Page 227 of 735

Kenmerken van uw auto
126
4
Gevallen waarbij het systeem niet werkt
Gebruik het Smart Parking Assist- systeem nooit onder de onderstaandeomstandigheden.
• Wanneer de parkeerplaats niet recht is
• Op een helling
• Wanneer u lading vervoert die buiten
de auto steekt
• Bij schuin inparkeren
• Wanneer het hevig sneeuwt of regent
• Naast een ronde of smalle paal of een paal waar omheen objecten zoals een
brandblusser, enz. staan.
• De positie van de sensor is onjuist als gevolg van een aanrijding
• Op een hobbelige weg
• Wanneer de auto is uitgerust met sneeuwkettingen of een reservewiel
• Bij een te lage of te hoge bandenspanning
• Wanneer een aanhanger is aangekoppeld
• Op gladde of oneffen wegen
• Als er grote voertuigen, zoals een bus of vrachtwagen, op de parkeerplaats staan • Als de sensor is bedekt met vuil, zoals
sneeuw of water
• Als er ijs op de sensor zit
• Als er een motorfiets of fiets op de parkeerplaats staat
• Er staat een obstakel, zoals een vuilnisbak, fiets, winkelwagentje, enz.
in de buurt.
• Bij storm
• Als er banden met een onjuiste maat onder de auto zijn gemonteerd
• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Een in het detectiegebied van de sensoren gemonteerd accessoire
(zoals een kentekenplaathouder)
• De auto helt sterk over naar één zijde
• Fel zonlicht of zeer lage buiten- temperaturen
• Ultrasoonstoringen van andere voertuigen. Zoals claxons van andere
voertuigen, storingen veroorzaakt door
motoren van motorfietsen, storingen
veroorzaakt door luchtremmen van
vrachtwagens en storingen veroor-
zaakt door parkeerhulpsystemen van
andere voertuigen.
WAARSCHUWING
Gebruik het Smart Parking Assist-
systeem onder de volgende
omstandigheden niet, omdat dit
anders onbedoelde gevolgen kan
hebben, met een ongeval tot
gevolg.
1. Parkeren op een helling
Wanneer op een helling wordt
geparkeerd, moet de bestuurder hetgaspedaal en rempedaal bedienen.
Als de bestuurder het gaspedaal en
rempedaal niet op de juiste wijze
bedient, kan een ongeval het
gevolg zijn.
(Vervolg)
OLM041290
Page 228 of 735
4 127
Kenmerken van uw auto
(Vervolg)
2. Parkeren in de sneeuw
Sneeuw kan de werking van de
sensor negatief beïnvloeden of het
systeem wordt mogelijk
uitgeschakeld bij parkeren op een
glad wegdek. Als de bestuurder hetgaspedaal en rempedaal niet op de
juiste wijze bedient, kan een
ongeval het gevolg zijn.(Vervolg)(Vervolg)
3. Parkeren op een smalleparkeerplaats
Mogelijk zoekt het systeem niet naar parkeerplaatsen als de ruimte
te smal is. Zelfs als het systeem in
werking is, dient u altijd voorzichtigte zijn. (Vervolg)(Vervolg)
4. Bij schuin inparkeren
Het systeem dient als hulpmiddel
bij fileparkeren of achteruitinparkeren.
Schuin inparkeren wordt niet
ondersteund. Bedien, zelfs als een
auto de ruimte kan inrijden, de
slimme parkeerhulp niet. Het
systeem zal proberen te
fileparkeren of achteruit in teparkeren.(Vervolg)
OSL040145OLM041292ODM045513
Page 230 of 735
4 129
Kenmerken van uw auto
Hoe het systeem werkt
(Parkeermodus)
1. Activeer het Smart Parking Assist-systeem
2. Selecteer parkeermodus
3. Zoek een parkeerplaats: rijd langzaam naar voren
4. Zoeken voltooid: automatisch zoeken met sensor
5. Bedien het stuurwiel (1) Bedien de selectiehendel met
behulp van de instructies op het
LCD-display
(2) Rijd langzaam en bedien hetrempedaal
6. Parkeren voltooid
7. Parkeer de auto indien gewenst handmatig op de juiste positie.✽AANWIJZING
• Controleer voordat u het systeem inschakelt of het systeem kan worden
gebruikt.
• Bedien voor uw veiligheid altijd het rempedaal, behalve wanneer u rijdt.(Vervolg)
8. Verlaten van een parkeerplaats naast een muur
Als u een smalle parkeerplaats in
de buurt van een muur verlaat,
functioneert het systeem mogelijk
niet goed. De bestuurder moet
oppassen voor obstakels als hijeen parkeerplaats verlaat die
vergelijkbaar is met bovenstaandeafbeelding.
ODM045513
Page 232 of 735

4 131
Kenmerken van uw auto
• De modus verandert van fileparkeren(rechts → links) naar achteruit
inparkeren (rechts → links) wanneer de
toets van de slimme parkeerhulp wordt
ingedrukt.(LHD)
• De modus verandert van fileparkeren (links →rechts) naar achteruit
inparkeren (links →rechts) wanneer de
toets van het Smart Parking Assist-
systeem wordt ingedrukt.(RHD)
• Als de toets nogmaals wordt ingedrukt, wordt het systeem uitgeschakeld.3. Zoek een parkeerplaats
• Rijd langzaam naar voren en houddaarbij een afstand aan van ongeveer
50 - 150 cm tot geparkeerde auto's. De
sensoren opzij zoeken naar een
parkeerplaats.
• Als de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h, wordt er een melding weergegeven om
u erop te wijzen snelheid te minderen.
• Het systeem wordt uitgeschakeld bij een rijsnelheid van meer dan 30 km/h.
✽AANWIJZING
• Schakel de alarmknipperlichten in wanneer zich in de buurt van de auto
veel andere auto's bevinden.
• Als het parkeerterrein klein is, rijd dan langzaam dichter langs de
parkeerplaats.
• Het zoeken van een parkeerplaats wordt alleen voltooid wanneer er
voldoende ruimte is om de auto te
manoeuvreren.
ODM046719LODM046675L
ODM046717LODM046673L
Page 233 of 735

Kenmerken van uw auto
132
4
✽AANWIJZING
• Wanneer u naar een parkeerplaats zoekt, wordt er door het systeem
mogelijk geen parkeerplaats
gevonden als er geen andere auto's
geparkeerd staan, er na het
voorbijrijden een lege plaats is of er
een lege parkeerplaats is voordat u
voorbijrijdt.
• Het systeem werkt mogelijk niet goed onder de volgende omstandigheden:
(1) Wanneer de sensoren zijn bevroren
(2) Wanneer de sensoren vuil zijn
(3) Wanneer het hevig sneeuwt of
regent
(4) In de buurt van pilaren of objecten
✽AANWIJZING
Rijd langzaam vooruit, waarbij u een
afstand van ongeveer 50 cm - 150 cm
bewaart tot de geparkeerde auto's. Als
de auto zich niet binnen deze afstand
bevindt, kan het systeem mogelijk niet
zoeken naar een parkeerplaats.
OLM041273
50~150 cm
OPMERKING
Blijf het systeem gebruiken nadat u
een parkeerplaats hebt gevondenen de omgeving hebt gecontro
-leerd.
Contr oleer bij gebruik van het
systeem vooral de afstand van de buitenspiegels tot objecten om
aanrijdingen te voorkomen.
Page 240 of 735

4 139
Kenmerken van uw auto
• De modus links fileparkeren wordtautomatisch geselecteerd wanneer de
slimme parkeerhulp wordt
ingeschakeld.
• Druk de toets van de slimme parkeerhulp nogmaals in om de modus
rechts fileparkeren te selecteren.
• Als de toets nogmaals wordt ingedrukt, wordt het systeem uitgeschakeld.3. Controleer de omgeving
De slimme parkeerhulp controleert het
gebied voor en achter de auto voor het
verlaten van de parkeerplaats.
✽AANWIJZING
• Als tijdens het controleren van de omgeving de auto (of object) voor of
achter de auto te dichtbij staat, werkt
het systeem mogelijk niet goed.
• Het systeem werkt onder de volgende omstandigheden mogelijk niet goed:
(1) Wanneer de sensoren bevroren
zijn
(2) Wanneer de sensoren vuil zijn (Vervolg)(Vervolg)
(3) Wanneer het hevig sneeuwt of regent
(4) Wanneer een pilaar of object in de
buurt is
• Wanneer tijdens het wegrijden uit een parkeerplaats een obstakel wordt
gesignaleerd dat een ongeval kan
veroorzaken, wordt het systeem
mogelijk uitgeschakeld.
• Als de ruimte voor het wegrijden te smal is, wordt het systeem mogelijk
uitgeschakeld.
ODM046746LODM046745L
OPMERKING
• Nadat het controleren van de
omgeving is voltooid, kunt uverdergaan met het gebruiken
van het systeem nadat u zelf deomgeving hebt gecontroleerd.
• De modus wegrijden na fileparkeren wordt mogelijkonbedoeld geactiveerd als deselectiehendel in stand P of N
(vrijstand) staat terwijl de toets van de slimme parkeerhulp wordt
ingedrukt.
Page 241 of 735
Kenmerken van uw auto
140
4
4. Bediening van het stuurwiel• Bovenstaande melding verschijnt als
de selectiehendel in stand D (rijden), R
(achteruit) of N (neutraal, alleen bij
handgeschakelde transmissie) staat
overeenkomstig de afstand van de
sensor tot het object aan de voor- en
achterzijde.
• Het systeem wordt geannuleerd als u tijdens de automatische bediening het
stuurwiel stevig vasthoudt.
• Het systeem wordt uitgeschakeld bij een rijsnelheid van meer dan 7 km/h. Het systeem tijdens het parkeren
uitschakelen
Druk op de toets van de parkeerhulp of
de slimme parkeerhulp.
WAARSCHUWING
Houd uw handen niet tussen de
spaken van het stuurwiel wanneer
dit automatisch wordt bediend.
OPMERKING
Rijd altijd langzaam met het rempedaal ingetrapt.
ODM046688L/ODM046690L
ODM046687L/ODM046691L
ODM046684L/ODM046685L
■ Type A
■ Type B
■Type A■Type B
Page 243 of 735
Kenmerken van uw auto
142
4
✽AANWIJZING
• Het systeem wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld. Parkeer uw
auto handmatig.
- Als het ABS in werking treedt
- Als de TCS/ESC wordt
uitgeschakeld
• Het systeem wordt in de volgende gevallen niet ingeschakeld.
- Als de TCS/ESC wordt
uitgeschakeldStoring in het systeem
• Wanneer het systeem wordt ingeschakeld en er een storing
aanwezig is in het systeem, wordt
bovenstaande melding weergegeven.Ook gaat het controlelampje in de
toets niet branden en klinkt 3 keer eenpiepsignaal.
• Als zich een probleem voordoet met uitsluitend de slimme parkeerhulp, zal
na 2 seconden de parkeerhulp in
werking treden.
Laat bij problemen het systeem
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
ODM046700L/ODM046701L
■ Type A■Type BOPMERKING
Het systeem werkt mogelijk niet
goed en geeft verkeerdeaanwijzingen wanneer de sensoren worden gehinderd door andere
voertuigsensoren en ruis of als de weg de ontvangst van signalen
hindert.