Vastzetten
van het kind, omdat de airbag het kinderzitje
met grot
e k
racht treft waardoor het tegen de
rugleuning geslingerd wordt. ATTENTIE
Als u in uitzonderlijke gevallen een kind moet
v erv oer
en op de bijrijdersstoel met de rug
naar het dashboard gekeerd, houd dan reke-
ning met het volgende:
● Schakel de voorairbag van de voorpassa-
gier altijd uit en houd deze airb
ag buiten
werking.
● Het kinderzitje moet door de fabrikant van
het kinderz
itje zijn goedgekeurd voor het ge-
bruik op de bijrijdersstoel met voor- en zijair-
bag.
● Volg de montageaanwijzingen van de fabri-
kant v
an het kinderzitje en houd u aan de
waarschuwingen.
● Schuif de voorpassagierstoel helemaal
naar achter
en en zet hem in de hoogste posi-
tie voor een zo groot mogelijke afstand tot de
voorairbag.
● Zet de rugleuning rechtop.
● Zet de gordelhoogteverstelling in de hoog-
ste pos
itie.
● Beveilig kinderen in de wagen altijd met
een goedgekeur
d bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en lengte. Gebruik van het kinderzitje op de ach-
t
erb
ank Indien een kinderzitje op de achterbank ge-
plaats
t
wordt, moet de voorstoel zo versteld
worden dat het kind over voldoende ruimte
beschikt. Pas daarom de voorstoel aan de
grootte van het kinderzitje en de lengte van
het kind aan. Let daarbij ook op de juiste
houding van de voorpassagier ››› pag. 58.
Verplaats de tweede en derde zitrijen volle-
dig achteruit en vergrendel ze. Plaats de rug-
leuningen verticaal en de hoofdsteunen vol-
ledig naar beneden.
Isofix-kinderzitjes goedgekeurd voor gebruik
op de achterbank
De zitplaatsen achterin zijn geschikt voor kin-
derzitjes met het Isofix-systeem , dat speci-
aal ontworpen werd voor dit type wagens in
overeenstemming met de norm ECE-R 44.
De Isofix-kinderzitjes zijn ingedeeld in de ca-
tegorieën "specifiek voor de wagen", "be-
perkt" of "semi-universeel".
De fabrikanten van kinderzitjes overhandigen
bij elk Isofix-zitje een wagenlijst met de mo-
dellen waarvoor het betreffende Isofix-zitje
goedgekeurd is. Indien de wagen in de lijst
van de fabrikant staat en het Isofix-kinderzi-
tje behoort tot een categorie van de lijst, mag
het gebruikt worden in deze wagen. Neem zo
nodig contact op met de fabrikant van het kinderzitje om een geactualiseerde automo-
dellen
lij
st aan te vragen.
Groep (ge-
wichtscate- gorie)Isofix-cate-
gorie van het kinderzitjePositie van het zi-tje op de achter- bank
Klasse 0:tot 10 kgEIUF a)
Klasse 0+
tot 13 kgEIUF a)
DIUFa)
CIUFa)
Klasse 1:
9 t/m 18 kg
DIUF a)
CIUFa)
BIUFa)
B1IUFa)
AIUFa)
a)
IUF: geschikt voor Isofix-kinderzitjes van de categorie "univer-
seel" goedgekeurd voor gebruik in deze groep. ATTENTIE
Als op de tweede zitrij op alle stoelen een
kinderz itj
e gemonteerd is, dan is het moge-
lijk dat de stoelen van die zitrij bij een onge-
val niet vanaf de derde zitrij naar voren omge-
klapt kunnen worden. In een noodgeval kun-
nen de personen die op de derde zitrij zitten
de wagen niet zelfstandig verlaten of zichzelf
redden. 80
Veilig vervoer van kinderen
●
In geen enkel g
eval mag u tegelijkertijd kin-
derzitjes op alle stoelen van de tweede zitrij
inbouwen als andere personen op de derde
zitrij gaan zitten. Geïntegreerd kinderzitje
Inleidin g t
ot themaHet geïntegreerde kinderzitje is enkel ge-
schikt
voor kinderen van groep 2 (15-25 kg)
en groep 3 (22-36 kg) volgens de norm ECE-R
44. ATTENTIE
Kinderen die geen veiligheidsgordel dragen
of niet bev ei
ligd zijn met een geschikt beves-
tigingssysteem, kunnen levensgevaarlijk let-
sel oplopen wanneer een airbag geactiveerd
wordt.
● Kinderen t/m 12 jaar moeten altijd op de
zitplaat
sen achterin worden vervoerd.
● Schakel de voorairbag van de bestuurder
altijd uit indien, in uitzonderlijk
e gevallen,
een kind vervoerd dient te worden op de bij-
rijdersstoel in een kinderzitje met de rug naar
het dashboard gekeerd.
● Beveilig kinderen in de wagen steeds met
een gesc
hikt bevestigingssysteem dat aange-
past is aan hun gewicht en lengte.
● Gesp de veiligheidsgordel van de kinderen
steeds
juist om. ATTENTIE
Tijdens het rijden moeten de kinderen steeds
plaat s
nemen in een kinderzitje dat geschikt
is voor hun gewicht en lengte.
● Beveilig kinderen in de wagen steeds met
een gesc
hikt bevestigingssysteem dat aange-
past is aan hun gewicht en lengte.
● Gesp de veiligheidsgordel steeds correct
om bij de kinderen en l
aat hen een juiste zit-
houding aannemen.
● Het schoudergordelgedeelte moet ongeveer
over het mid
den van de schouder lopen en
nooit over de hals of de bovenarm.
● De schoudergordel moet vast op het boven-
lichaam ligg
en.
● Het heupgedeelte van de gordel moet over
het bekken en niet o
ver de buik lopen en al-
tijd vast aanliggen.
● Rol de gordelband zo nodig op zodat die
strak t
egen het lichaam ligt.
● Vervoer nooit baby's of kinderen op schoot.
● Gebruik steeds een kinderzitje en de veilig-
heidsgordel
voor kinderen kleiner dan 1,50
m. De normale veiligheidsgordel kan letsel
aan de buik en nek veroorzaken.
● In een kinderzitje mag slechts één kind te-
gelijk v
ervoerd worden.
● Lees in elk geval de informatie en waar-
schuw
ingen van de fabrikant van de kinderzi-
tjes en volg die op.
● Laat een kind nooit alleen achter in het zi-
tje of in de wag
en. ●
Laat wijz igin
gen aan het geïntegreerde kin-
derzitje enkel uitvoeren in een gespeciali-
seerde werkplaats.
● Vervang het kinderzitje of de onderdelen
ervan die bes
chadigd zijn geraakt of een on-
geval hebben ondergaan. ATTENTIE
Bij bruusk remmen, plotselinge manoeuvres
of ong ev
al, kunnen losse voorwerpen in de
wagen door het interieur geslingerd worden
en letsel veroorzaken.
● Tijdens het rijden mag geen speelgoed of
andere harde lo
sse voorwerpen in het kinder-
zitje of de stoel achterblijven. 81
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
Afb. 118
Dashboard.102
Bedienen
– Openen en s luit
en v
an de elektri-
sche schuifdeuren . . . . . . . . . . .125
Hendel met slot om het dashboard-
kastj
e te openen . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Plaats in het dashboard waar de
voorairbag
van de voorpassagier
zich bevindt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Sleutelschakelaar in het dash-
boardka
stje voor het buiten werk-
ing stellen van de bijrijdersair-
bag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Controlelampje van het buiten
werking s
tellen van de bijrijdersair-
bag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Hendel voor:
– Schakel
bak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
– Automati s
che versnellingsbak . .202
18 19
20
21
22 12 V stopcontact
. . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Schakelaar van Auto Hold
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Sc
hakelaar van de elektronische
parkeerrem
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Startknop (Keyless Access sluit- en
startsy
steem zonder sleutel)
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Pedalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Hefboom voor aanpassing van de
stuurko
lom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Afdekking van de zekeringenhou-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Hendel voor:
– Snelheidsreg
elsysteem (GRA)
– – – – –
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
23 24
25
26
27
28
29
30
31 Hendel om de motorkap te ontgren-
del
en
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
Knop pen v
oor:
– Elektrisc
he ruitbediening . . . . .131
– Kinderbeveiliging
. . . . . . . . . . . . 125 Let op
● Enkele v
an de hier vermelde uitrustingen
horen bij bepaalde type-uitvoeringen of zijn
optioneel.
● Bij de uitvoeringen met stuurwiel aan rech-
terzijde, i
s de indeling van de bedieningsele-
menten licht verschillend. Maar de symbolen
die toegewezen zijn aan deze bedieningsele-
menten stemmen overeen met die van de uit-
voeringen met stuurwiel aan de linkerzijde. 32
33
104
Bestuurdersruimte
Instrumenten Ov er
zic
ht van het instrumentenpaneel Afb. 119
Instrumentenpaneel, in het dashboard. Uitleg over de instrumenten
››
›
afb
. 119:
Gelijkzetknop voor de klok 1)
.
– Druk op de toets om de indicatie
v an het
uur of de minut
en te selecte-
ren.
– Druk op 0.0 / SET
› ››
afb
. 119 7 om
door t e g
aan met de in
stelling. Houd de
toets ingedrukt om de cijfers snel te
veranderen.
1 –
Druk opnieu
w op de t oets
om de in-
s t
el lin
g van het uur af te sluiten.
Toerenteller (van de draaiende motor, in
duizend omwentelingen per minuut).
De toerenteller geeft u, samen met de
toerentalindicatie, de mogelijkheid om
de motor van uw wagen altijd te gebrui-
ken op het meest geschikte toerental. Het
begin van het rode gebied ››› afb. 119
geeft het maximale toerental voor de mo-
tor op bedrijfstemperatuur aan. Vóór het
2 bereiken van dit gebied moet u opscha-
k
el
en of de k
euzehendel in stand D zet-
ten of de voet van het gaspedaal nemen
››› . Beter is het echter om de hoge toe-
r ent
all
en te mijden en te letten op de ver-
snellingsindicaties. Voor aanvullende in-
formatie, zie ››› pag. 207.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
››› pag. 292.
Elementen op het display ››› pag. 106. »
3 4
1)
Naargelang de uitvoering van de wagen kan het
uur ook aang ep
ast worden via het menu instel-
lingen op het display van het instrumentenpaneel
››› pag. 30.
105
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Openen en sluiten
Portieren In l
eidin g t
ot thema ATTENTIE
Als een portier niet correct gesloten is, kan
deze tijdens het
rijden onverwacht opengaan
en ernstig letsel veroorzaken.
● Zet onmiddellijk de wagen stil en sluit het
portier.
● Let
er bij het sluiten op dat het portier goed
geslot
en is. Het gesloten portier moet vlak en
afsluitend met de carrosseriedelen eromheen
liggen.
● Open of sluit de portieren alleen wanneer
er zich niem
and in de buurt van de portieren
bevindt. ATTENTIE
Een portier die door de vasthouder open
wordt g
ehouden, kan door een sterke wind of
op hellingen gesloten worden waardoor licha-
melijk letsel kan ontstaan.
● Houd bij het openen en sluiten van de por-
tieren altijd de portier
grepen vast. Waarschuwingslampje
Springt aan
Ten minste één
portier van de wa-
gen was geopend
of niet correct ge-
sloten.
Niet verder rijden!
Open het desbetreffende portier
van de wagen en sluit het portier
vervolgens opnieuw. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige c
ontr
ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Als een portier geopend is of slecht gesloten
is, gaat het waarschuwingslampje of op
het display van het instrumentenpaneel
branden.
Volgens de uitvoering van de wagen kan in
plaats van het waarschuwingslampje een
symbool in het display van het dashboard
worden weergegeven. Het symbool wordt ook
bij uitgeschakeld contact aangegeven. Het
symbool gaat ongeveer 15 seconden nadat
de wagen vergrendeld is gewijzigd uit. Schuifdeuren
Inleidin g t
ot thema ATTENTIE
Als een schuifdeur niet correct gesloten is,
kan deze tijden s
het rijden onverwacht open-
gaan en ernstig letsel veroorzaken.
● Zet onmiddellijk de wagen stil en sluit de
schuifdeur
.
● Let er bij het sluiten op dat de schuifdeur
goed ges
loten is. De gesloten schuifdeur
moet vlak en afsluitend met de carrosseriede-
len eromheen liggen.
● Open of sluit de schuifdeuren alleen wan-
neer er zich niem
and in de buurt van de por-
tieren bevindt. ATTENTIE
Als een schuifdeur niet correct geopend is,
kan deze tijden s
het rijden onverwacht slui-
ten en ernstig letsel veroorzaken.
● Open de schuifdeur altijd volledig. ATTENTIE
De schuifdeuren tijdens het rijden openen is
gevaarlijk. D e s
chuifdeur kan door de versnel-
lings- of vertragingsenergie van de wagen
open- of dichtschuiven, wat ernstig lichame-
lijk letsel tot gevolg kan hebben.
● Open de schuifdeuren nooit wanneer de
wagen in bewe
ging is. 125
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
Schuifdeur handmatig openen en slui-
t en Afb. 134
In de schuifdeur: portiergreep 1 .FunctieNodige handelingen
De schuifdeur
van buitenaf
openen.Open wanneer de schuifdeur ont-
grendeld is de schuifdeur volledig
door aan buitengreep ervan te trek-
ken.
De schuifdeur
van binnenuit
openen.Open wanneer de schuifdeur ont-
grendeld is de schuifdeur volledig
door aan de binnengreep ervan te
trekken
››› afb. 134 1
.
De schuifdeur
sluiten.
Trek aan de interne of externe greep
van de schuifdeur en sluit de schuif-
deur door deze zacht te duwen. Let
erop dat de schuifdeur in het slot
valt. Schuifdeur elektrisch openen en slui-
t
en* Afb. 135
Op het dashboard, op de wagensleu-
t el
en op de b innenbek
leding van de schuif-
deur: knop voor openen en sluiten van een
elektrische schuifdeur. Alle elektrische schuifdeuren kunnen ook
h
andm
atig met meer k
racht worden geopend
en gesloten.
FunctieNodige handelingen
Schuifdeur
elektrisch
openen.
Druk op de knop ››› afb. 135 op het dash-
board, op de wagensleutel of op de bin-
nenbekleding van de schuifdeur. De
schuifdeur wordt met de sluitkrachtbe-
grenzing geopend als de knop niet op-
nieuw wordt ingedrukt.
Trek kort aan interne of externe greep
van het portier. De schuifdeur wordt au-
tomatisch geopend.
FunctieNodige handelingen
Schuifdeur
elektrisch
sluiten.
Druk op de knop ››› afb. 135 op het dash-
board, op de wagensleutel of op de bin-
nenbekleding van de schuifdeur. De
schuifdeur wordt met de sluitkrachtbe-
grenzing gesloten als de knop niet op-
nieuw wordt ingedrukt. Tijdens het slui-
ten van de schuifdeur klinkt er een waar-
schuwingssignaal.
Trek kort aan interne of externe greep
van het portier. De schuifdeur sluit met
sluitkrachtbegrenzing. Tijdens het slui-
ten van de schuifdeur klinkt er een waar-
schuwingssignaal. Let op
● Als de t
ankdop geopend is, wordt de elek-
trische schuifdeur vergrendeld en kan deze
alleen handmatig worden geopend.
● Als de ruit van een elektrische schuifdeur
omlaag is, w
ordt die deur niet volledig geo-
pend. Sluitkrachtbegrenzing van elektrische
s
c
huif deur
en De sluitkrachtbegrenzing van de elektrische
s
c
huif deur
en vermindert tijdens het openen
en sluiten van de schuifdeuren het risico op
letsel ››› .
A l
s een
voorwerp in de looprichting van de
schuifdeur terecht komt terwijl de schuifdeur
126
Bedienen
Achterklep In l
eidin g t
ot themaLees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 10 ATTENTIE
Als de achterklep op de verkeerde of op een
onbeheerst e m
anier wordt vergrendeld, geo-
pend of gesloten, kan dit ongelukken of ern-
stig letsel tot gevolg hebben.
● Open of sluit de achterklep alleen wanneer
er zich niem
and in de buurt van de achterklep
bevindt.
● Druk de achterklep in geen geval met de
hand op de achterruit
dicht. Die zou kunnen
breken en letsel kunnen veroorzaken.
● Nadat u de achterklep dicht heeft gedaan,
control
eer dan of deze ook correct gesloten
en vergrendeld is zodat de achterklep tijdens
het rijden niet open kan gaan. De gesloten
achterklep moet vlak en afsluitend met de
carrosseriedelen eromheen liggen.
● Rijd nooit met geopende achterklep om te
voorkomen dat
giftige gassen de wagen kun-
nen binnendringen.
● Open de achterklep nooit wanneer deze bij-
voorbeeld een la
ding op het dakdragersys-
teem ondersteunt. De achterklep kan ook niet
geopend worden wanneer hierop een lading,
bijvoorbeeld fietsen, is geplaatst. Het is mo-
gelijk dat een geopende achterklep uit zich- zelf dichtvalt als er extra gewicht op wordt
gepl
aat
st. Ondersteun indien nodig de ach-
terklep of verwijder vooraf de lading.
● Sluit en vergrendel de achterklep en alle
portieren al
s u de wagen niet gebruikt. Let er-
op dat er niemand in de wagen achter is ge-
bleven.
● Laat nooit kinderen zonder toezicht in of
rondom de wagen s
pelen, met name als de
achterklep geopend is. Kinderen kunnen in de
bagageruimte klimmen, de achterklep sluiten
en opgesloten komen te zitten. In een afge-
sloten wagen kan het, afhankelijk van het
jaargetijde, zo extreem warm of koud worden
dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot ernstig
letsel, ziekte of zelfs de dood kan leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen achter in de w
agen. Zij kunnen met de
autosleutel of de drukknop voor de centrale
vergrendeling de wagen vergrendelen en in
de wagen opgesloten raken. ATTENTIE
Als de achterklep op de verkeerde of op een
onbeheerst e m
anier wordt ontgrendeld of ge-
opend, kan dit ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
● Als er op de achterklep een dakdragersys-
teem met la
ding vastgemaakt is en de achter-
klep ontgrendeld wordt, wordt dit niet altijd
herkend. Een ontgrendelde achterklep kan tij-
dens het rijden onverwacht geopend worden. VOORZICHTIG
Controleer voor het openen van de achterklep
of er v o
ldoende vrije ruimte is om de achter-
klep te openen en te sluiten, bijvoorbeeld als
er een aanhangwagen getrokken wordt of de
wagen in een garage staat. Waarschuwingslampje
Springt aan
De achterklep is
geopend of niet
correct gesloten.
Niet verder rijden!
Open de achterklep en sluit de
achterklep vervolgens opnieuw. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr
ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Als de achterklep open of niet correct geslo-
ten is, dan gaat op het display van het instru-
mentenpaneel het waarschuwingslampje
branden.
Volgens de uitvoering van de wagen kan in
plaats van het waarschuwingslampje een
symbool in het display van het dashboard
worden weergegeven. Het symbool wordt ook
bij uitgeschakeld contact aangegeven. Het
symbool gaat ongeveer 15 seconden nadat
de wagen vergrendeld is gewijzigd uit.
128