13
Introductie
Loodhoudende benzine (indien van toepassing)
In sommige landen moet er lood-houdende benzine worden gebruikt. Neem contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer om te informeren of uw
auto geschikt is voor het gebruik van
loodhoudende benzine.
Het vereiste octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan dat
voor loodvrije benzine.
Benzine die alcohol en methanolbevat
In sommige landen is naast benzine ook
gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel
van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan
10% ethanol en gebruik geen benzine of
mengsel dat methanol bevat. Deze
brandstoffen kunnen rijproblemen en
schade aan het brandstofsysteem,motorregelsysteem en
emissieregelsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er
rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen
vallen mogelijk niet onder de
fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt
worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vullen nadat het vulpistool
automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed vastgedraaid is, om morsen
van brandstof in geval van een
aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE
BENZINE. Loodhoudende benzineis schadelijk voor de katalysator ende lambdasensor van het motor
-regelsysteem en zal de emissie-regeling nadelig beïnvloeden.
V oeg nooit brandstofadditieven
producten toe aan het brand
-stofsysteem. (We adviseren u contact op te nemen met een
officiële HYUND AI-dealer.)
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die
methanol bevatten. Gebruikgasoholproducten niet langerwanneer er rijproblemen optreden.
333
Veiligheidssysteem van uw auto
Gordelspanner veiligheidsgordel
(indien van toepassing)
De veiligheidsgordels van de bestuurder
en voorpassagier zijn uitgerust met
gordelspanners (blokkeerautomaat metgordelspanner en EFD (Emergency
Fastening Device)). De gordelspanners
worden samen met de airbags
geactiveerd als de frontale aanrijding
ernstig genoeg is.
Wanneer plotseling wordt afgeremd of
wanneer de inzittende te snel voorover
probeert te buigen, wordt de gordel door
de blokkeerautomaat vergrendeld. Bij
bepaalde frontale aanrijdingen zal de
gordelspanner echter geactiveerd
worden en zal deze de gordel strakker
om het lichaam van de inzittende
trekken.(1)
Blokkeerautomaat metgordelspanner
Het doel van de blokkeerautomaat
met gordelspanner is ervoor te
zorgen dat de schoudergordel strak
tegen het bovenlichaam van deinzittende ligt bij bepaalde frontale
aanrijdingen.
(2) EFD (Emergency Fastening Device) Het doel van het EFD is ervoor te
zorgen dat de heupgordel strak tegen
het onderlichaam van de inzittende
ligt bij bepaalde frontale aanrijdingen. Als de gordelspanner wordt geactiveerd
en het systeem registreert dat de
spankracht van de veiligheidsgordel van
de bestuurder of de passagier te groot
wordt, zorgt een spankrachtbegrenzer
ervoor dat de gordel iets wordt gevierd.
(indien van toepassing)
✽AANWIJZING
- indien
uitgerust met
rolsensor
Als de auto is uitgerust met zij- of
gordijnairbags, worden de
gordelspanners niet alleen geactiveerd
bij een frontale aanrijding, maar ook bij
een aanrijding van opzij of wanneer de
auto over de kop slaat.
ODMESA2023
Veiligheidssysteem van uw auto
34
3
✽AANWIJZING - zonder
rolsensor
Als de auto is uitgerust met zij- of
gordijnairbags, worden de
gordelspanners niet alleen geactiveerd
bij een frontale aanrijding, maar ook bij
een aanrijding van opzij.
Het gordelspannersysteem bestaat
hoofdzakelijk uit de volgende
onderdelen. De plaats hiervan wordt in
de afbeelding aangegeven:
1. Waarschuwingslampje AIRBAG
2. Blokkeerautomaat met gordelspanner
3. Airbagmodule
4. Emergency Fastening Device (EFD)
WAARSCHUWING
Voor een optimale werking van de
gordelspanner:
1. De veiligheidsgordel moet goed werken en goed afgesteld zijn.
Lees a.u.b. de informatie en de
voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot de
veiligheidssystemen - inclusief
veiligheidsgordels en airbags - in
uw auto in deze handleiding
zorgvuldig door en volg de
aanwijzingen op.
2. Zorg ervoor dat u en uw passagiers de veiligheidsgordelste allen tijde op de juiste manier
dragen.
OMD030051N-1
WAARSCHUWING
Zorg, in verband met uw eigen
veiligheid, dat de gordelband niet
los of verdraaid zit en neem altijdde juiste zithouding aan.
335
Veiligheidssysteem van uw auto
✽AANWIJZING
• Wanneer de gordelspanners geactiveerd worden, kan een luide
knal hoorbaar zijn en kan er fijn stof,
dat doet denken aan rook, zichtbaar
worden in het
passagierscompartiment. Dat zijn
normale verschijnselen en het stof is
niet schadelijk.
• De fijne stof is normaal gesproken onschadelijk, maar kan bij personen
met een gevoelige huid irritatie
veroorzaken. Tevens dient langdurig
inademen van de stof vermeden te
worden. Was de aan het stof
blootgestelde huid zorgvuldig na een
ongeval waarbij de gordelspanners
zijn geactiveerd.
• Omdat de sensor die de airbag
activeert in verbinding staat met de
gordelspanner, zal het
waarschuwingslampje AIRBAG in
het dashboard gedurende ongeveer 6
seconden gaan branden nadat het
contact in stand ON wordt gezet.
Daarna zou het lampje uit moeten
gaan.WAARSCHUWING
• Gordelspanners zijn ontworpen voor eenmalig gebruik. Nadat een
gordelspanner is geactiveerd,
moet deze worden vervangen.
Alle veiligheidsgordels dietijdens een aanrijding zijn
gebruikt, moeten compleet
vervangen worden.
• Het mechanisme van de gordelspanners wordt tijdens het
activeren heet. Raak de
onderdelen van het
gordelspannersysteem niet aan
nadat ze geactiveerd zijn.
• Probeer nooit zelf de gordelspanners te controleren of
te vervangen. We adviseren u het
systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
• Sla niet op de onderdelen van het gordelspannersysteem.
(Vervolg)OPMERKING
Als de gordelspanner niet goedwerkt, zal dit waarschuwingslampjegaan branden, ook al is er geendefect aan het airbagsysteem. Als
het waarschuwingslampje AIRBAG niet gaat branden als het contact in
stand ON wordt gezet, als het nietdooft nadat het gedurende
ongeveer 6 seconden heeftgebrand, of als het gaat branden
tijdens het rijden, we adviseren ucontact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.
Veiligheidssysteem van uw auto
52
3
Werking van airbagsysteem
• De airbags kunnen alleen worden
geactiveerd als het contact in stand
ON of START staat.
• De airbags worden bij zwaardere aanrijdingen van voren of opzij (indien
zijairbags en/of curtain airbags
aanwezig zijn) onmiddellijk
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen letsel.
✽AANWIJZING- indien
uitgerust met
rolsensor
De airbags worden bij over de kop slaan
(indien zijairbags of curtain airbags
aanwezig zijn) onmiddellijk geactiveerd
om de inzittenden te beschermen tegen
ernstig letsel.
• Er is geen bepaalde snelheid waarbij de airbags worden geactiveerd.
Of de airbags worden geactiveerd,
hangt voornamelijk af van de kracht en
de richting van de aanrijding. Deze
twee factoren bepalen of de sensoren
een elektronisch activeringssignaal
uitzenden. • Of de airbags al dan niet opgeblazen
worden, is afhankelijk van een aantal
factoren, zoals de rijsnelheid, de hoek
van de aanrijding, de massa en de
stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rolspelen.
• De airbags vóór worden direct volledig opgeblazen, waarna ze meteen weerleeglopen.
Het is vrijwel onmogelijk om tijdens
een ongeval waar te nemen dat de
airbags opgeblazen worden. Het is
aannemelijker dat u de leeggelopen
airbags na de aanrijding uit hetstuurwiel of het dashboard ziethangen.
(Vervolg)
• Houd de onderdelen van hetaanvullend veiligheidssysteem
en de bedrading uit de buurt van
water en andere vloeistoffen. Als
de onderdelen van het aanvullendveiligheidssysteem niet meer
werken door blootstelling aan
water of andere vloeistoffen, kanbrand of ernstig letsel ontstaan.
357
Veiligheidssysteem van uw auto
Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem en functies
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn:
1. Airbag bestuurder
2. Airbagsensoren vóór
3. Airbag voorpassagier*
4. Gordelspanners veiligheidsgordels*
5. Zijairbagsensoren*
6. Curtain airbags*
7. Zijairbags*
8. Airbagmodule (SRSCM)/Koprolsensor*
9. Waarschuwingslampje AIRBAG 10. Controlelampje airbag voorpassagier
UIT (alleen airbag voorpassagier)*
11. ON/OFF-schakelaar airbag voorpassagier*
12. Knie-airbagmodule bestuurder*
*: indien van toepassing
De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem als hetcontact in stand ON staat om te bepalen
of een frontale aanrijding of een aanrijding
van opzij zwaar genoeg is om de airbags
of de gordelspanners te activeren.
Het waarschuwingslampje air bag op het
dashboard brandt na het in stand ON
zetten van het contact gedurende 6
seconden en moet vervolgens uit gaan.
WAARSCHUWING
Als een van de volgende condities
zich voordoen, kan dat duiden op
een storing in het airbagsysteem.
We adviseren u het systeem te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
• Het lampje gaat niet kort branden als het contact in stand ON wordt
gezet.
• Het lampje gaat niet na ongeveer 6 seconden uit, maar blijftbranden.
• Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
• Het lampje gaat knipperen wanneer het contact in stand ONstaat.
ODM029200A
1010
1111
1212
Veiligheidssysteem van uw auto
66
3
Curtain airbag
(indien van toepassing)
De curtain airbags bevinden zich langs
de rand van het dak boven de voor- en
achterportieren.
ODM032056
OHM032072
WAARSCHUWING
• De zijairbag vormt een aanvulling op de gordelsystemen voor de
bestuurder en de voorpassagier
en geen vervanging voor deze
systemen. Draag daarom tijdenshet rijden altijd een
veiligheidsgordel. De airbags
worden geactiveerd bij een
aanrijding van opzij of een
rolbeweging* die krachtig genoegzijn om letsel bij de inzittenden te
veroorzaken.
• Voor de beste bescherming van de zijairbags en om letsel te
voorkomen, dienen de
bestuurder en de voorpassagier
rechtop te zitten en de
veiligheidsgordel op de juiste
manier vast te maken. De
bestuurder moet zijn handen in
de tien voor twee stand op het
stuurwiel plaatsen. De passagier
moet zijn handen op de schoothouden.
• Gebruik geen stoelhoezen. (Vervolg)
* : Alleen auto's uitgerust met een rolsensor.
(Vervolg)
• Alleen auto's uitgerust met eenrolsensor.
• Plaats geen accessoires op of in de buurt van de zijairbag.
• Plaats geen voorwerpen op de airbag of tussen de airbag en
uzelf. Bevestig ook geen
voorwerpen rond de gedeelten
waar de geactiveerde airbags uit
komen, zoals het portier, de zijruit
en de voor- en achterstijl.
• Plaats geen voorwerpen tussen het zijairbaglabel en de zitting.
Deze kunnen letsel veroorzaken
als de airbags bij een aanrijding
geactiveerd worden.
• Sla niet op de zijairbagsensor wanneer het contact in stand ON
staat. Hierdoor kan de airbag
onverwacht geactiveerd worden,
waardoor persoonlijk letsel kanontstaan.
• Als de stoel of de stoelbekleding beschadigd zijn, adviseren u hetsysteem te laten repareren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
❈ Het aantal daadwerkelijke airbags kan
afwijken van de afbeelding.
367
Veiligheidssysteem van uw auto
Ze zijn ontworpen om bij bepaalde
aanrijdingen van opzij de hoofden van de
voorste inzittenden en de passagiers op
de buitenste zitplaatsen achter te
beschermen.
De curtain airbags zijn ontworpen om
alleen tijdens bepaalde aanrijdingen van
opzij geactiveerd te worden, afhankelijk
van de ernst van de aanrijding, de hoek,
de snelheid en de plaats van impact.
✽AANWIJZING - indien
uitgerust met
rolsensor
Ook worden de zijairbag en curtain
airbags aan beide kanten geactiveerd bij
bepaalde situaties waarin de auto over
de kop slaat.
• De curtain airbags zijn niet ontworpen om bij alle aanrijdingen van opzij.
WAARSCHUWING
• De zijairbags en curtain airbags bieden een optimale bescher
-ming als de inzittenden zo ver mog elijk rechtop zitten en hun
gordel op de juiste manier
dragen. Vooral voor kinderen is
het belangrijk dat ze in een
geschikt kinderzitje op de
achterbank plaatsnemen.
• Als kinderen plaatsnemen op een van de buitenste zitplaatsen
achterin, moeten ze in een
geschikt kinderzitje plaatsnemen.Plaats het kinderzitje zo ver
mogelijk weg van het portier en
zet het goed vast.
• Plaats geen voorwerpen op de airbag. Bevestig ook geen
voorwerpen rond de gedeelten
waar de geactiveerde airbags uit
komen, zoals het portier, de
zijruit, de voor- en achterstijl en de dakzijrail.
• Hang geen harde of breekbare voorwerpen aan de jashaak.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Laat passagiers niet met hethoofd of andere delen van het
lichaam tegen het portier leunen,steek de armen niet uit het raam
en plaats geen voorwerpen
tussen de passagier en de
portieren als de auto is uitgerust
met zijairbags en/of curtain
airbags.
• Probeer nooit de onderdelen van de zijairbags en curtain airbags
te openen of te repareren. We
adviseren u het systeem te latenrepareren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan ertoeleiden dat de inzittenden bij eenaanrijding letsel oplopen.