omgekeerde volgorde om de lamp te
monteren.
Opmerking Breng voor de montage
van de lens de twee lippen aan de ene
kant van de lens aan in de gaten aan de
voertuigkant, voordat de twee lippen
aan de andere kant van de lens in de
gaten aan de voertuigkant worden
aangebracht.
Dashboardkastverlichting
Laat de lamp van de
dashboardkastverlichting vervangen bij
een Fiat Servicepunt.
BELANGRIJK
334)In halogeenlampen bevindt zich gas
onder druk; als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.335)Lampen zijn zeer heet als ze net zijn
uitgezet. Wacht voor het vervangen van
een lamp totdat de lamp voldoende is
afgekoeld, voordat u hem aanraakt. Anders
zou u zich kunnen branden.
336)Ga voorzichtig met halogeenlampen
om. Het gas in halogeenlampen staat
onder druk, dus als u de lamp laat vallen of
krast, kan de lamp breken.
337)Houd een halogeenlamp nooit met
blote handen, vuile handschoenen, enz.
vast. Door het vet van uw handen zou de
lamp de volgende keer dat de koplampen
worden gebruikt, kunnen breken. Als het
glasoppervlak vuil is, moet het worden
gereinigd met alcohol, verfverdunner, enz.
en weer worden teruggezet nadat het
grondig is gedroogd.
338)Raadpleeg altijd een specialist
voordat u de lampen van HID-koplampen
repareert of vervangt. Het stroomcircuit, de
lampen en de elektroden genereren
namelijk een hoge spanning waarvan u een
elektrische schok zou kunnen krijgen.
339)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
340)Vervang lampen alleen wanneer de
motor uit is. Controleer ook of de motor
koud is, om het risico op brandwonden te
voorkomen.
341)Installeer geen in de handel
verkrijgbare LED-type lampen. In de handel
verkrijgbare LED-type lampen kunnen de
werking van het voertuig negatief
beïnvloeden, zoals het niet correct werken
van de lampen of andere apparaten van
het voertuig.
453AHZ101043
264
NOODGEVALLEN
SERVICE EN ONDERHOUD
Dankzij correct onderhoud kunnen de
prestaties van de auto, evenals
beperkte bedrijfskosten en het behoud
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere
tijd gegarandeerd worden.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe.VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
ONDERHOUD..............266
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDSSCHEMA.......267
PERIODIEKE CONTROLES......272
GEBRUIK VAN HET VOERTUIG
ONDER ZWARE
OMSTANDIGHEDEN..........272
NIVEAUS CONTROLEREN......273
KATALYSATOR..............275
MOTOROLIE...............275
MOTORKOELVLOEISTOF.......276
RUITENSPROEIERVLOEISTOF . . .278
REMVLOEISTOF............279
KOPPELINGSVLOEISTOF......280
STUURBEKRACHTIGINGSOLIE . . .280
ACCU...................281
WISSERBLAD VERVANGEN.....283
ALGEMEEN ONDERHOUD......284
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
VOERTUIGVERZORGING.......285
DE BINNENKANT VAN HET VOERTUIG
REINIGEN.................285
DE BUITENKANT VAN HET VOERTUIG
REINIGEN.................287
BANDEN.................290
265
VOORZORG-
MAATREGELEN
VOOR ONDERHOUD
342) 343) 344) 345) 346) 347) 348) 349)
Regelmatig onderhoud van uw voertuig
zorgt ervoor dat de waarde en het
uiterlijk van uw voertuig zo lang mogelijk
behouden blijven. De
onderhoudswerkzaamheden zoals
beschreven in dit Instructieboek kunnen
door de eigenaar verricht worden.
We raden u aan de periodieke inspectie
en het geprogrammeerde onderhoud
door een Fiat Servicepunt te laten
verrichten.
Ingeval een storing of een probleem
wordt gedetecteerd, raden we aan het
voertuig te laten nakijken en repareren.
Dit hoofdstuk bevat informatie over
inspectie- en onderhoudsprocedures
die u zelf kunt verrichten. Volg de
instructies en voorzorgsmaatregelen
van alle verschillende procedures.
BELANGRIJK
342)Zorg er tijdens inspectie of onderhoud
aan de binnenkant van de motorruimte
voor dat de motor is afgezet en de tijd
heeft gehad om af te koelen.343)Als werkzaamheden in de
motorruimte moeten worden verricht,
terwijl de motor draait, wees dan extra
voorzichtig dat uw kleding, haar, enz. niet in
de koelventilator, aandrijfriemen of andere
bewegende delen komen.
344)Na het uitvoeren van de
onderhoudswerkzaamheden, dient u
ervoor te zorgen dat er geen
gereedschappen of kledingstukken in de
motorruimte zijn achtergebleven. Als er
gereedschappen of kledingstukken
achterblijven, kan er brand of schade aan
de auto ontstaan.
345)De koelventilator kan, zelfs als de
motor niet draait, automatisch worden
ingeschakeld. Draai de contactschakelaar
naar de stand "LOCK" of zet de
bedieningsmodus op "OFF" om veilig in de
motorruimte te kunnen werken.
346)Houd sigaretten, vonken of andere
open vlammen uit de buurt van de
brandstof en de accu. De dampen zijn
ontvlambaar.
347)Wees bijzonder voorzichtig bij
werkzaamheden rondom de accu. De accu
bevat giftig en corrosief zwavelzuur.
348)Ga niet onder uw voertuig liggen, als
het alleen door de krik wordt ondersteund.
Gebruik altijd kriksteunen.
349)Oneigenlijk gebruik van componenten
of materialen die in het voertuig zijn
gebruikt, kunnen de veiligheid van uw
personeel in gevaar brengen. We raden u
aan een specialist te raadplegen voor de
benodigde informatie.
266
SERVICE EN ONDERHOUD
Mijl x 100012 24 36 48 60 72 84 96 108 120
Kilometer x 1000 of20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
De diagnosestekker gebruiken om de
werking van het brandstoftoevoer-/
motormanagementsysteem en de emissie
te controleren; en voor bepaalde
versies/markten, de verslechtering van de
motorolie
●●●●●●●●●●
Inleerprocedure uitvoeren voor het inspuiten
van kleine hoeveelheden●●●●●●●●●●
De juiste punten van de transmissie-as
smeren●●●●●●●●●●
Visueel de toestand controleren van:
bodemplaatbescherming, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstofsysteem) en
rubber elementen (hoezen, balgen, bussen
enz.)
●●●●●●●●●●
Visueel de integriteit controleren van de
onderdelen van de stuurinrichting en de
bijbehorende bevestigingen (inclusief
pakkingen en afdekkingen)
●●●●●●●●●●
Visueel de toestand van de koppelingen van
de flexibele luchtinlaat van de
turbocompressor en de olieleidingen
controleren (indien aanwezig)
●●●●●
268
SERVICE EN ONDERHOUD
Mijl x 100012 24 36 48 60 72 84 96 108 120
Kilometer x 1000 of20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Visueel op vloeistoflekken uit de
handgeschakelde versnellingsbak
controleren (motoroliepeil controleren, als
lekken worden gedetecteerd)
●●●● ●●●●
Transmissieolie handgeschakelde
versnellingsbak verversen●●
Visueel de integriteit van de onderdelen en
bevestigingen van het ophangingssysteem
controleren
●●●●●●●●●●
Slag van handrem controleren en zo nodig
afstellen●●●●●●●●●●
Speling van rem- en koppelingspedaal
controleren●●●●●●●●●●
Controleer visueel de conditie en controleer
de spanning van de extra aandrijfriemen●●●●●●●●●●
Visueel op vloeistoflekken uit voor- en
achterdifferentieel controleren (motoroliepeil
controleren, als lekken worden
gedetecteerd)
●●● ●●● ●●
Olie voor- en achterdifferentieel verversen●●
Visueel op vloeistoflekken uit de tussenbak
controleren (motoroliepeil controleren, als
lekken worden gedetecteerd)
●●●● ●●●●
270
SERVICE EN ONDERHOUD
PERIODIEKE
CONTROLES
Vóór een lange reis controleren en
eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofniveau;
vloeistofniveau ruitensproeier;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
enz..);
conditie en spanning banden;
uitlijning banden;
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Voor een goede werking en onderhoud
van het voertuig, is het raadzaam de
bovenstaande werkzaamheden
regelmatig uit te voeren (het is
raadzaam ongeveer elke 1000 km het
niveau van de motorolie te controleren
en elke 3000 km bij te vullen).
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
vaak stationair lopende motor of
lange afstanden op lage snelheden of
als het voertuig langdurig niet gebruikt
wordt;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen vóór
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen.
272
SERVICE EN ONDERHOUD
BELANGRIJK
350)Verricht nooit werkzaamheden in de motorruimte, terwijl u rookt. Er kunnen ontvlambare gassen en dampen aanwezig zijn die
brandgevaar opleveren.
351)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte wanneer de motor nog warm is: gevaar voor
brandwonden. Vergeet niet dat bij een warme motor de ventilator onverwacht kan inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de bewegende onderdelen worden meegetrokken.
274
SERVICE EN ONDERHOUD
dan de markering voor olieverversing
(C). De olie dient dan te worden
bijgevuld tot het maximumpeil (B).
Op voertuigen met DPF neemt de
motorolie toe doordat brandstof in de
motorolie terechtkomt als het DPF
regenereert om de roetdeeltjes (PM)
weg te branden. Dit geeft echter gaan
storing aan.
Het motoroliepeil neemt toe door de
hoeveelheid brandstof dat in de
motorolie terechtkomt als het DPF
regenereert om de roetdeeltjes (PM)
weg te branden. Het duidt niet op een
storing. In de volgende
omstandigheden kan het
motorolieniveau gemakkelijk toenemen.
We raden u aan dit regelmatig na te
laten kijken.:
vaak omhoog en omlaag rijden;
vaak op hoge hoogten rijden;
vaak en langdurig stationair draaien;
vaak file rijden.
Opmerking De motorolie verslechterd
snel als het voertuig wordt
onderworpen aan zware
omstandigheden, waardoor de olie
eerder moet worden ververst.
Raadpleeg het onderhoudsschema.
Keuze motorolie
Raadpleeg “Vulinhouden” onder
Technische gegevens.Veiligheids- en
verwijderingsinformatie voor
gebruikte motorolie
354) 355) 356)
Bescherm het milieu
Het is illegaal om aftappingen,
waterstromen en de bodem te
verontreinigen. Gebruik geautoriseerde
afvalverzamelingsfaciliteiten, inclusief
publieke verzamelplaatsen en garages
die faciliteiten bieden voor het
verwijderen van gebruikte olie en
oliefilters. Als u twijfelt neem dan
contact op met uw plaatselijke
autoriteiten voor advies over de
verwijdering.
BELANGRIJK
353)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
354)Langdurig en regelmatig contact kan
tot ernstige huidaandoedingen, inclusief
dermatitis en kanker leiden.
355)Voorkom zoveel mogelijk contact met
de huid en was de huid na ieder contact
grondig.
356)Houd gebruikte motoroliën buiten het
bereik van kinderen.
MOTORKOEL-
VLOEISTOF
Het motorkoelvloeistofpeil
controleren
In de motorruimte bevindt zich een
doorzichtige reservetank (A) voor
koelvloeistof. Het koelvloeistofpeil in
deze tank moet tussen de markeringen
"L" (laag) en "F" (vol) blijven, gemeten
met een koude motor.
456AHM100742
276
SERVICE EN ONDERHOUD