De essentie
ontplooid en een maximale beschermende
w erk
ing b
ieden.
De voorairbag van de bestuurder bevindt zich
in het stuurwiel ››› afb. 26 en die van de voor-
passagier in het dashboard ››› afb. 27. De air-
bags zijn gemarkeerd met het opschrift "AIR-
BAG".
De geactiveerde voorairbags omvatten de zo-
nes aangeduid in rood (werkingsgebied)
››› afb. 26. Om die reden mogen er geen voor-
werpen in die zones geplaatst of bevestigd
worden ››› in Voorairbags op pag. 72. D
e
af fabriek
gemonteerde accessoires, bijv. de
basisplaat voor de ondersteuning van de mo-
biele telefoon, blijven buiten het bereik van
de voorairbag van de bestuurder en de voor-
passagier.
Bij de activering van de voorairbag van de
bestuurder en bijrijder, worden de deksels
van de airbags in het stuurwiel of het dash-
board geopend en blijven eraan vastzitten
››› afb. 27.
››› in Voorairbags op pag. 72 Voorairbag van de bijrijder buiten
w
erk
ing s
tellen Afb. 28
In het dashboardkastje, aan de bijrij-
der s
zijde: s
leutelschakelaar om de voorair-
bag aan bijrijderszijde in en uit te schakelen. Voorairbag van de voorpassagier buiten
w
erk
ing s
tellen
● Contact uitschakelen.
● Open het dashboardkastje aan de bijrij-
derszijde.
● D
e sleutelbaard van de wagensleutel uit-
klappen ›
›› pag. 115.
● Voer de sleutelbaard in de gleuf in die voor-
zien is op de s
chakelaar voor uitschakeling
van de bijrijdersairbag ››› afb. 28. De baard
moet ca. 3/4 van zijn lengte ingevoerd wor-
den, tot tegen de aanslag.
● Draai de sleutel vervolgens zachtjes om de
stand op OFF
te plaatsen. Oefen geen druk
uit indien u weerstand ondervindt en zorg er- voor dat de sleutelbaard tot het einde inge-
voerd is.
●
Sluit
het dashboardkastje aan de bijrijders-
zijde.
● Het contr
olelampje
van het dashboard blijft branden met het
contact ingeschakeld ›››
pag. 74.
››› in Voorairbag van de bijrijder hand-
matig in- en uitschakelen met de sleutel-
schakelaar op pag. 75
››› pag. 75 18
De essentie
Knie-airbag Afb. 29
Aan de bestuurderszijde: plaats van
de airb ag
voor de knieën. Afb. 30
Aan de bestuurderszijde: werkingsge-
b ied
van de airb
ag voor de knieën. De airbag voor de knieën bevindt zich aan de
z
ijde
van de be
stuurder, onderaan in het dashboard
››› afb. 29. D
e airbags zijn gemar-
keerd met het opschrift "AIRBAG".
De rood gemarkeerde zone ››› afb. 30 A wordt bedekt met de airbag voor de knieën
b
ij activ
ering er
van (werkingsgebied). Om die
reden mogen geen voorwerpen geplaatst of
bevestigd worden in die zones.
››› in Knie-airbag* op pag. 73 Zij-airbags
Afb. 31
Aan de zijkant van de voorstoel:
p l
aats
van de zijairbag. Afb. 32
Werkingsgebied van de zijairbags
vooraan en ac ht
eraan. Met 5 en 7 zitplaatsen. De zij-airbags zitten in het buitenkussen van
de be
s
tuur
dersstoel en van de bijrijdersstoel
››› afb. 31. Afhankelijk van de uitvoering van
het model, kunnen de buitenste zitplaatsen
op de tweede zitrij ook voorzien zijn van zij-
airbags, die zich tussen de rugleuningen van
de stoelen en de toegangsruimte bevinden.
De positie ervan is gemarkeerd met het op-
schrift "AIRBAG". De in het rood aangeduide
zone (stippellijn) ››› afb. 32 geeft het wer-
kingsgebied aan van de zijairbags.
Bij botsingen van opzij worden de zijairbags
geactiveerd aan de betreffende zijde om het
risico op letsel van de inzittenden aan die zij-
de te verminderen.
››› in Zijairbags* op pag. 73 19
De essentie
Stuur ver- en ontgrendelen
● Stuur vergrendelen: contactsleutel verwij-
der en uit
het c
ontact en draaien aan het
stuur tot het blokkeert. In wagens met auto-
matische versnellingsbak zet u voor het ver-
wijderen van de sleutel de versnellingshen-
del in stand P. Zo nodig drukt u op de toets
voor keuzehendelvergrendeling en laat u die
daarna los.
● Stuur ontgrendelen: contactsleutel inste-
ken en draaien ter
wijl u het stuur in de rich-
ting aangegeven door de pijl draait. Indien
het stuur niet gedraaid kan worden, komt dit
mogelijk omdat de blokkering actief is.
Contact inschakelen/uitschakelen, voor-
gloeien
● Contact inschakelen: sleutel in stand 2draaien.
●
Contact uitschakelen: sleutel in stand 1draaien.
●
Dieselwagens : bij in
ge
schakeld contact
wordt voorgegloeid.
Starten van de motor
● Handgeschakelde versnellingsbak: trap het
koppeling
spedaal helemaal in en zet de ver-
snellingshendel in neutrale stand.
● Automatische versnellingsbak: trap het
rempedaal in en
zet de keuzehendel in stand
P of N. ●
Sleutel n
aar stand 3 draaien. De contact-
s l
eut el
keert automatisch terug naar stand
2 . Hierbij geen gas geven.
St ar
t/s t
op-systeem*
Bij het stoppen en loslaten van het koppe-
lingspedaal, zet het start-stopsysteem* de
motor uit. Het contact blijft ingeschakeld.
››› in Contactslot op pag. 193
››› pag. 193 Lichten en zicht
Lic ht
sc
hakelaar Afb. 41
Dashboard: lichtschakelaar. Schakelaar naar de gewenste stand draaien
› ›
›
afb
. 41.
Bij uitgescha-
keld contactBij ingeschakeld
contact
Mistlampen, dim-
licht en stadslicht
uit.Lichten uit of dagrij-
licht aan.
De oriëntatielichten
moeten branden.Automatische controle
van ingeschakeld dim-
of dagrijlicht.
Stadslichten aan.
Dimlicht uit; indien
nodig, brandt het
stadslicht enige
tijd.
Dimlicht aan.
Mistlampen: schakelaar naar het eerste
p
u
nt trekken, vanaf de standen , of
.
Mistachterlicht: volledig trekken aan scha-
kelaar vanaf de standen , of .
Mistlampen uitschakelen: schakelaar indruk-
ken of draaien naar stand .
››› in Lichten in- en uitschakelen op
pag. 136
››› pag. 135 24
De essentie
Knipperlicht- en grootlichthendel Afb. 42
Knipperlicht- en grootlichthendel. Hendel in de gewenste stand zetten:
Rec
hter knip
perlicht: rechter parkeerlicht
(contact uitgeschakeld).
Linker knipperlicht: linker parkeerlicht
(contact uitgeschakeld).
Grootlicht ingeschakeld: controlelampje
brandt in het instrumentenpaneel.
Grootlichtsignaal: brandt met ingedrukte
hendel. Controlelampje brandt.
Hendel in basisstand voor uitgeschakeld.
››› in Lichten in- en uitschakelen op
pag. 136
››› pag. 136 1
2
3
4 Alarmlichten
Afb. 43
Dashboard: schakelaar voor alarm-
lic ht
en. Ingeschakeld, bijvoorbeeld:
● Bij het naderen van een file
● In een noodsituatie
● Wagen staat stil wegens pech
● Bij het slepen of gesleept worden
››› in Noodknipperlichten op pag. 139
››› pag. 139 Binnenverlichting
Toets / stand: Functie
Schakelt de binnenverlichting uit.
Schakelt de binnenverlichting in.
Schakelt het portiercontact (middenstand)
in.
De binnenverlichting gaat automatisch aan
wanneer de wagen ontgrendeld, een por-
tier geopend of de sleutel uit het contact-
slot genomen wordt.
De verlichting gaat na een paar seconden
uit nadat alle portieren gesloten zijn, de
wagen vergrendeld is of het contact in
wordt geschakeld.
Het leeslampje in- en uitschakelen.
Interieurverlichting: verandert in het portier-
p
aneel
v
an kleur (wit of rood) op basis van de
rijstijl.
››› pag. 141 25
De essentieToets, regelingAanvullende informatie. Handbediende elektrische airconditioning
››› afb. 52; Climatronic ››› afb. 53.
2 Ventilator
Handbediende elektrische airconditioning: stand 0: uitgeschakelde ventilator en airconditioning (handmatig), stand 4: maximale ventilatorsnelheid.
Climatronic: het vermogen van de ventilator wordt automatisch geregeld. Draai de knop om ook de ventilator handmatig te regelen.
3 LuchtverdelingHandbediende elektrische airconditioning: draai de regelknop continu om de luchtstroom naar de gewenste plek te leiden.
Climatronic: De luchtstroom wordt automatisch ingesteld op een comfortabele waarde. Deze kan ook handmatig worden ingeschakeld met de knop-
pen 3
.
4Climatronic: Schermweergave ingestelde temperatuur voor de linker- resp. rechterzijde.
Handbediende elektrische airconditioning: ontwasemingsfunctie. De luchtstroom wordt naar de voorruit geleid. In deze stand wordt de luchtcircula-
tiefunctie automatisch uitgeschakeld of niet gestart. Verhoog het vermogen van de ventilator om de voorruit zo snel mogelijk te ontwasemen. Het
aircosysteem wordt automatisch ingeschakeld om de lucht te drogen.
Climatronic: ontwasemingsfunctie. De aangezogen buitenlucht wordt naar de voorruit geleid en de circulatiefunctie wordt automatisch uitgeschakeld.
Om de voorruit sneller te ontwasemen, wordt vocht onttrokken uit de lucht bij temperaturen boven ong. +3°C (+38°F) en draait de ventilator op maxi-
maal vermogen.
De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.
Luchtverdeling naar de voetenruimte.
Handbediende elektrische airconditioning: Luchtverdeling naar de voorruit en de voetenruimte.
Climatronic: Luchtverdeling naar boven.
Achterruitverwarming: Werkt enkel wanneer de motor draait en wordt automatisch uitgeschakeld na 10 minuten.
Handbediende elektrische airconditioning: Luchtcirculatie
››› pag. 186.
Climatronic: handmatige en automatische luchtcirculatie
››› pag. 186
Toets voor onmiddellijke inschakeling van de interieurvoorverwarming
››› pag. 187.
Toets voor stoelverwarming
››› pag. 151. 38
De essentie
Noodgevallen Z ek
erin g
en
Plaats van de zekeringen Afb. 60
In het dashboard aan bestuurderszij-
de: dek sel
v
an de zekeringenhouder. Afb. 61
In de motorruimte: deksel van de ze-
k erin g
enhouder
. Vervang de zekeringen alleen door zekerin-
g
en
voor dez
elfde stroomsterkte (zelfde kleur
en opschrift) en grootte.
Onderscheid van de zekeringen op kleur
KleurStroomsterkte
Lila3
Lichtbruin5
Bruin7,5
Rood10
Blauw15
Geel20
Wit of transparant25
Groen30
Oranje40 De zekeringenhouder openen in het instru-
ment
enp
aneel
● Sc huif
de hendel onderaan het deksel naar
rechts om het
deksel los te maken ››› afb. 60.
● Schuif de hendel naar links in auto's met
stuur rec
hts.
De zekeringenhouder in de motorruimte ope-
nen
● Open de motorkap ›››
p
ag. 286.●
Verplaats
de vergrendelingslipjes naar vo-
ren, in de richting aangeduid door de pijl
voor het ontgrendelen van de zekeringenhou-
der ››› afb. 61.
● Verwijder het deksel naar boven toe.
● Om het deksel te monteren, p
laats het op
de zekeringenhouder. Duw de lipjes weer in
de tegenovergestelde richting van de pijl, tot-
dat deze hoorbaar vastklikken.
Het is mogelijk dat er meer zekeringen zijn
achter een deksel aan de linkerbinnenzijde
van de bagageruimte.
››› pag. 93 43
Veilig rijden
Hierna worden de juiste zithoudingen ge-
t oond
voor de be
stuurder en de andere inzit-
tenden.
Personen die wegens hun lichaamsbouw de
juiste zithouding niet kunnen aannemen,
moeten informeren bij een gespecialiseerde
werkplaats over mogelijke speciale inrichtin-
gen. Alleen als een juiste zithouding wordt
aangenomen, bieden veiligheidsgordel en
airbag een optimale bescherming. SEAT raadt
u aan de Technische Dienst te raadplegen.
Voor uw eigen veiligheid en om letsel of on-
gevallen bij plotseling remmen of bruuske
manoeuvres te voorkomen, beveelt SEAT u de
volgende houdingen aan:
Geldig voor alle inzittenden:
● Verstel de hoofdsteun zo dat de bovenrand
hiervan op dezelf
de hoogte komt te staan als
de bovenzijde van het hoofd, in geen geval
tot onder ooghoogte. Houd de nek zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun ››› afb. 81 en
››› afb. 82.
● Kleine personen moeten de hoofdsteun he-
lemaal om
laagschuiven, zelfs als het hoofd
onder de bovenrand ervan blijft.
● Grote personen moeten de hoofdsteun he-
lemaal omhoog
schuiven.
● Rugleuning rechtop zetten zodat uw rug ge-
heel teg
en de rugleuning aan ligt.
● Houd de voeten tijdens het rijden altijd in
de voetenruimt
e. ●
Stel de v
eiligheidsgordel goed af en maak
hem goed vast ››› pag. 66.
Daarnaast nog geldig voor de bestuurder:
● Pas het stuurwiel aan zodat het minstens
25 cm (10 inch) v
erwijderd is van de borstkas
››› afb. 81 en zodat het buitenste deel ervan
aan de zijkant vastgenomen kan worden met
beide handen en de armen licht gebogen.
● Het verstelde stuurwiel moet steeds naar
de borstka
s gericht zijn, niet naar het ge-
zicht.
● Pas de bestuurdersstoel in de lengterich-
ting aan zod
at de pedalen volledig ingetrapt
kunnen worden met de benen licht gebogen
en zodat de knieën minstens 10 cm (4 inch)
verwijderd blijven van het dashboard ››› afb.
81.
● Stel de hoogte van de stoel van de bestuur-
der zo af d
at hij eenvoudig tot bij het hoog-
ste punt van het stuurwiel kan komen.
● Houd beide voeten altijd in de voetenruim-
te zod
at u de wagen altijd onder controle
hebt.
Daarnaast nog geldig voor de bijrijder:
● Verschuif de bijrijdersstoel helemaal naar
achteren
voor een optimale bescherming in
het geval dat de airbag geactiveerd wordt. Stuurwiel afstellen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 16. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de stuurwielverstel-
ling en een v erk
eerde stand van het stuurwiel
kunnen ernstige of zelfs dodelijk letsel ver-
oorzaken.
● Druk na het verstellen van de stuurkolom,
de hendel ›››
afb. 25
1 stevig omhoog
zodat de s
tand van het stuurwiel tijdens het
rijden niet onbedoeld kan veranderen.
● Verstel het stuurwiel nooit tijdens het rij-
den. Indien u tijdens het rijden merkt
dat het
stuurwiel versteld moet worden, dient u op
veilige wijze te stoppen en het stuurwiel in de
juiste stand te zetten.
● Het verstelde stuurwiel moet steeds gericht
zijn naar de bors
tkas en niet naar het gezicht,
om de bescherming van de voorairbag van de
bestuurder niet te beperken bij een ongeval.
● Tijdens het rijden moet u het stuurwiel
steeds
met beide handen vastnemen aan de
buitenzijde ervan (positie 9 en 3 uur), om het
risico op letsel bij de activering van de voor-
airbag van de bestuurder te verminderen.
● Houd het stuurwiel nooit vast in de positie
van 12 uur of op andere w
ijze, bijv. in het
midden. In zulke gevallen kunnen bij active-
ring van de bestuurdersairbag ernstig letsel
aan uw armen, handen en hoofd worden toe-
gebracht. 59
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Vastzetten
Verwondingsgevaar door een verkeer-
de z
ithoudin gAantal plaatsen
Naargel
an
g de uitvoering, beschikt de wagen
over vijf tot zeven plaatsen. Elke zitplaats is
uitgerust met een veiligheidsgordel.
5 plaatsen
Plaatsen voor- inPlaatsen in detweede zitrijPlaatsen in de derde zitrij
23–
7 plaatsen
Plaatsen voor- inPlaatsen in detweede zitrijPlaatsen in de derde zitrij
232 Het niet of verkeerd dragen van de veilig-
heid
sg
ordel
verhoogt het risico op ernstige
of zelfs dodelijk letsel. Veiligheidsgordels
kunnen alleen bij juiste gordelverloop hun
optimale beschermende werking waarbor-
gen. Het aannemen van een verkeerde zit-
houding heeft een negatieve invloed op de
beschermende werking van de veiligheids-
gordel. Dit kan levensgevaarlijke en zelfs do-
delijke verwondingen tot gevolg hebben. Het
risico van ernstig lichamelijk letsel of met
zelfs dodelijke gevolgen wordt vooral ver-
groot als een airbag die afgaat een inzittende
treft die een verkeerde zithouding heeft inge- nomen. De bestuurder is verantwoordelijk
voor alle in
zittenden in de wagen, vooral voor
kinderen.
De volgende opsomming omvat voorbeelden
van zithoudingen die voor alle inzittenden
gevaarlijk kunnen zijn.
Wanneer de wagen in beweging is:
● Nooit in de wagen staan.
● Nooit op de stoelen staan.
● Nooit op de stoelen knielen.
● Nooit de rugleuning sterk naar achteren
kantelen.
● Nooit
tegen het dashboard leunen.
● zich nooit uitrekken in de stoelen.
● Nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten.
● Nooit dwar
s op de stoel gaan zitten.
● Nooit uit de ramen leunen.
● Nooit de voeten uit de ramen steken.
● Nooit de voeten op het dashboard leggen.
● Nooit de voeten op het kussen van de stoel
of rugleunin
g leggen.
● Nooit in de voetenruimte gaan zitten tij-
dens een rit.
● nooit
op de armleuning gaan zitten.
● Nooit zonder omgegespte veiligheidsgor-
del meerijden.
● Nooit in de bag
ageruimte verblijven. ATTENTIE
Het aannemen van een verkeerde zithouding
in de stoel en
van de wagen kan het risico op
ernstige of zelfs dodelijke letsels verhogen
bij het plotseling remmen, bruuske manoeu-
vres, botsingen of ongevallen, of wanneer de
airbag afgaat.
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek op
juiste w
ijze plaatsnemen en die zithouding
gedurende de rit aanhouden. Dit houdt ook
het dragen van de veiligheidsgordel in.
● Vervoer nooit meer personen dan het aan-
tal
zitplaatsen met veiligheidsgordel in de
wagen.
● Beveilig kinderen in de wagen altijd met
een goedgekeur
d bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en lengte
››› pag. 76.
● Houd de voeten tijdens het rijden altijd in
de voetenruimt
e. Let de voeten bijvoorbeeld
nooit op de stoel of op het dashboard, en
steek ze nooit uit het raam. Anders kunnen
de airbag en veiligheidsgordel niet de opti-
male bescherming bieden en bestaat er een
verhoogd letselrisico bij een ongeval. ATTENTIE
Alvorens te vertrekken, dient u de stoel, vei-
ligheidsgor del
en hoofdsteun te verstellen en
te verzekeren dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel juist dragen.
● Verschuif de bijrijdersstoel helemaal naar
achteren. 60