49)Leg nooit een kussen o.i.d. tegen de
rugleuning. Dit kan de werking van de
hoofdsteun negatief beïnvloeden, doordat
de afstand tussen uw hoofd en de
hoofdsteun groter wordt.
50)Als iemand op de middenstoel van de
achterbank zit, stel de hoogte van de
hoofdsteun dan dusdanig af dat deze op
zijn plaats vastklikt. Doe dit voordat u gaat
rijden. Anders zou dit in geval van een
botsing kunnen leiden tot ernstig letsel
(dubbele cabine).
51)Zorg ervoor dat de knop voor de
hoogteverstelling (A) correct is afgesteld,
zoals weergegeven op de afbeelding, en
beweeg de hoofdsteunen omhoog om te
controleren dat ze niet losraken van de
rugleuning.
52)De vorm en grootte van de hoofdsteun
variëren, afhankelijk van de stoel. Gebruik
altijd de juiste hoofdsteun die bij de stoel
wordt geleverd en monteer de hoofdsteun
niet verkeerd om.STUURWIEL
HOOGTE- EN
DIEPTEVERSTELLING
STUURWIEL
(Voertuigen uitgerust met
diepteverstelling)
1. Ontgrendel de hendel, terwijl u het
stuurwiel omhoog houdt.
2. Zet het stuurwiel op de gewenste
stand.
3. Zet het stuurwiel stevig vast door de
hendel helemaal omhoog te trekken.
A. Vergrendeld
B. Ontgrendeld
53) 54) 55)
STUURSLOT
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
Vergrendelen
Verwijder de sleutel in de stand
"LOCK". Draai het stuurwiel tot het
vergrendelt.
Ontgrendelen
Draai de sleutel naar de stand "ACC",
terwijl u het stuurwiel enigszins naar
links en rechts draait.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
Vergrendelen
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de motorschakelaar en
de bedieningsmodus op "OFF" staan,
wordt het stuurslot geactiveerd.
56AA011080057AHA103808
43
Elektrische, afstandsbediende
buitenspiegels (waar aanwezig)
De elektrische, afstandsbediende
buitenspiegels kunnen worden bediend
als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de stand "ON" of
"ACC" staat.
1. Zet de hendel (A) naar dezelfde kant
als de spiegel die moet worden
versteld.2. Druk de knop (B) naar links, rechts,
omhoog of omlaag om de stand van de
spiegel te verstellen.
3. Zet de hendel (A) weer in de
middelste stand.
De buitenspiegels in- en uitklappen
De buitenspiegel kan naar binnen
worden geklapt om schade tijdens het
parkeren op smalle plaatsen te
voorkomen.
20)
Voor voertuigen zonder
spiegelschakelaar
Klap de spiegel in door hem met de
hand naar de achterkant van het
voertuig te duwen. Klap de spiegel uit
door hem naar buiten, richting de
voorkant van het voertuig, te trekken tot
hij op zijn plaats vastklikt.
20)
Voor voertuigen met
spiegelschakelaar
Druk met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC",
op de spiegelschakelaar om de
spiegels in te klappen.
Druk nogmaals op de spiegelschakelaar
om de spiegels weer in de
oorspronkelijke stand te zetten.
Als de contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid en de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet, is
het gedurende ongeveer 30 seconden
onmogelijk de spiegels met de
spiegelschakelaar in of uit te klappen.
Opmerking Zorg ervoor dat uw handen
niet bekneld raken als de spiegel
beweegt.
67AHA105280
68AH3100434
69AHA104935
70AA0022398
47
Opmerking Als u de spiegel met de
hand verstelt of als de spiegel is
bewogen doordat u een persoon of
voorwerp hebt geraakt, kan de spiegel
mogelijk niet met de spiegelschakelaar
in de oorspronkelijke stand worden
teruggezet. Druk in dit geval op de
spiegelschakelaar om de spiegel in te
klappen en druk nogmaals op de
schakelaar om de spiegel in de
oorspronkelijke stand terug te zetten.
Opmerking Als het heeft gevroren en
de spiegels niet naar behoren werken,
druk dan niet herhaaldelijk op de
spiegelschakelaar. Hierdoor kunnen de
elektrische circuits van de motor van de
spiegel doorbranden.
De spiegels in- en uitklappen
zonder de spiegelschakelaar (waar
aanwezig)
Behalve voor voertuigen met
Keyless Entry- of Keyless
Operation-sleutel
De spiegels klappen automatisch uit als
het voertuig een snelheid van 30 km/u
bereikt.
Voertuigen met Keyless
Entry-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel van het Keyless Entry-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".Voertuigen met Keyless
Operation-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel of de Keyless Operation-functie
van het Keyless Operation-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Raadpleeg "Keyless Operation-
systeem: de Keyless Operation-functie
gebruiken".
De functies kunnen zoals hieronder
aangegeven, worden gewijzigd. Wendt
u tot het Fiat Servicenetwerk:
Automatisch uitklappen als het
bestuurdersportier wordt gesloten en
de volgende handeling wordt verricht. 1
— Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem:
draai de contactschakelaar naar de
stand "ON" of "ACC".2—Voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: zet de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC".
Automatisch inklappen als de
contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid of als de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend.
Automatisch uitklappen als de
voertuigsnelheid 30 km/u behaalt (voor
voertuigen uitgerust met Keyless Entry-
of Keyless Operation-sleutel).
De automatische uitklapfunctie
uitschakelen.
Spiegelverwarming (waar aanwezig)
Druk op de
achterruitverwarmingsschakelaar om de
buitenspiegels te ontwasemen of
ontdooien.
Het indicatielampje (A) brandt, zolang
de achterruitverwarming aanstaat.
De verwarming schakelt na ongeveer
20 minuten automatisch uit, afhankelijk
van de buitentemperatuur.
Type 1
71AHA101396
48
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Automatische uitschakeling lampen
(koplampen, mistlampen, enz.)
Als de volgende handeling wordt
verricht terwijl de lampschakelaar in de
stand
staat, worden de lampen
automatisch uitgeschakeld als het
bestuurdersportier wordt geopend.
[Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem] De
contactschakelaar wordt naar de stand
"LOCK" of "ACC" gedraaid of de sleutel
wordt uit het contactslot genomen.
[Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem] De
bedieningsmodus wordt op "OFF" of
"ACC" gezet.
Als de volgende handeling wordt
verricht terwijl de lampschakelaar in de
stand
staat, worden de lampen
automatisch uitgeschakeld als het
bestuurdersportier vervolgens
gedurende ongeveer drie minuten dicht
blijft. [Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem] De
contactschakelaar wordt naar de stand
"LOCK" of "ACC" gedraaid of de sleutel
wordt uit het contactslot genomen.
[Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem] De
bedieningsmodus wordt op "OFF" of
"ACC" gezet.Opmerking De automatische
uitschakeling van de lampen kan ook
worden uitgeschakeld. Wendt u voor
nadere informatie tot het Fiat
Servicenetwerk.
Lampbewakingszoemer
Als de volgende handeling wordt
verricht, gaat een zoemer af om de
bestuurder eraan te herinneren dat de
lampen moeten worden uitgeschakeld.
[Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem]
Als het bestuurdersportier wordt
geopend als de sleutel in de stand
"LOCK" of "ACC" staat of uit het
contactslot wordt verwijderd, terwijl de
lampen aan zijn. [Voor voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem] Als het
bestuurdersportier wordt geopend als
de bedieningsmodus op "ACC" of
"OFF" staat, terwijl de lampen aan zijn.
In beide gevallen stopt de zoemer
automatisch als de automatische
uitschakelfunctie wordt geactiveerd, de
lampschakelaar uit wordt gezet of het
portier wordt gesloten.
Dagrijlichten
De dagrijlichten gaan aan als de motor
draait, de lampschakelaar in de stand
"OFF" of "AUTO" staat en de
achterlampen uit zijn.
60) 61)
Dimlicht (overschakeling
grootlicht/dimlicht)
Als de lampschakelaar in de stand
staat, schakelen de koplampen
iedere keer als hendel (A) volledig naar
achteren wordt getrokken, over van
grootlicht naar dimlicht (of van dimlicht
naar grootlicht). Zolang het grootlicht is
ingeschakeld, brandt het
indicatielampje voor grootlicht op het
instrumentenpaneel ook.
Knipperen met grootlicht
Het grootlicht gaat even aan als
zachtjes aan de hendel (B) wordt
getrokken en gaat weer uit als de
hendel wordt losgelaten. Zolang het
grootlicht is ingeschakeld, brandt het
indicatielampje voor grootlicht op het
instrumentenpaneel.
Opmerking Het grootlicht kan ook
tijdelijk ingeschakeld worden als de
lampschakelaar op "OFF" staat.
76AA0061218
51
Binnenverlichting
Voor
AchterA — AAN
De lamp brandt, ongeacht of het portier
open of gesloten is.
B — PORTIER (vertraagde
uitschakeling)
Voertuigen zonder Keyless
Entry-systeem:
de lamp gaat branden, als een portier
wordt geopend. De lamp gaat ongeveer
7 seconden nadat alle portieren zijn
gesloten uit. De lamp gaat echter direct
uit als de contactschakelaar naar "ON"
wordt gedraaid en alle portieren
gesloten zijn.
Voertuigen met Keyless Entry-systeem:
de lamp gaat branden, als een portier
wordt geopend. De lamp gaat ongeveer
15 seconden nadat alle portieren zijn
gesloten uit. De lamp gaat in de
volgende gevallen echter direct uit, als
alle portieren zijn gesloten:
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
Als de centrale portiervergrendeling
wordt gebruikt om het voertuig af te
sluiten.
Als de Keyless Entry- of de Keyless
Operation-sleutel wordt gebruikt om het
voertuig af te sluiten.
Als het voertuig is uitgerust met het
Keyless Operation-systeem en de
Keyless Operation-functie wordt
gebruikt om het voertuig af te sluiten.
Automatische uitschakeling:
als de lamp is ingeschakeld met de
contactschakelaar op de stand "LOCK"
of "ACC" of de bedieningsmodus op
"OFF" of "ACC", en het portier wordt
geopend, schakelt de lamp na
ongeveer 30 minuten automatisch uit.
Als de lamp automatisch uit is gegaan,
gaat de lamp in de volgende gevallen
weer branden:
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
Als het Keyless Entry- of het Keyless
Operation-systeem wordt gebruikt.
Als alle portieren worden gesloten.
C — UIT
De lamp gaat uit, ongeacht of een
portier open of gesloten is.
Opmerking Als de sleutel is gebruikt
om de motor te starten en de sleutel
wordt uitgenomen, terwijl de portieren
gesloten zijn, gaat de lamp branden en
na een paar seconden weer uit.
85AA0082787
86AHA104818
87AA0082790
56
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Controleer voordat u de ruitenwissers
bij koud weer gebruikt, of de
wisserbladen niet aan het glas
vastgevroren zitten. Als de ruitenwissers
gebruikt worden terwijl de wisserbladen
aan het glas vastgevroren zitten, kan de
motor doorbranden.
Probeer de ruitensproeier niet langer
dan 20 seconden onafgebroken te
gebruiken. Schakel de ruitensproeier
niet in als het vloeistofreservoir leeg is.
Hierdoor kan de motor doorbranden.
Controleer regelmatig het peil van de
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
en vul indien nodig bij.
Voeg bij koud weer een aanbevolen
sproeieroplossing toe, waardoor de
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
niet bevriest. Doet u dit niet dan kan de
ruitensproeier stoppen met werken en
kunnen de onderdelen van het systeem
beschadigen.
BELANGRIJK
63)Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet meer werken,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.64)Eventuele waterstrepen kunnen de
ruitenwissers onnodig doen inschakelen.
65)Als de ruitensproeier bij koud weer
gebruikt wordt, kan de
ruitensproeiervloeistof die tegen de ruit
wordt gesproeid, bevriezen en het zicht
belemmeren. Verwarm de ruit met de
achterruitverwarming voordat de
ruitensproeiers worden gebruikt.
66)Met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" en de hendel in
de stand "AUTO", kunnen de ruitenwissers
in de onderstaande situaties automatisch
worden geactiveerd. Als uw handen
bekneld raken, kan dit leiden tot letsel of
defecte ruitenwissers. Zorg ervoor dat de
contactschakelaar in de stand "LOCK"
staat of zet de bedieningsmodus op "OFF",
of zet de hendel in de stand "OFF" om de
regensensor uit te schakelen: als het
buitenoppervlak van de voorruit wordt
gereinigd, en u de regensensor raakt of
met een doek reinigt; als u een
automatische wasstraat gebruikt; als een
fysieke schok op de voorruit of op de
regensensor plaats heeft.
BELANGRIJK
21)Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wastunnel.
AIRCONDITIONINGS-
SYSTEEM
Luchtroosters
1 — Middenrooster
2 — Zijrooster
Opmerking Plaats geen dranken op het
instrumentenpaneel. Als spetters in de
ventilatoren van de airconditioning
terechtkomen, kan het systeem
beschadigen.
Afstellingen van de luchtstroom en
stroomrichting
Middenroosters
Beweeg de knop (1) om de
luchtstroomrichting af te stellen.
Beweeg de knop (1) zover mogelijk
naar binnen om het luchtrooster te
sluiten.
99AHA106492
61
2. Iedere keer dat u de knop van het
multi-informatiedisplay tijdens de
weergave van het rijbereik 2 seconden
of meer ingedrukt houdt, kunt u de
resetmodus voor het gemiddelde
brandstofverbruik overschakelen (A:
automatische resetmodus, B:
handmatige resetmodus).
Handmatige resetmodus
Als het gemiddelde brandstofverbruik
wordt weergegeven en u de knop van
het multi-informatiedisplay ingedrukt
houdt, wordt het gemiddelde
brandstofverbruik dat op dat moment
wordt weergegeven, gereset.
Als de volgende handeling wordt
verricht, wordt de modusinstelling
automatisch overgeschakeld van
handmatig naar automatisch. Behalve
voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem: draai de
contactschakelaar van de stand "ACC"
of "LOCK" naar de stand "ON".Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem: verander
de bedieningsmodus van "ACC" of
"OFF" naar "ON".
De overschakeling naar automatisch
gebeurt automatisch. Als echter wordt
overgeschakeld naar de handmatige
modus, worden de gegevens van de
laatste reset weergegeven.
Automatische resetmodus
Als het gemiddelde brandstofverbruik
wordt weergegeven en u de knop van
het multi-informatiedisplay ingedrukt
houdt, wordt het gemiddelde
brandstofverbruik dat op dat moment
wordt weergegeven, gereset.
Als de motorschakelaar of de
bedieningsmodus op de volgende
standen staat, wordt de weergave van
het gemiddelde brandstofverbruik
automatisch gereset. Behalve voor
voertuigen uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: de
contactschakelaar staat ongeveer 4 uur
of langer op de stand "ACC" of
"LOCK". Voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem: de
bedieningsmodus staat ongeveer 4 uur
of langer op "ACC" of "OFF".
BELANGRIJK De weergave van het
gemiddelde brandstofverbruik kan
afzonderlijk voor de automatische
resetmodus en de handmatige
resetmodus worden gereset.BELANGRIJK Het geheugen van de
handmatige resetmodus of de
automatische resetmodus van de
weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik wordt gewist, als de
accu wordt ontkoppeld.
De oorspronkelijke (standaard) instelling
is "Auto reset mode" (automatische
resetmodus).
De weergegeven eenheid van het
brandstofverbruik wijzigen
De weergegeven eenheid van het
brandstofverbruik kan worden
gewijzigd. De eenheden van de afstand
en de hoeveelheid kunnen ook worden
gewijzigd, in aansluiting op de
geselecteerde eenheid van het
brandstofverbruik.
Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van gemiddelde
brandstofverbruik. Raadpleeg
“Informatieweergave”.
Druk op de knop van het
multi-informatiedisplay en houd hem
ongeveer 5 seconden of meer ingedrukt
tot de zoemer twee keer afgaat.
Druk op de knop van het
multi-informatiedisplay en houd hem
ingedrukt om over te schakelen in de
volgorde van “km/l” > “l/100 km” >
“mpg” > “km/l”.
192AHA101354
104
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Indicatielampjes Betekenis
Indicatielampje positielichten*
Dit indicatielampje brandt zolang de positielichten zijn ingeschakeld.
Indicatielampje dieselvoorverwarming
Dit indicatielampje toont de conditie van de voorverwarming van de gloeibougie.[Behalve voor voertuigen
uitgerust met het Keyless Operation-systeem:Als de contactschakelaar op "ON" wordt gezet, gaat het
lampje branden. Als de gloeibougie heet wordt, gaat het lampje uit en kan de motor worden gestart.Voor
voertuigen uitgerust met het Keyless Operation-systeem:Als de bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
gaat het lampje branden en start het voorverwarmen van de gloeibougie automatisch. Als de gloeibougie heet
wordt, gaat het lampje uit en start de motor.
Als de motor koud is, blijft het indicatielampje van de dieselvoorverwarming langer branden.
Behalve voor voertuigen uitgerust met het Keyless Operation-systeem:draai de contactschakelaar weer
naar de stand "LOCK", als de motor niet wordt gestart binnen 5 seconden nadat het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming is gedoofd. Draai vervolgens de contactschakelaar naar de stand "ON" om de motor
opnieuw voor te verwarmen.
Als de motor warm is, gaat het indicatielampje van de dieselvoorverwarming zelfs niet aan als de
contactschakelaar of de bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
46) 47)
Indicatielampje brandstoffilter
Dit indicatielampje gaat branden, als de contactschakelaar of de bedieningsmodus op "ON" wordt gezet en gaat
uit als de motor is gestart. Als het brandt terwijl de motor draait, betekent dit dat zich water in het brandstoffilter
heeft verzameld; tref in dit geval de volgende maatregelen.
Verwijder het water uit het brandstoffilter. Raadpleeg "Water uit het brandstoffilter verwijderen".
Als het lampje uitgaat, kunt u verder rijden. Als het lampje ofwel niet uitgaat of af en toe gaat branden, raden we
u aan uw voertuig na te laten kijken.
109