Rijden en bediening159De auto regelmatig voltanken om cor‐
rosie in de tank tegen te gaan.
Verhelpen van storingen
Als de gasmodus niet mogelijk is,
controleer dan het volgende:
● Is er voldoende vloeibaar gas aanwezig?
● Is er voldoende benzine aanwe‐ zig om te starten?
Vanwege extreme temperaturen in
combinatie met de samenstelling van het gas kan het iets langer duren
voordat het systeem van de benzine-
naar de gasmodus omschakelt.
In extreme situaties kan het systeem
ook terugschakelen naar de benzine‐ modus als niet aan de minimale eisen
wordt voldaan. Als dat het geval is,
kunt u wellicht weer overschakelen
naar rijden op LPG.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-sys‐
teem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken ge‐
makkelijk ontdekt kunnen worden.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Oorzaak van de sto‐
ring onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijk wetgeving volgen.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
160Rijden en bediening9Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
Druk op de klep om deze te openen.
Draai de tankdop langzaam linksom
open.
Bij het tanken de tankdop in de steun op de tankklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en inscha‐
kelen.
Nadat deze automatisch is afgesla‐
gen, kunnen er nog max.
twee doses worden toegevoegd.Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Sluit de klep en klik hem vast.
Vloeibaar gas tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.
Rijden en bediening161
Schroef de tankdop van de vulpijp.
Schroef de vereiste adapter handvastop de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk
de vergrendelhendel op het vulmond‐ stuk naar beneden.
DISH-vulpijp: Plaats het vulmondstuk
in de adapter. Druk de vergrendel‐ hendel op het vulmondstuk naar be‐
neden.
Vulpijphals met bajonetsluiting:
Plaats het vulmondstuk op de adapter en draai het een kwartslag naar links
of rechts. Trek zo ver mogelijk aan de vergrendelhendel van het vulmond‐
stuk.
EURO-vulpijphals: Druk het vulmond‐
stuk op de adapter totdat het ingrijpt.
Druk op de knop van het toevoerpunt voor vloeibaar gas. Het vulsysteem
stopt of begint langzaam te lopen
wanneer 80% van het tankvolume is
bereikt (maximaal vulpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het vul‐
mondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg hem in
de auto op.
Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐
dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het sys‐
teem is het ontsnappen van vloei‐
baar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onvermij‐
delijk. Niet inademen.
235Rem- en koppelingssysteem .......85
Rem- en koppelingsvloeistof ......213
Remmen ............................ 139, 174
Remvloeistof .............................. 174
Reparatie ongevalschade ...........227
Reservewiel ............................... 202
Richtingaanwijzer ........................83
Richtingaanwijzers ..................... 115
Richtingaanwijzers vooraan ......180
Roetfilter ............................... 87, 133
Ruiten ........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......164
Rijregelsystemen ........................141
Rijverlichting .......................... 12, 88
S Service ....................................... 126
Service-display ............................ 80
Service-indicatie .......................... 85
Service-informatie ...................... 212
Sjorogen ...................................... 68
Sleutel, opgeslagen instellingen ...21
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................196
Snelheidsbegrenzer ...................145
Snelheidsmeter ............................ 78
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................173
Startbeveiliging ......................27, 88Starten en bedienen ...................128
Starthulp gebruiken ...................204
Stoelpositie .................................. 35
Stoelverstelling ........................6, 36
Stoelverwarming ........................... 38
Stop/Start-systeem .....................130
Storing ....................................... 137
Storingsindicatielamp ..................85
Stroomonderbreking ..................137
Sturen ......................................... 128
Stuurbedieningsknoppen .............72
Stuurbekrachtiging........................ 86
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......173
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 72
Symbolen ....................................... 4
Systeem voor gecontroleerde afdaling ............................ 86, 143
T
Tanken ....................................... 159
Te laag brandstofpeil ...................88
Toerenteller ................................. 79
Top-Tether-bevestigingsogen ......53
Traction Control .........................141
Traction Control-systeem UIT....... 87 Trekhaak .................................... 165
Trekken............................... 163, 206
Trekstang.................................... 163Tripcomputer ............................... 97
Typeplaatje ................................ 215
U Uitlaatgassen ............................. 133
Uitrol-brandstofafsluiter .............130
Uitstapverlichting .......................118
Ultrasoonparkeerhulp ..................86
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 195
Vaste luchtroosters ....................125
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................39
Velgen en banden .....................189
Ventilatie ..................................... 119
Ventilatieopeningen ....................124
Verbanddoos ............................... 69
Vergrendelingssysteem ...............25
Verkeersbordherkenning ............152
Verlichting handschoenenkastje. 117
Verlichtingsfuncties..................... 117
Verlichting zonneklep ................117
Versnellingsbak ........................... 16
Versnellingsbakdisplay ..............135
Verstelbare luchtroosters ........... 124
Vertraagde vergrendeling .............23
Verwarmde spiegels ....................29
Verwarmd stuurwiel .....................72