Page 520 of 735

Rijden met uw auto
72
5
Beperkingen van het systeem
De AEB bewaakt de rijsituatie met de
radar en de camerasensor. Daarom
werkt de AEB niet goed in een situatie
die buiten het sensorbereik valt. Inonderstaande situaties moet de
bestuurder extra opletten. Dan is de
werking van de AEB mogelijk beperkt.
Herkennen van voertuigen
- De radar of de camera is verontreinigd.
- Er is sprake van zware regen- of
sneeuwval.
- Er is sprake van storing door elektromagnetische golven.
- De door de radar ontvangen gereflecteerde signalen zijn erg onregelmatig.
- De voorligger heeft een smal profiel (bijv. motorfiets of fiets).
- Het zicht van de bestuurder is onduidelijk door
achtergrondverlichting, reflectie of
duisternis.
- De camera krijgt geen compleet beeld van de voorligger.
- De voorligger is een bijzonder voertuig, bijvoorbeeld een
zwaarbeladen vrachtwagen of een
aanhanger. - De voorligger heeft de achterlichten
niet ingeschakeld, heeft geen
achterlichten, heeft asymmetrische
achterlichten of heeft achterlichten die
onder een afwijkende hoek staan.
- De hoeveelheid omgevingslicht verandert sterk, bijvoorbeeld bij het in-
of uitrijden van een tunnel.
- Het rijgedrag van de auto is onstabiel.
- De herkenning door de radar/camerasensor is beperkt.
(Vervolg)
• Bij een storing in de AEB kan deregeling van het remsysteem niet
worden geactiveerd nadat eenrisico op een aanrijding is
gesignaleerd, ook al werken de
andere onderdelen van hetremsysteem normaal.
• De AEB functioneert alleen bij voertuigen/voetgangers voor deauto en werkt alleen bij het
vooruitrijden. Het werkt niet als er
dieren of auto's uit tegengestelde
richting naderen.
• De AEB herkent geen voertuigen die in dwarsrichting kruisen of
voertuigen die haaks op de
rijrichting geparkeerd zijn.
Page 523 of 735

575
Rijden met uw auto
Herkennen van voetgangers
- De voetganger is niet volledig in beeldvoor de camerasensor of de
voetganger loopt niet rechtop.
- De voetganger loopt zeer snel.
- De voetganger verschijnt plotseling voor de auto.
- De kleding van de voetganger heeft dezelfde kleur als de achtergrond.
- Er is te veel of te weinig licht buiten.
- Er wordt 's nachts of bij duisternis gereden.
- Er wordt een object gesignaleerd dat een vergelijkbare vorm heeft als het menselijk lichaam.
- De voetganger is klein.
- De voetganger is lichamelijk gehandicapt.
- Het is moeilijk de voetganger te onderscheiden van de omgeving.
- De herkenning door de sensor is beperkt.
- Er is sprake van een groep voetgangers.✽AANWIJZING
Het systeem wordt mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld door sterke
elektromagnetische golven.WAARSCHUWING
• Schakel de AEB uit in de modus Gebruikersinstellingen in het
LCD-display voordat u eenandere auto gaat slepen.
Bij het slepen kan activeren van
de remmen een negatieve invloed
hebben op de veiligheid van uwauto.
• Let extra op als het voertuig voor u een grote, naar achterenuitstekende lading heeft of een
grotere bodemvrijheid dan uwauto.
• De sensor signaleert alleen voetgangers, geen karren,
fietsen, motorfietsen, tassen of
kinderwagens.
• De AEB werkt onder bepaalde omstandigheden niet. Probeer de
AEB daarom nooit uit op een
persoon of een object. Anderskan ernstig letsel ontstaan.
Page 537 of 735

589
Rijden met uw auto
Tijdelijk accelereren metingeschakelde Smart Cruise Control
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de Smart
Cruise Control is ingeschakeld. De Smart
Cruise Control wordt door de hogere
snelheid niet uitgeschakeld en de
ingestelde snelheid wordt niet gewijzigd.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
Als u de combischakelaar omlaag
beweegt (SET-) bij een hogere snelheid,
zal de rijsnelheid opnieuw wordeningesteld.
✽AANWIJZING
Wees voorzichtig bij het tijdelijk
accelereren, aangezien de snelheid op
dat moment niet automatisch wordt
geregeld, zelfs niet wanneer er zich een
auto voor u bevindt.
De Smart Cruise Control wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer:
Handmatig uitschakelen
• Het rempedaal wordt ingetrapt.
• Er op de toets CANCEL op het stuurwiel wordt gedrukt.
• Druk op de toets CANCEL wordt ingedrukt terwijl de auto stilstaat.
De Advanced Smart Cruise Control
wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer het
controlelampje op het LCD-display dooft.
Het controlelampje CRUISE blijft
onafgebroken branden. Automatisch uitschakelen
• Het bestuurdersportier wordt geopend.
• De selectiehendel in stand N
(neutraal), R (achteruit) of P (parkeren)
wordt gezet.
• De EPB (elektrische parkeerrem) wordt geactiveerd.
• De rijsnelheid hoger is dan 190 km/h.
• De auto wordt stilgezet op een steile helling.
• De ESC, het TCS of het ABS in werking is.
• De ESC is uitgeschakeld.
• De sensor of de behuizing vuil of geblokkeerd is.
• De auto gedurende ten minste 5 minuten stilstaat.
• De auto gedurende langere tijd herhaaldelijk stilstaat en rijdt.
• De auto gaat rijden door de schakelaar omhoog (RES +) of omlaag (SET -) te
bewegen, ongeveer 3 seconden nadat
de auto is stilgezet door het Smart
Cruise Control-systeem terwijl er geen
voorligger is.
ODMEDR2005
Page 542 of 735

Rijden met uw auto
94
5
In verkeer
• In verkeer stopt uw auto wanneer uw
voorligger stopt. En wanneer uw
voorligger wegrijdt, gaat uw auto ook
rijden. Als de auto echter langer dan 3seconden stilstaat, moet u het
gaspedaal intrappen of de schakelaar
omhoog (RES+) bewegen om te gaan
rijden.
• Als u de hendel van de Advanced Smart Cruise Control (RES+ of SET-)
bedient terwijl de Auto Hold-functie en
de Advanced Smart Cruise Control in
werking zijn (groen controlelampje
AUTO HOLD), wordt de Auto Hold-
functie uitgeschakeld, ongeacht of het
gaspedaal wordt bediend. De auto
begint te rijden. Sensor om de afstand tot de
voorligger te signaleren
De Smart Cruise Control gebruikt een
sensor om de afstand tot de voorligger tesignaleren.
Als de sensor is bedekt met vuil o.i.d.
functioneert de constante-
afstandsregeling mogelijk niet normaal. Houd het gebied vóór de sensor altijd schoon.
Waarschuwingsmelding sensor
Als de sensor of de afdekkap vuil is of
bedekt is met verontreinigingen zoals
sneeuw, verschijnt deze melding.
In dat geval werkt het systeem mogelijk tijdelijk niet, maar dit duidt niet op een
storing in het Smart Cruise Control-
systeem. Reinig de sensor of deafdekkap met een zachte doek.
ODM056095L
ODM056116
ODM056065L/OAN056065N
■
Type A■ Type B
Page 543 of 735

595
Rijden met uw auto
Melding storing SCC (Smart Cruise Control)
De melding wordt weergegeven wanneer de constante-afstandsregeling niet
normaal werkt. We adviseren u hetsysteem te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer. Beperkingen van het systeem
Het Smart Cruise Control-systeem is
mogelijk beperkt in het kunnen bepalen
van de afstand tot de voorligger als
gevolg van weg- en
verkeersomstandigheden.
ODM046662L
OPMERKING
• Plaats geen accessoires rondom
de sensor en vervang de bumperniet zelf. Anders kan de werkingvan de sensor negatief worden
beïnvloed.
• Houd de sensor en bumper altijd schoon.
• Was de auto met een zachte doek om te voorkomen dat de afdekkap
van de sensor beschadigd raakt.
• Breng geen verf aan op de afdekkap van de sensor.
• Stel de sensor of het sensorgedeelte niet bloot aankrachtige schokken, dit om
beschadigingen te voorkomen. Als de sensor niet meer in de
juiste positie staat, werkt hetSmart Cruise Control-systeem
niet goed. Als dit gebeurt, adviseren we u het systeem telaten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
• Gebruik alleen een originele HYUNDAI-afdekkap voor de
sensor van uw auto.
Page 545 of 735

597
Rijden met uw auto
Wisselen van rijstrook
• Een auto die vanuit een aangrenzenderijstrook invoegt, kan pas door de
sensor worden herkend wanneer hij
zich binnen het detectiebereik van de
sensor bevindt.
• De sensor signaleert mogelijk niet direct dat een auto plotseling invoegt.
Let altijd op het verkeer en de weg- en
rijomstandigheden.
• Wanneer een langzamer voertuig invoegt, neemt uw snelheid mogelijk af
om de afstand tot de voorligger aan tehouden.
• Wanneer een sneller voertuig invoegt, accelereert uw auto mogelijk tot deingestelde snelheid.
Herkennen van voertuigen
Sommige voertuigen in uw rijstrook
kunnen niet door de sensor worden
herkend :
- Smalle voertuigen, zoals motorfietsenof fietsen
- Voertuigen die naar een zijde overhellen
- Langzaam rijdende of plotseling afremmende voertuigen
- Stilstaande voertuigen
- Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangers zonder belading Een voorligger kan in de volgende
gevallen niet goed door de sensor
worden herkend:
- Wanneer de auto aan de voorzijde
omhoog wijst als gevolg van
overbelading van de bagageruimte
- Terwijl het stuurwiel wordt bediend
- Wanneer u naar een zijde van de rijstrook rijdt
- Wanneer u op een smalle rijstrook of in bochten rijdt
Trap indien nodig het rempedaal of gaspedaal in.
OUM054043LOUM054045L
Page 548 of 735

Rijden met uw auto
100
5
Het Blind Spot Detection-systeem (BSD)
maakt gebruik van een radarsensor om
de bestuurder te waarschuwen.
Het systeem bewaakt het gedeelte
achter de auto en levert informatie aan
de bestuurder. (1) BSD (Blind Spot Detection)
Het detectiebereik is afhankelijk van
de rijsnelheid.
Als uw auto sneller rijdt dan de
andere voertuigen, waarschuwt hetsysteem u niet.
(2) LCA (Lane Change Assist) Als er een voertuig met hoge
snelheid nadert, waarschuwt hetsysteem u.
(3) RCTA (Rear Cross Traffic Alert) Als uw auto achteruit rijdt en de
sensor een naderend voertuig van
links of rechts signaleert, waarschuwthet systeem u.
BLIND SPOT DETECTION-SYSTEEM (BSD) (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM056122L
Dode hoek-gebied
Naderen met hoge snelheid
WAARSCHUWING
• Houd tijdens het rijden altijd de wegomstandigheden in de gaten,
zelfs wanneer het Blind SpotDetection-systeem (BSD) in
werking is. Zo bent u voorbereid
op onverwachte situaties.
• Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) is een aanvullend
systeem dat u helpt. Vertrouw
niet blindelings op het systeem.
Let voor uw eigen veiligheid altijdgoed op tijdens het rijden.
• Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) is geen
vervanging voor een juist en
veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig
en wees voorzichtig bij het
wisselen van rijstrook of
achteruitrijden. Het Blind SpotDetection-systeem (BSD)
signaleert mogelijk niet alleobjecten naast de auto.
Page 551 of 735

5 103
Rijden met uw auto
Detectiesensor
De sensoren bevinden zich in de
achterbumper. Om het systeem goed te kunnen laten
werken, moet de achterbumper te allentijde schoon zijn.
Waarschuwingsmelding
• Deze waarschuwingsmeldingverschijnt mogelijk als:
- Er vuil op de achterbumper aanwezig
is.
- Er hangt een aanhanger of fietsendrager achter de auto.
- Als er in buitengebieden gereden wordt met weinig verkeer of in open
terrein met grote lege stukken.
- Bij hevige sneeuw of regen.
Het lampje in de schakelaar dooft en het
systeem wordt automatisch
uitgeschakeld. Als de melding wordt weergegeven
omdat er vuil op de achterbumper
aanwezig is, moet dit vuil worden
verwijderd. Als u na het verwijderen van
het vuil ongeveer 10 minuten rijdt, werkt
het systeem weer normaal. Als het
systeem niet normaal werkt nadat het
vuil verwijderd is of als er geen sprake is
van een van bovenstaande situaties,
adviseren we u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
ODM056069LODM056117L