Page 9 of 269
Kort en bondig7Stoelverstelling
Lengteverstelling stoel
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten. Pro‐
beer de stoel heen en weer te schui‐
ven om er zeker van te zijn dat de
stoel vergrendeld is.
Stoelpositie 3 49, stoelverstelling
3 50.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Hendel naar achteren draaien, zitting‐ hoek instellen en hendel loslaten.Laat de stoel hoorbaar vastklikken.
Stoelpositie 3 49, Stoelverstelling
3 50, Rugleuning neerklappen
3 52.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaag
Stoelpositie 3 49, stoelverstelling
3 50.
Page 10 of 269
8Kort en bondigElektrische stoelverstelling
Schakelaar 1 als volgt bedienen:
vooruit/achteruit:lengteverstellingomhoog/omlaag:hoogteverstellingvooraan
omhoog/omlaag:hoekverstelling
Schakelaar 2 als volgt bedienen:
vooruit/achteruit:rugleuningverstel‐
ling
Elektrische stoelverstelling 3 54,
Rugleuning neerklappen 3 52.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 47.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25 °).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 49, veiligheidsgor‐
dels 3 57, gordelaanbieder 3 57,
airbagsysteem 3 60.
Page 11 of 269
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.
Binnenspiegel 3 32.
Automatisch dimmend Afhankelijk van de versie is uw auto
uitgerust met een binnenspiegel met
automatische dimfunctie.
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Spiegel met automatische dimfunctie
3 32.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 30, elektri‐
sche verstelling 3 30, inklapbare
buitenspiegels 3 31, verwarmde
buitenspiegels 3 31.
Page 12 of 269
10Kort en bondigStuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 60, contactslot‐
standen 3 142.
Page 13 of 269
Kort en bondig11Overzicht instrumentenpaneel
Page 14 of 269

12Kort en bondig1Elektrische ruitbediening .......33
2 Buitenspiegels ......................30
3 Cruise control .....................163
Snelheidsbegrenzer ............164
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 166
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 138
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 125
Omgevingsverlichting ......... 128
Parkeerlichten .....................126
Knoppen voor Driver
Information Center ................99
6 Instrumenten ........................ 87
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 81
8 Driver Information Center ...... 99
9 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers .................. 8210 SPORT-modus ................... 161
Centrale vergrendeling .........24
Alarmknipperlichten ...........125
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 93
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................93
Tour-modus ........................ 161
11 Info-Display ........................ 103
12 Status-LED alarmsysteem ...28
13 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 138
14 Handschoenenkastje,
afsluitbaar ............................. 72
15 Traction Control-systeem
(TC) ..................................... 159
Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................160
Parkeerhulpsystemen .........169
Lane Departure Warning ...184
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 14416 Verwarming en ventilatie ....130
17 AUX-ingang, USB-ingang ....11
18 12 V-aansluiting ....................86
19 Bedieningsschakelaar
softtop .................................. 36
Centrale ruitschakelaar ........33
20 Keuzehendel, versnellingsbak
21 Handrem, handmatig of
elektrisch bediend ...............157
22 Contactslot met stuurslot ...142
23 Claxon .................................. 82
Bestuurdersairbag ...............63
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 197
25 Opbergvak ........................... 73
Zekeringenkast ..................214
26 Stuurwiel instellen ................81
27 Lichtschakelaar ..................117
Mistachterlicht ....................126
Instrumentenverlichting ......127
Instellen koplampreikwijdte 120
Mistlampen ......................... 125
Page 15 of 269
Kort en bondig13RijverlichtingLichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlichtLichtschakelaar met
automatische verlichtingAUTO:automatische verlichting:
koplampen worden automa‐ tisch in- en uitgeschakeldm:activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>:mistlampenr:mistachterlichtVerlichting 3 117.
Page 16 of 269
14Kort en bondigLichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel naar u toe
trekken
Grootlicht 3 119, lichtsignaal 3 120.
Automatische verlichting 3 118,
Grootlichtassistentie 3 119, Adaptief
rijlicht (AFL) 3 121.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter rich‐
tingaanwijzersig‐
naalhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzersignaal
Richtingaanwijzers 3 125, parkeer‐
lichten 3 126.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 125.