140
508_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
F
steek de sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de airbag aan passagierszijde,
F draai deze in de stand "OFF" ,
F v er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto brandt dit waarschuwingslampje
hetzij op het instrumentenpaneel,
hetzij op het display voor de
waarschuwingslampjes van de
autogordels en de airbag aan
passagierszijde, bij aangezet contact
en zolang de airbag is uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
met afgezet contact
de schakelaar weer op
"ON" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te
garanderen.
Als het contact is aangezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
waarschuwingslampje op het display
van de waarschuwingslampjes van
de autogordels en de airbag aan
passagierszijde gedurende ongeveer
1 minuut branden.
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel, laat het systeem dan
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat
dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet
worden geactiveerd.
Veiligheid
141
508_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel. De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen
en in de hemelbekleding. Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding worden de
zij-airbags en windowairbags niet
geactiveerd.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met de
zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij (
B), waarbij
de krachten loodrecht op de lengterichting van
de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
Storing
op het display van het instrumentenpaneel,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. De kans bestaat dat de airbags
bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
5
Veiligheid
165
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij zeer lage temperaturen wordt
bij auto's met een dieselmotor de
motor pas na het doven van het
verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart.
Als dit verklikkerlampje gaat branden
nadat u op de knop "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rempedaal of
het koppelingspedaal ingetrapt houden
tot het verklikkerlampje dooft en mag
u niet nogmaals op de knop " S TA R T/
STOP " drukken voordat de motor is
aangeslagen.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Afzetten
F Zet de auto stil.
F
Druk op de knop " START/STOP"
ter wijl de elektronische sleutel zich
in het interieur van de auto bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Stand Contact (accessoires)
De elektronische sleutel bevindt zich in het
interieur van de auto. Druk, zonder een pedaal
in te trappen, op de knop "START/STOP"
om het contact aan of af te zetten en zo de
verschillende uitrustingselementen te activeren.Als aan een van de voor waarden voor het starten
niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een
melding op het display van het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuur wiel heen en weer worden bewogen ter wijl
de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een
melding op de hoogte gebracht.
F De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Trap het
rempedaal in (auto's met automatische
transmissie) of trap het koppelingspedaal
volledig in (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak) en houd het pedaal
ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten
F Druk op de knop " START/STOP".
Starten - afzetten van de motor met de
elektronische sleutel (Keyless entry and start)
F Het stuurslot wordt ontgrendeld en de
motor wordt bijna direct gestart. Wanneer u de accessoirestand te lang
gebruikt, wordt automatisch de eco-
mode ingeschakeld om te voorkomen
dat de accu ontladen raakt.
6
Rijden
166
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Noodprocedure voor het starten
met de elektronische sleutel
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als
u op de knop "START/STOP" drukt:
F
Open het klepje onder de knop "START/STOP".F Steek de elektronische sleutel in de houder A .F Druk op de knop "START/STOP".
Als de motor draait, kunt u de
elektronische sleutel verwijderen en het
klepje sluiten.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor met de elektronische sleutel
In noodgevallen kan de motor geforceerd
worden afgezet door de knop "START/STOP"
ongeveer drie seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Als de elektronische sleutel zich niet meer
in het detectiegebied bevindt op het moment
dat de motor moet worden afgezet, wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
F
H
oud de knop "START/STOP" ongeveer
drie seconden ingedrukt als u de motor
geforceerd wilt afzetten (let op: zonder
de sleutel kan de motor niet meer gestart
wo r d e n).
Tijdens het gebruik van de auto moet
de elektronische sleutel zich in het
interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet
wordt herkend
Als de elektronische sleutel zich niet meer in
het detectiegebied bevindt als u een portier
sluit of wanneer u (op een later moment)
de motor wilt afzetten, wordt een melding
weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
H
oud de knop "START/STOP"
ongeveer drie seconden
ingedrukt als u de motor
geforceerd wilt afzetten.
Rijden
167
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Handbediende parkeerrem
Aantrekken
F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te
zetten.
Vrijzetten
F Trap het rempedaal in, trek vervolgens de hefboom van de parkeerrem licht omhoog,
druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag. Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in bij auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak of zet
de selectiehendel in de stand P
bij auto's
met een automatische transmissie, en
zet het contact uit.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding, geeft dit aan
dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
Als het rempedaal is ingetrapt, verloopt
het aantrekken en vrijzetten van de
handbediende parkeerrem gemakkelijker.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over
een geheime code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startbeveiliging.
Deze elektronische startbeveiliging blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk.
Omwille van de veiligheid en ter voorkoming
van diefstal: laat nooit de elektronische
sleutel in de auto achter, ook niet wanneer u
in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
6
Rijden
168
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wij raden u aan de parkeerrem niet te
gebruiken bij zeer lage temperaturen
(vorst) en bij het trekken van een
aanhanger (slepen, caravan, enz.).
Schakel in dergelijke gevallen de
automatische parkeerrem uit of zet
deze met de hand vrij.Controleer voordat u de auto verlaat of
de verklikkerlampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel en op de
hendel A constant branden.
De elektrische parkeerrem kan op twee manieren
worden bediend:
- Automatisch aantrekken/vrijzetten
D
e parkeerrem wordt automatisch
aangetrokken bij het afzetten van de motor
en automatisch vrijgezet bij het wegrijden
(standaard geactiveerde functies),
- Handmatig aantrekken/vrijzetten D
e parkeerrem kan handmatig worden
aangetrokken door aan de hendel A te trekken.
U k
unt de parkeerrem handmatig weer
vrijzetten door het rempedaal ingetrapt te
houden en gelijktijdig de hendel in te drukken
en vervolgens los te laten.
Als de parkeerrem nog niet is aangetrokken en het
bestuurdersportier wordt geopend, klinkt er een
geluidssignaal en verschijnt er een melding op het
display.
Programmeren van de werking
Afhankelijk van het land van bestemming kan
de functie voor het automatisch aantrekken van
de parkeerrem bij het afzetten van de motor en
het automatisch vrijzetten van de parkeerrem
bij het wegrijden worden uitgeschakeld. Wanneer de auto stilstaat en u bij draaiende of
afgezette motor de parkeerrem wilt aantrekken,
trekt
u aan de hendel A .
Handmatig aantrekken
Deze functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via het menu op het
display van het instrumentenpaneel.
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de
parkeerrem dus handmatig te bedienen. De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
-
het branden van het
verklikkerlampje parkeerrem en het
verklikkerlampje
P op de hendel A ,
- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent bij
draaiende motor ter wijl de parkeerrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display (behalve
bij auto's met automatische transmissie, als de
selectiehendel in de stand P (Park) staat).
Elektrische parkeerrem
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is de
automatische functie uitgeschakeld.
Rijden
169
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Om bij aangezet contact of draaiende motor
de parkeerrem vrij te zetten, trapt u het
rempedaal in, drukt u de hendel A in en laat u
deze vervolgens weer los.
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
Handmatig vrijzetten
- het uitgaan van het
verklikkerlampje parkeerrem en het
verklikkerlampje
P op de hendel A ,
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Als u aan de hendel A trekt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de parkeerrem
niet vrijgezet en verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel. U kunt, indien nodig, de parkeerrem extra
stevig aantrekken
. Dit gebeurt door de
hendel A langer te bedienen, tot de melding
"Parkeerrem maximaal aangetrokken" op het
display verschijnt en er een geluidsignaal klinkt.
Het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem is noodzakelijk in de volgende
omstandigheden:
-
w
anneer een caravan of aanhanger aan
de auto is gekoppeld en de automatische
bediening is geactiveerd, terwijl u de
parkeerrem handmatig bedient,
-
w
anneer de hellingcondities vermoedelijk
zullen variëren ter wijl de auto stilstaat
(bijvoorbeeld wanneer de auto vervoerd
wordt op een boot of trailer, of bij slepen).
Extra stevig aantrekken
Controleer voordat u de auto verlaat of
de verklikkerlampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel en op de
hendel A constant branden.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet:
ze zouden de parkeerrem kunnen
vrijzetten.
Automatisch aantrekken,
motor afgezet
- het branden van het
verklikkerlampje remsysteem en het
verklikkerlampje
P op de hendel A ,
- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer de auto stilstaat en u de motor
afzet, wordt de parkeerrem automatisch
aangetrokken
.
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
In het geval van een aangekoppelde aanhanger,
wanneer de auto beladen is of op een steile helling
staat, dient u de parkeerrem extra stevig aan te
trekken, bij het parkeren de voor wielen naar de
stoeprand te sturen en een versnelling in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van de parkeerrem
duurt het langer voordat de parkeerrem weer is
vrijgezet.
6
Rijden
170
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatisch vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden:
F
H
andgeschakelde versnellingsbak:
houd het koppelingspedaal geheel
ingetrapt en schakel de 1
e versnelling of de
achteruitversnelling in. Trap vervolgens het
gaspedaal in terwijl u het koppelingspedaal
laat opkomen.
F
A
utomatische transmissie: zet de
selectiehendel in de stand D , M of R en
geef gas.
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
-
het doven van het verklikkerlampje
handrem en het verklikkerlampje P
op de hendel A ,
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Geef, wanneer de auto stilstaat met draaiende
motor, niet onnodig gas, omdat u dan het risico
loopt dat de parkeerrem wordt vrijgezet.
Controleer voordat u de auto verlaat of
de verklikkerlampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel en op de
hendel A constant branden.
Parkeerrem aantrekken,
bij draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor,
dient u de auto tegen wegrollen te beveiligen
door de parkeerrem handmatig aan te trekken.
Trek daarvoor aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
-
het branden van het
verklikkerlampje parkeerrem en het
verklikkerlampje
P op de hendel A ,
- de melding "parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent om
uit te stappen ter wijl de parkeerrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display (behalve
bij auto's met automatische versnellingsbak, als de
selectiehendel in de stand P (Park) staat).
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten van de motor...)
bepaalt de parkeerrem zelf zijn aantrekkracht.
Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen
zonder de motor te starten, trap dan met
aangezet contact het rempedaal in en zet
de parkeerrem vrij door de hendel A eerst
in te druk ken en vervolgens los te laten .
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door het doven van het
verklikkerlampje op de hendel A en van het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
in combinatie met de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Wanneer de parkeerrem is aangetrokken
en u deze vanwege een defect of accupech
niet kunt vrijzetten, kunt u gebruik maken van
de functie voor de noodontgrendeling van de
parkeerrem.
Om de goede werking van de parkeerrem
en dus uw veiligheid te garanderen, mag de
parkeerrem niet vaker dan acht keer achter
elkaar worden aangetrokken en vrijgezet.
Als dit toch gebeurt, wordt u gewaarschuwd
door de melding "Storing parkeerrem" en het
knipperen van een verklikkerlampje.
Rijden