Wat te doen in een noodgeval
12
6
Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning geeft aan
welke band een te lagebandenspanning heeft doordat het
bijbehorende lampje gaat branden.
Wanneer een van deze
waarschuwingslampjes gaat
branden, verminder dan onmiddellijk
snelheid, vermijd scherp aansnijden
van bochten en anticipeer op een
langere remweg. Zet de auto zo snelmogelijk stil en controleer de
banden. Breng de banden op de
juiste spanning zoals aangegeven op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel op de
middenstijl aan bestuurderszijde.
Vervang de band met een te lagebandenspanning door het
reservewiel als u geen tankstation
kunt bereiken of als de band lek is. Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdtmet een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de band meteen te lage bandenspanning door
het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
• Het controlelampje storing TPMS
knippert mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut en blijft daarna
branden omdat de TPMS-sensor
niet op het reservewiel isgemonteerd.
✽ AANWIJZING
Het reservewiel is niet uitgerust met
een bandenspanningssensor.
OPMERKING
Mogelijk gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning in de winter ofbij koud weer branden als debanden bij warm weer op de aanbevolen spanning zijngebracht. Het betekent niet dathet TPMS defect is, omdat delagere temperatuur een evenredig lagerebandenspanning tot gevolgheeft.
Controleer de bandenspanningen stel deze af op deaanbevolen spanning wanneeru van een warm gebied naar eenkoud gebied of vice versa rijdt, of wanneer debuitentemperatuur aanmerkelijk toe- of afneemt.
Wat te doen in een noodgeval
14
6
Een wiel wisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. Weadviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Ieder wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel. Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
nakijken. Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdtmet een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de band meteen te lage bandenspanning door
het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
• Het controlelampje storing TPMS
knippert mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut en blijft daarna
branden omdat de TPMS-sensor
niet op het reservewiel isgemonteerd. Mogelijk kunt u de bandenspanningniet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Houd er
rekening mee dat een band die warm
is (door het rijden) een hogerebandenspanning heeft dan een band
die koud is (doordat deze gedurendeten minste 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode).
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode.
OPMERKING
Gebruik NOOIT
bandenreparatiemiddel om deband met een te lage spanningte repareren. Hetafdichtingsmiddel kan debandenspanningssensoren beschadigen. In dat geval moetu de bandenspanningssensorvervangen.
615
Wat te doen in een noodgeval
WAARSCHUWING - TPMS
• Het TPMS waarschuwt niet voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers en
dergelijke.
• Als de auto instabiel aanvoelt, haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal geleidelijk en lichtin en breng uw auto op een
veilige plaats naast de weg totstilstand.WAARSCHUWING
- TPMS BESCHERMEN
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het
bandenspanningscontrolesyste
em (TPMS) verhindert mogelijk
dat de bestuurder door het
systeem wordt gewaarschuwd
over een te lagebandenspanning en/of
storingen in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het TPMS vervalt mogelijk
de garantie voor dat deel van deauto.WAARSCHUWING
- EUROPA
• Voer geen wijzigingen door aan de auto; deze kunnen de
TPMS-functie beïnvloeden.
• Universele wielen zijn niet voorzien van een TPMS-
sensor.
Voor uw veiligheid adviseren
we u vervangende onderdelen
te gebruiken die zijn geleverd
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
• Als u universele wielen onder uw auto monteert, moet u
TPMS-sensoren gebruiken die
goedgekeurd zijn door een
HYUNDAI-dealer. Als uw auto
niet voorzien is van TPMS-
sensoren of als het TPMS niet
goed werkt, kunt u problemen
krijgen bij de APK.
(Vervolg)
Wat te doen in een noodgeval
34
6
Controleren van de bandenspanning
1.Stop, nadat u ongeveer 7 - 10 km
(of ongeveer 10 minuten) hebt
gereden, op een veilige plaats.
2.Sluit slang 9 van de compressor aan op het ventiel van de band.
3.Sluit de compressor met behulp van de kabel en stekkers aan op
de accu van de auto.
4.Stel de bandenspanning in op 200 kPa (29 psi). Schakel het contact in
en ga dan als volgt te werk.
- De bandenspanning verhogen:Zet de schakelaar op de
compressor in stand I. Schakel de
compressor even uit om de huidigebandenspanningsinstelling tecontroleren. - De bandenspanning verlagen:
Druk knop (8) op de compressorin.
WAARSCHUWING
Gebruik de compressor niet
langer dan 10 minuten, omdat
het apparaat anders oververhit
raakt en beschadigd kan raken.WAARSCHUWING
De bandenspanning moet ten
minste 200 kPa (29 psi) zijn. Rijd
niet verder als dat niet het geval
is. Roep in dat geval hulp in.
OPMERKING
Rijd opnieuw een stukje als de band niet op spanning blijft. Volg de aanwijzigen in 'Hetdichtmiddel verdelen'. Herhaaldan de stappen 1 tot en met 4.
Het IMS kan mogelijk nietgebruikt worden bij bandbeschadigingen groter danongeveer 4 mm.
We adviseren u contact op tenemen met een officiële HYUNDAI-dealer als de bandniet gerepareerd kan wordenmet de TireMobilityKit.
OPMERKING
Rijd niet harder dan 60 km/h. Rijd indien mogelijk nietlangzamer dan 20 km/h.
Als u tijdens het rijdenongewone trillingen opmerkt,een abnormaal rijgedrag ervaart of bijgeluiden hoort, verlaagdan uw snelheid en rijdvoorzichtig verder totdat u deauto op een veilige plaats totstilstand kunt brengen. Roep in dat geval hulp in. Wanneer u debandenreparatieset gebruiktkunnen debandenspanningssensoren envelgen door hetafdichtingsmiddel beschadigd raken. Verwijderafdichtingsmiddel van debandenspanningssensoren envan de velg. Wij raden u aan deband te laten controleren door een officiële HYUNDAI-dealer.
Wat te doen in een noodgeval
36
6
SLEPEN
Slepen
Laat de auto bij voorkeur wegslepen door
een officiële HYUNDAI Erkend
Reparateur of een erkend
bergingsbedrijf. De juiste procedures
voor het slepen zijn noodzakelijk ombeschadigingen aan uw auto te
voorkomen. Wij bevelen het gebruik vandollies aan.
Zie hoofdstuk 5 "Trekken van een aanhanger" voor meer informatie overhet rijden met een aanhanger.
Auto's met vierwielaandrijving moeten
gesleept of vervoerd worden met alle vier
wielen van de grond. Dit kan met behulp
van een bril en dollies of met behulp van
een auto-ambulance. Auto's met tweewielaandrijving mogen
gesleept worden met de achterwielen op
de grond (zonder dollies) en de
voorwielen van de grond.
Als een van de aangedreven wielen of de
wielophanging voor beschadigd is of als
de auto wordt gesleept met de
voorwielen van de grond, plaats dan een
dolly onder de voorwielen.
Als er geen dollies worden gebruikt,
moet de auto worden gesleept met de
voorwielen van de grond.
OXM069028
wielplatform
wielplatform
OPMERKING
4WD-auto's mogen niet worden
gesleept met de wielen op de
grond. Dit kan de transmissie en het4WD-systeem ernstig beschadigen.
WAARSCHUWING - indien uitgerust met
koprolsensor
Zet het contact in de stand OFF
of ACC wanneer de auto gesleept
wordt als de auto voorzien is van
zij- en gordijnairbags.
De zij- en gordijnairbags kunnen
worden geactiveerd wanneer hetcontact in de stand ON staat en
de koprolsensor de situatie
interpreteert als over de kopslaan.
Onderhoud
54
7
Naam zekeringSymboolStroomsterkte
zekeringBeveiligd onderdeel
A/BAG IND10AInstrumentenpaneel, module klimaatregeling
A/BAG15AAirbagmodule, ODS (Occupant Detection System)
MODULE 55MODULE7.5A
AVM (Around View Monitor), Smart Key-module, BCM, airconditioning, invertermodule,
relaiskast interieur (relais bochtverlichting links/rechts, aanjagerrelais achter),
stoelverwarming achter links/rechts, controlemodule stoelklimaatregeling
bestuurder/passagier, stoelverwarmingsmodule bestuurder/passagier
MODULE 11MODULE7.5ASchakelaar sportmodus, sleutelsolenoid, consoleschakelaar links/rechts,
schakelaar console voor, schakelaar ruitbediening achter links/rechts
REAR FOG LAMP10ARelaiskast interieur (relais mistachterlicht)
MEMORY 22 MEMORY10ABCM, bandenspanningscontrolemodule, IMS-module bestuurder, module bestuurders-
/passagiersportier, automatische verlichting en lichtsensor, diagnosestekker,
module klimaatregeling, instrumentenpaneel
SMART KEY 22
SMART KEY7.5ASmart Key-module, startblokkeringsmodule
MODULE 33MODULE10A
BCM, instrumentenpaneel, bandenspanningscontrolemodule, intelligente
parkeerhulpmodule, elektrochromatische spiegel, Lane Departure Warning-module,
stuurhoeksensor, module klimaatregeling, hoofdunit A/V- en navigatiesysteem,
4WD motor-ECU, positie-indicator, sensor parkeerhup achter links/rechts,
stoelverwarming achter links/rechts, controlemodule stoelklimaatregeling
bestuurder/passagier, verwarmingsmodule stoel bestuurder/passagier,
IMS module bestuurderszijde, consoleschakelaar links/rechts, schakelaar
achterconsole, parkeerhulpsensor links/rechts achter (midden),
deurmodule bestuurders-/passagierszijde, module elektrisch bedienbare parkeerrem,
E-CALL Module, ISG LDC AUDIO/AMP, Regensensor, BSD (Blind Spot Detection)
SMART KEY 44 SMART KEY10AStart/stoptoets, startblokkeringsmodule
755
Onderhoud
Naam zekeringSymboolStroomsterktezekeringBeveiligd onderdeel
INTERIOR LAMP15ABagageruimteverlichting, verlichting make-upspiegel links/rechts,
verlichting dakconsole, middelste interieurverlichting, leeslamp links/rechts
MULTI MEDIAMULTI
MEDIA15AAudiosysteem, hoofdunit A/V- en navigatiesysteem, E-CALL Module
MDPS7.5AMDPS-unit
HANDLE HTD15AStuurwielschakelaar
MEMORY 11
MEMORY10ARF-ontvanger, schakelaar contactslotverlichting en waarschuwingsschakelaar portier
START7.5AZonder startblokkering en Smart Key: relaiskast interieur (relais alarmsysteem)
Met startblokkering/Smart Key: motor-ECU/PCM, transmissiestandschakelaar,
Smart Key-module, zekering- en relaiskast motorruimte (relais 2)
MODULE 22MODULE10A
Adaptieve koplampmodule, stuurwielkussenschakelaar,
module actieve motorkapverhoging, gloeirelais (diesel), multifunctionele servicestekker,
koplamp links/rechts, servo koplamphoogteregeling links/rechts,
module automatische koplamphoogteregeling, remlichtschakelaar,
waarschuwingssensor brandstoffilter (diesel), zekeringkast diesel (relais 1) (diesel)
CORNERING LAMP 10ARelaiskast interieur (relais bochtverlichting links/rechts)
SUNROOF 220ASchuif-/kanteldak
S/HEATER RR15AStoelverwarming links/rechts
IGNIG120AZekering- en relaiskast motorruimte (zekering - F36, F37, F38)
761
Onderhoud
Naam zekeringSymboolStroomsterktezekeringBeveiligd onderdeel
ZEKERING
B+150AIntelligent verbindingsblok (zekering - F22/F27/F32/F37/F42)
AC INVERTER30AAC-invertermodule
HORN15ARelais 13 (claxonrelais)
ACTIVE HOOD LH30AModule actieve motorkapverhoging
ACTIVE HOODRH30AModule actieve motorkapverhoging
EPB115AModule elektrische parkeerrem
EPB215AModule elektrische parkeerrem
DEICER15ARelais 3 (relais voorruitverwarming)
H/LP WASHER20ARelais 14 (koplampsproeierrelais)
P/OUTLET25ARelais 1 (relais 12V-aansluiting)
4WD20A4WD-motor-ECU
AMS10AAccusensor
TRAILER 215AAanhangerverlichting & 12V-aansluiting
E-CVVTE-CVVT40AZekeringkast motorregelsysteem (relais E-CVVT)