Page 97 of 239
Instrumenten en bedieningsorganen95Boordinformatie
Meldingen worden voornamelijk
weergegeven op het Driver Informa‐
tion Center, in sommige gevallen sa‐
men met een geluidssignaal.
Druk op SET/CLR , MENU of draai
aan het stelwiel om een bericht te be‐ vestigen.
Boordinformatie op
Midlevel-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie10Remmen oververhit16Remlicht defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defectNr.Boordinformatie28Richtingaanwijzer rechts‐
achter defect53Draai tankdop vast54Water in dieselbrandstoffilterS68Service stuurbekrachtigingS73Service aandrijving op alle
wielenS75Service airconditioningS79Vul motorolie bijS81Service versnellingsbakS82Vervang motorolie binnenkortS84Motorvermogen verminderdS89Onderhoud spoedig128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigenS136Onderhoud aan parkeerhulp
uitvoeren174Accu is bijna leeg
Page 98 of 239

96Instrumenten en bedieningsorganenLet op
"S" betekent "Onderhoud auto spoe‐ dig". Neem meteen contact op met
een werkplaats.
Boordinformatie op het Uplevel-
display en Uplevel-Combi-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
● serviceberichten
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● rijsystemen
● rijregelsystemen
● bestuurdersondersteuningssys‐ temen
● cruise control
● snelheidsbegrenzer
● parkeerhulpsystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● adaptief rijlicht (AFL)
● portieren, ruiten
● verkeersbordherkenning
● lane departure warning
● bagageruimte, kofferdeksel
● handzender
● veiligheidsgordels
● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● roetfilter
● accustatusGeluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
● Als het portier of de motorkap open is.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheidoverschrijdt.
● Er verschijnt een waarschu‐ wingstekst of waarschuwings‐
code op het Driver Information
Center.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Page 99 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen97Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of met een oplaadapparaat.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnt nadat
de motor twee keer achter elkaar is
gestart zonder spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.Tripcomputer
U selecteert de menu's en functiesmet de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel 3 89.
Druk op MENU om Informatiemenu
dagteller/brandst. te selecteren of se‐
lecteer W op het Uplevel-Combi-
display.
Informatiemenu dagteller/brandst. op
Uplevel-display
Draai aan het stelwiel om één van de submenu's te kiezen:
Page 100 of 239
98Instrumenten en bedieningsorganen
● dagteller 1
● dagteller 2
● actieradius
● gemiddeld verbruik
● momentaan verbruik
● gemiddelde snelheid
● digitale snelheid
● verkeersbordherkenning
● routebegeleiding
Informatiemenu dagteller/brandst. op
Uplevel-Combi-display
Draai aan het stelwiel om de subme‐
nu's te kiezen:
● dagteller 1
● gemiddeld verbruik 1
● gemiddelde snelheid 1
● dagteller 2
● gemiddeld verbruik 2
● gemiddelde snelheid 2
● digitale snelheid
Page 101 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen99● actieradius
● momentaan verbruik
● routebegeleiding
Dagteller 1 en 2
De informatie van twee dagtellers kan
door het indrukken van SET/CLR
apart worden gereset voor kilometer‐
teller, gemiddeld verbruik en gemid‐ delde snelheid, waardoor het moge‐
lijk is om verschillende tripinformatie
voor verschillende bestuurders weer
te geven.Dagteller
De dagteller geeft de afgelegde af‐
stand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Actieradius
De actieradius wordt op basis van het aanwezige tankpeil en het momen‐
tane verbruik berekend. Op het dis‐
play verschijnen gemiddelde waar‐ den.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er bij auto’s met een Uplevel- of Uplevel-Combi-display
een bericht.
Wanneer de tank onmiddellijk moet
worden bijgevuld, verschijnt er een
waarschuwingscode of waarschu‐
wingsbericht bij auto’s met een Mid‐
level-, Uplevel- en Uplevel-Combi-
display.Bovendien gaat de controlelamp i
in de brandstofmeter branden of knip‐
peren 3 88.
Actieradius LPG-versie
Bij auto's op LPG en Uplevel-display: weergave van de actieradius bij be‐
nadering met de resterende brandstof in elke betreffende brandstoftank met benzine en LPG, samen met de totale
actieradius van beide brandstofsoor‐
ten samen. Schakel tussen de modi
door op SET/CLR te drukken.
Gemiddeld verbruik Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en start met een
standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Bij auto's op LPG en Uplevel-display:
het gemiddelde verbruik wordt aan‐
gegeven voor de momenteel gese‐
lecteerde modus (LPG of benzine).
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Page 102 of 239

100Instrumenten en bedieningsorganenBij auto's op LPG en Uplevel-Combi-
display: het actuele brandstofverbruik
wordt aangegeven voor de momen‐
teel geselecteerde modus (LPG of
benzine).
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Digitale snelheid Digitale weergave van de huidigesnelheid.
Routebegeleiding
Naast de navigatie-informatie op het
Colour-Info-Display wordt routebege‐
leiding op het Driver Information Cen‐ ter weergegeven.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau, zijn sommige van de hieronder be‐
schreven functies wellicht niet aan‐
wezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Instellingen in het Graphic-Info-
Display
CD 400
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen.
De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
● Talen (Languages)
● Tijd en datum
● Radio-instellingen
● Instellingen Bluetooth
● Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Page 103 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen101Tijd en datum
Zie 'Klok' 3 76.
Radio-instellingen
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Instellingen Bluetooth
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Auto-instellingen ● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Ver‐
andert de aanjagerregeling. De gewijzigde instelling wordt actief
nadat het contact uit en opnieuw
aan wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Acti‐
veert of deactiveert de koeling.
Automatische ontwaseming : On‐
dersteunt het ontvochtigen van
de voorruit door het automatisch
selecteren van de vereiste instel‐ lingen en de automatische airco‐
modus.
Autom. Achterruitverwarming :
Automatische activering van ach‐
terruitverwarming.● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de persoon‐
lijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Ac‐
tiveert of deactiveert automati‐ sche inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐ verlichting.
Duur tijdens uitstappen :
Activeert of deactiveert de uit‐
stapverlichting en wijzigt de duur
ervan.
● Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐ dat het contact werd uitgezet. Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐tische portiervergrendelingsfunc‐
tie nadat de auto is weggereden.
Geen vergr. bij portier open : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelfunctie
wanneer een portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de ver‐
traagde portiervergrendelfunctie.
● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het be‐
stuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.
Instellingen in het Colour-Info-
Display
CD 600/Navi 650/Navi 950
Page 104 of 239

102Instrumenten en bedieningsorganenDruk op CONFIG op het paneel van
het Infotainmentsysteem om het
menu Configuratie te openen.
Draai aan de multifunctionele knop
om naar boven of naar beneden door de lijst te scrollen. Druk op de multi‐
functionele knop (Navi 950 /
Navi 650: druk op de buitenste ring)
om een menu-onderdeel te selecte‐
ren.
● Talen (Languages)
● Tijd en datum
● Radio-instellingen
● Telefooninstelling
● Navigatie-instellingen
●Displayinstellingen
● Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Radio-instellingen
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Telefooninstelling
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Navigatie-instellingen
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.Displayinstellingen
● Menu startpagina :
Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-
systeem.
● Optie achterruitrijcamerasys‐
teem :
Druk hierop om de opties van de
achteruitrijcamera aan te passen
3 150.
● Display Uit :
Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-
systeem.
● Kaartinstellingen :
Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-
systeem.
Voertuig instellingen ● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Ver‐
andert de aanjagerregeling. De
gewijzigde instelling wordt actief
nadat het contact uit en opnieuw
aan wordt gezet.