gedeactiveerd doorgeven van de
voertuiglocatie of het systeem staat in
de stand-bymodus.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Het doorgeven van
de voertuiglocatie is gedeactiveerd.
OnStar-services
Algemene services
Druk als u informatie nodig hebt, bijv. openingstijden, markante punten en
bestemmingen of als u hulp nodig
hebt bij bijv. pech onderweg, eenlekke band of een lege brandstoftank op Z om contact met een adviseur te
leggen.
Noodhulpdiensten
Druk in een noodsituatie op [ om een
adviseur te spreken. De adviseur
neemt vervolgens contact op met de
(nood)hulpdiensten en stuurt ze naar
uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐
oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Wi-Fi Hotspot
De Wi-Fi Hotspot van de auto biedt
verbinding met het internet met een
maximale snelheid van 4G/LTE.
Let op
De functionaliteit voor Wi-Fi
hotspots is niet voor alle markten
verkrijgbaar.
Er kunnen maximaal zeven toestellen
worden aangesloten.Een mobiel toestel met de Wi-Fi
Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer vervol‐
gens de WiFi-instellingen in het
Info-Display. De getoonde instel‐
lingen zijn onder andere de naam van de Wi-Fi Hotspot (SSID), het
wachtwoord en het verbindings‐
type.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt
aangegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Druk op Z en spreek met een advi‐
seur of log in bij uw account als u de SSID of het wachtwoord wilt wijzi‐
gen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot
uitschakelen door op Z te drukken en
een adviseur te spreken.
Page 138 of 321

136Instrumenten en bedieningsorganenSmartphone-app
Met de myOpel smartphone app kunt u bepaalde autofuncties extern bedie‐
nen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende levensduur motorolie en banden‐
spanning (alleen met het
bandenspanningscontrolesys‐
teem) controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐
bouwd navigatiesysteem is.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
Download voor het bedienen van
deze functie de app van App Store ®
of Google Play™ Store.
Afstandsbediening
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐
keurige telefoon gebruiken om een
adviseur te bellen. Deze kan danvanaf zijn locatie specifieke autofunc‐
ties aansturen. U vindt het betref‐
fende OnStar-telefoonnummer op de landspecifieke website.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Geef als de auto gestolen is de dief‐
stal door aan de autoriteiten en vraag hulp van de OnStar-service Hulp bij
gestolen voertuig. Neem telefonisch
contact op met een adviseur. U vindt
het betreffende OnStar-telefoonnum‐
mer op de landspecifieke website.
OnStar kan u helpen bij het zoeken
naar en bergen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐
tiveerd, wordt er een bericht naar
OnStar gestuurd. U ontvangt hierover een sms of e-mail.Startblokkering
OnStar kan met externe signalen het
starten van de auto blokkeren
wanneer het contact is afgezet.
Diagnose op aanvraag
U kunt te allen tijde, bijvoorbeeld als
de auto boordinformatie laat zien, op
Z te drukken om contact op te nemen
met een adviseur. U kunt hem vragen
een realtime diagnose uit te voeren
om de oorzaak van het probleem na
te gaan. Afhankelijk van de resultaten biedt de adviseur meer ondersteu‐
ning.
Diagnoserapport
De auto stuurt automatisch diagnose‐
gegevens naar OnStar. U en uw
garage ontvangen maandelijks per e- mail een rapport.
Let op
De werkplaatsmeldingsfunctie kan
in uw account worden uitgescha‐
keld.
Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, ABS, en andere
Page 139 of 321

Instrumenten en bedieningsorganen137grote systemen. Ook bevat het infor‐
matie over mogelijke onderhouds‐
punten en de bandenspanning
(alleen als er een bandenspannings‐
controlesysteem is).
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.
Bestemming downloaden
Een gewenste bestemming kan
rechtstreeks naar het navigatiesys‐
teem worden gedownload.
Druk op Z om een adviseur te bellen
en beschrijf de bestemming of het
markante punt.
De adviseur kan elk adres en elke
nuttige plaats opzoeken en deze naar
het ingebouwde navigatiesysteem
verzenden.
OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN
nodig voor toegang tot alle OnStar-
services. U moet een eigen PIN
invoeren wanneer u voor de eerste
keer met een adviseur belt.Druk op Z om een adviseur te bellen
en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een
account waar alle gegevens in zijn
opgeslagen. Druk op Z en spreek
met een adviseur of log in bij uw
account als u accountinformatie wilt
veranderen.
Als de OnStar-service voor een
andere auto moet worden gebruikt,
druk dan op Z en vraag of de account
op de nieuwe auto kan worden over‐
gedragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt
afgevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de
OnStar-service voor deze auto.
Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service wordt verzocht of getriggerd. Een
bericht op het Info-Display geeft door
dat deze informatie is verzonden.Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer
beschikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie
altijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Software-updates
OnStar kan op afstand software-
updates uitvoeren, zonder dat zij u
daarover van tevoren inlichten of om
uw toestemming vragen. Deze upda‐
tes verbeteren of behouden de veilig‐ heid en beveiliging of de werking vanuw voertuig.
Page 140 of 321
138Instrumenten en bedieningsorganenDeze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.
Page 141 of 321

Verlichting139VerlichtingRijverlichting.............................. 139
Lichtschakelaar .......................139
Automatische verlichting .........140
Grootlicht ................................. 140
Lichtsignaal ............................. 140
Koplampverstelling ..................141
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 141
Dagrijlicht ................................. 141
Led-koplampen ........................141
Alarmknipperlichten .................145
Richtingaanwijzers ..................146
Mistlampen voor ......................146
Mistachterlicht ......................... 146
Parkeerlichten ......................... 147
Achteruitrijlichten .....................147
Beslagen lampglazen ..............147
Binnenverlichting .......................147
Regelbare instrumentenverlichting .........147
Leeslampen ............................. 148
Verlichting zonneklep ..............148
Verlichtingsfuncties ....................149
Verlichting middenconsole ......149
Instapverlichting ......................149Uitstapverlichting .....................149
Ontlaadbeveiliging accu ..........150Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Wanneer u het contact inschakelt, is
de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 116.
Page 142 of 321

140VerlichtingAchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dim-/grootlicht en de zijmarke‐
ringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het regensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 141.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Led-koplampen 3 141
Tunneldetectie Bij het inrijden van een tunnel wordende koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
GrootlichtDuw tegen de hendel om van dimlicht
op grootlicht over te schakelen.
Trek aan de hendel om het grootlicht
uit te schakelen.
Grootlichtassistentie 3 141.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het grootlicht uit.
Led-koplampen 3 141.
Page 143 of 321

Verlichting141KoplampverstellingHandmatige koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimte
Dynamische automatische koplamp‐
verstelling 3 141.
Koplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Auto's met halogeenkoplampen
De koplampen moeten niet worden
afgesteld.
Auto's met LED-koplampen
De koplampen kunnen in het menu Persoonlijke instellingen via het Info-
Display worden ingesteld voor rijden
aan de andere kant van de weg.
Selecteer de relevante instelling in
Instellingen , I Voertuig .
Info-Display 3 123.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Elke keer wanneer het contact wordt
aangezet, knippert f circa
vier seconden ter herinnering.Voor de deactivering volgt u dezelfde
procedure als hierboven. f knippert
niet wanneer de functie is gedeacti‐ veerd.
Controlelamp f 3 116.
Dagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt bij daglicht automatisch
ingeschakeld wanneer de motor
draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en koplampen,
afhankelijk van het aanwezige licht.
Automatische verlichting 3 140.
Led-koplampen Het led-koplampensysteem omvat
twee koplampen met verschillende
leds, waarmee verschillende verlich‐
tingsprogramma's kunnen worden
aangestuurd.
De lichtverdeling en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek en
Page 144 of 321

142Verlichtingde rijsituatie. De auto past de koplam‐
pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtverdeling voor
de bestuurder.
Sommige functies van de led-koplam‐
pen kunnen vanuit het menu
Persoonlijke instellingen worden
gedeactiveerd en geactiveerd. Selec‐ teer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display. Persoonlijke instellingen
3 127.
De grootlichtassistentie kan niet
worden gedeactiveerd.
De volgende verlichtingsfuncties zijn
beschikbaar als de lichtschakelaar in
de stand AUTO of 9 staat:
Stadslicht
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tot maximaal 55 km/u en in situaties met omgevingsverlichting.
De lichtverspreiding is breed en
symmetrisch. Er is een speciaal licht‐
straalpatroon ontworpen dat verblin‐
ding van andere weggebruikers voor‐ komt.
Verlichting landelijke gebieden
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid boven ca. 55 km/u
wanneer er in een landelijk gebied
wordt gereden. De verlichting van de
weg en de berm wordt verbeterd. Tegemoetkomend verkeer en voorlig‐
gers worden niet verblind.
Bochtverlichting
Er gaan, afhankelijk van de stuurhoeken de snelheid, extra leds branden
die de verlichting van bochten verbe‐
teren. Deze functie wordt geactiveerd bij snelheden tussen 40 km/u en 70
km/u en is afhankelijk van de stuur‐ hoek.
Afbuigverlichting
Bij het afslaan gaan, afhankelijk van
de stuurhoek en het knipperlichtsig‐
naal, bepaalde leds branden die het wegdek in de rijrichting verlichten.
Wordt geactiveerd tot een snelheid
van 40 km/u.