Page 33 of 239

Sleutels, portieren en ruiten31
Druk de schakelaar van de desbetref‐fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Toets een beetje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag zo‐
lang u de schakelaar bedient.
Toets zover mogelijk indrukken of uit‐ trekken en loslaten: ruit gaat automa‐
tisch omhoog of omlaag met geacti‐
veerde beveiligingsfunctie. U stopt de
ruit door de schakelaar nogmaals in
dezelfde richting te bedienen.
Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten on‐
middellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling trekken en vast‐ houden. De ruit gaat omhoog zonder
geactiveerde beveiligingsfunctie. Om
de beweging te stoppen, laat u de
schakelaar los.Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk op z om elektrisch bediende
ruiten achter te deactiveren.
Druk voor het activeren nogmaals op
z .
Overbelasting Door herhaalde, snel opeenvolgende
bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
Page 34 of 239

32Sleutels, portieren en ruitenElektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als de ruiten niet automatisch sluiten
(bijv. na het loskoppelen van de
accu), dan moet u de ruitelektronica
als volgt activeren:
1. Portieren sluiten.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog twee
seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
AchterruitverwarmingOm in te schakelen Ü indrukken.
De LED in de toets geeft aan dat het
systeem geactiveerd is.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Onderweg moeten de afdekkingen
van de zonneklepspiegels gesloten
zijn.
Als de zonnekleppen een make-up‐
spiegellampje hebben, gaat het bij
het openen van de make-upspiegel
branden.Dak
Zonnedak9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het bedienen
van het zonnedak. Er bestaat ver‐ wondingsgevaar, met name voor
kinderen.
Houd de bewegende onderdelen
tijdens het bedienen goed in de
gaten. Ervoor zorgen dat niets of
niemand bekneld raakt.
Schakel het contact in om het zonne‐
dak te bedienen.
Page 35 of 239

Sleutels, portieren en ruiten33Openen of sluiten
Druk schakelaar 1 of schakelaar 2
een stukje in: zonnedak wordt ge‐
opend of gesloten zolang u de scha‐ kelaar bedient.
Druk schakelaar 1 of schakelaar 2 zo‐
ver mogelijk in en laat los: zonnedak
wordt automatisch geopend of geslo‐
ten met geactiveerde beveiligings‐
functie. Om de beweging te stoppen,
drukt u nogmaals op de schakelaar.
Omhoog of sluiten Druk op schakelaar 3 of schakelaar
4 : zonnedak gaat omhoog of sluit au‐
tomatisch met geactiveerde beveili‐
gingsfunctie.
Staat het zonnedak omhoog, dan
kunt u het in één keer openen door
schakelaar 1 in te drukken.
Zonnescherm Het zonnescherm wordt met de hand bediend.
Schuif het zonnescherm open of dicht.
Wanneer het zonnedak openstaat, is
het zonnescherm altijd open.Op de afdichting van het zonnedak of
in de rail kan zich vuil of gruis opho‐
pen waardoor er storingen in het zon‐
nedaksysteem, lawaai of verstopping
van het waterafvoersysteem
zou(den) kunnen ontstaan. Open het
zonnedak regelmatig en verwijder
voorwerpen of eventueel gruis. Wrijf
de afdichting van het zonnedak en het dak met een schone doek, water en
milde zeep schoon. Ontvet het zon‐
nedak niet.
Algemene tips
Beveiligingsfunctie
Stuit het zonnedak tijdens het auto‐
matisch sluiten op een obstakel, dan
stopt het meteen en gaat het weer
open.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. schakelaar 2 ingedrukt hou‐
den. Het zonnedak sluit zonder in‐
schakelen van de beveiligingsfunctie.
Om de beweging te stoppen, laat u de schakelaar los.Initialisatie na een
stroomonderbreking
Na een stroomonderbreking kan het
zonnedak slechts beperkt bediend
worden. Laat het systeem initialiseren
door uw garage.
Page 36 of 239

34Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 34
Voorstoelen .................................. 35
Stoelpositie ................................ 35
Stoelverstelling .......................... 36
Verwarming ............................... 38
Veiligheidsgordels .......................39
Driepuntsgordel ......................... 40
Airbagsysteem ............................. 42
Frontaal airbagsysteem .............45
Zijdelings airbagsysteem ...........45
Gordijnairbagsysteem ...............46
Airbag deactiveren ....................47
Kinderveiligheidssystemen ..........48
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 49
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ......52
Top-Tether-bevestigingsogen ..53Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken.
Voor lager zetten, de pal (1) indruk‐ ken en de hoofdsteun omlaag duwen.
Demonteren
Zet de hoofdsteun geheel omhoog.
Druk tegelijkertijd de pallen (1) en (2) in.
Page 37 of 239
Stoelen, veiligheidssystemen35Trek de hoofdsteun omhoog.
Horizontale verstelling
Trek de hoofdsteun naar voor als u
deze horizontaal wilt afstellen. Deze klikt vast in drie posities.
U zet deze weer helemaal naar ach‐
teren door deze geheel naar voren te
trekken en los te laten.
Hoofdsteunen van achterbank
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken.
Voor lager zetten, de pal (1) indruk‐ ken en de hoofdsteun omlaag duwen.
Verwijderen
Zet de hoofdsteun geheel omhoog.
Druk tegelijkertijd de pallen (1) en (2) in.
Trek de hoofdsteun omhoog.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Page 38 of 239

36Stoelen, veiligheidssystemen
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegende rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het volledig intrappen
van de pedalen licht gebogen
zijn. De passagiersstoel voor zo ver mogelijk naar achteren schui‐ ven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt enalle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen het hoofd en de he‐
melbekleding moet minstens een handbreed tussenruimte zitten.
Uw dijen dienen licht op de zitting
rusten, zonder druk uit te oefe‐
nen.
● Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. Stel
de hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel, contact blijven
houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning niet te
ver laten achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek be‐
draagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 72.
● Hoofdsteun instellen 3 34.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 40.
● De instelbare dijbeensteun zo in‐
stellen dat de afstand tussen de
rand van de zitting en de knie‐
holte ca. twee vingers breed is.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de
wervelkolom ondersteunt.Stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten. Pro‐
beer de stoel heen en weer te schui‐
ven om er zeker van te zijn dat de
stoel vergrendeld is.
Page 39 of 239
Stoelen, veiligheidssystemen37Hoek van rugleuning
Aan hendel trekken, hellingshoek in‐
stellen en hendel loslaten. Laat de
rugleuning hoorbaar vastklikken.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaagZithoek
Druk op de schakelaar
boven:voorkant omhoogonder:voorkant omlaag
Page 40 of 239
38Stoelen, veiligheidssystemenLendensteun
Stel de lendensteun op uw persoon‐
lijke wens af met de vierwegschake‐
laar.
Lendensteun omhoog en omlaag:
duw de schakelaar omhoog of om‐
laag.
Meer of minder ondersteuning: duw
de schakelaar naar voren of ach‐
teren.
Verstelbare dijbeensteun
Trek aan de hendel en verschuif de
dijbeensteun.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. De
controlelamp in de toets geeft de sta‐
tus aan.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐ stelling wordt afgeraden voor perso‐
nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop-startsysteem 3 130.