Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........21
Stoelen, veiligheidssystemen ......47
Opbergen ..................................... 72
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................80
Verlichting .................................. 117
Klimaatregeling .......................... 130
Rijden en bediening ...................140
Verzorging van de auto ..............195
Service en onderhoud ................240
Technische gegevens ................243
Klantinformatie ........................... 255
Trefwoordenlijst ......................... 262Inhoud
Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐ houd" en "Technische gegevens",
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen be‐
dienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wet‐
geving van het land waarin u zich be‐ vindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan.
Elke Opel Service Partner biedt u eer‐ steklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een om‐ schrijving van alle voor dit model
beschikbare opties en functies.
Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van een modelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de af‐
zonderlijke paragrafen geeft aan
waar u de informatie die u zoekt
kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's ge‐toond. De bediening van rechts‐
gestuurde auto's is vergelijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wor‐
den motoraanduidingen van de
fabriek gebruikt. De bijbehorende
marktaanduidingen vindt u in de
paragraaf "Technische gege‐
vens".
● Richtingaanduidingen in de be‐ schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met
de blik in de rijrichting worden ge‐ zien.
● De displays van de auto onder‐ steunen mogelijkerwijs uw taalniet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
80Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................81
Stuurwielverstelling ...................81
Stuurbedieningsknoppen ...........81
Verwarmd stuurwiel ...................81
Claxon ....................................... 82
Wis-/wasinstallatie voorruit ........82
Buitentemperatuur .....................84
Klok ........................................... 84
Elektrische aansluitingen ...........86
Aansteker .................................. 87
Asbakken ................................... 87
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................87
Instrumentengroep ....................87
Snelheidsmeter ......................... 87
Kilometerteller ........................... 88
Dagteller .................................... 88
Toerenteller ............................... 88
Brandstofmeter .......................... 89
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 89
Service-display .......................... 89
Controlelampen ......................... 90
Richtingaanwijzer ......................92Gordelverklikker ........................93
Airbags, gordelspanners en rolbeugels ................................. 93
Airbag-deactivering ...................93
Laadsysteem ............................. 93
Storingsindicatielamp ................93
Rem- en koppelingssysteem .....94
Pedaal intrappen .......................94
Elektrische handrem ..................94
Storing elektrische handrem ......94
Antiblokkeersysteem (ABS) .......95
Opschakelen ............................. 95
Stuurbekrachtiging ....................95
Lane Departure Warning ...........95
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............95
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....96
Traction Control-systeem UIT ...96
Voorverwarming ........................96
Roetfilter .................................... 96
AdBlue ....................................... 96
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 96
Motoroliedruk ............................. 97
Te laag brandstofpeil .................97
Startbeveiliging .......................... 97
Rijverlichting .............................. 97
Grootlicht ................................... 97
Grootlichtassistentie ..................98Adaptive Forward Lighting .........98
Mistlamp .................................... 98
Mistachterlicht ........................... 98
Cruise control ............................ 98
Voorligger gedetecteerd ............98
Portier open ............................... 98
Informatiedisplays ........................99
Driver Information Center ..........99
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................. 103
Boordinformatie ......................... 105
Geluidssignalen .......................106
Batterijspanning .......................107
Persoonlijke instellingen ............108
OnStar ....................................... 112
Instrumenten en bedieningsorganen89Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp i. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker gedeelte:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter
gedeelte:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Gebruik de knoppen van de rich‐
tingaanwijzerhendel om de reste‐
rende gebruiksduur van de motorolie
weer te geven:
90Instrumenten en bedieningsorganen
Druk op MENU om Informatie- menu
voertuig te selecteren X.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .
De resterende levensduur van de mo‐
torolie wordt in procent weergegeven op het Driver Information Center.
Terugzetten
Druk gedurende enkele seconden op SET/CLR op de richtingaanwijzer om
terug te zetten. De pagina met de res‐ terende gebruiksduur van de motor‐
olie moet actief zijn. Schakel het con‐
tact maar niet de motor in.
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Wanneer het systeem heeft berekend
dat de levensduur van de motorolie is
verstreken, verschijnt er een waar‐ schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center. Laat de motorolie en
het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats vervan‐
gen (wat het eerst voorkomt).
Driver Information Center 3 99.
Service-informatie 3 240.Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Afhankelijk van de uit‐
rusting kan de plaats van de contro‐
lelampjes variëren. Bij het inschake‐
len van de ontsteking lichten de
meeste controlelampen korte tijd op
bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel:waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen:inschakelbevestigingblauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging
106Instrumenten en bedieningsorganenBerichten op het Driver
Information Center
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
● serviceberichten
● vloeistofpeilen
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● rijregelsystemen
● bestuurdersondersteuningssys‐ temen
● cruise control
● snelheidsbegrenzer
● frontaanrijdingswaarschuwing
● parkeerhulpsystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● wis-/wasinstallatie
● portieren, ruiten
● softtop
● bagageruimte, kofferdeksel
● blindehoeksysteem
● verkeersbordherkenning
● Lane Departure Warning
● handzender
● veiligheidsgordels
● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● roetfilter
● accustatus
● selectieve katalysatorreductie, dieseluitlaatvloeistof (DEF),
AdBlue 3 148Berichten op het Colour-Info-
Display
Sommige belangrijke berichten kun‐
nen tevens verschijnen op het Co‐
lour-Info-Display. Druk op de multi‐
functionele knop om een bericht te
bevestigen. Sommige meldingen ver‐
schijnen slechts gedurende enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐ gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Als bij het wegrijden een van de portieren of het kofferdeksel niet
goed gesloten is.
● Als de softtop niet geheel ge‐ opend of gesloten is.
112Instrumenten en bedieningsorganen●Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐ lichting.
Duur tijdens uitstappen : Activeert
of deactiveert de uitstapverlich‐
ting en wijzigt de duur ervan.
● Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelingsfunc‐
tie wanneer een portier open‐
staat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunc‐
tie na uitschakeling van het con‐
tact. Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie nadat de auto is weg‐ gereden.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de ver‐
traagde portiervergrendelings‐
functie.
● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb. vergr. op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarm‐knipperlichtsignaal bij het ver‐
grendelen.
Feedback ontgrendeling op
afstand : Activeert of deactiveert
het alarmknipperlichtsignaal bij
het ontgrendelen.
Portier ontgrendelen op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Automatische deurrvergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische hervergrendeling
na het ontgrendelen zonder de
auto te openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Hervat alle standaardinstellin‐
gen.OnStar
OnStar is een persoonlijke connecti‐
viteits- en mobiliteitshulp met een ge‐ integreerde Wi-Fi Hotspot. De On‐
Star-service is 24 uur per dag, 7 da‐
gen per week beschikbaar.
Let op
OnStar is niet op alle markten ver‐ krijgbaar. Neem contact op met uwwerkplaats voor meer informatie.
Let op
Om OnStar beschikbaar en bedrijfs‐
gereed te kunnen laten zijn, hebt u
een geldig OnStar-abonnement, een werkend elektrisch systeem van de auto, mobiele service en eenGPS-satellietverbinding nodig.
U activeert de OnStar-services en
stelt een account in door op Z te druk‐
ken en met een adviseur van OnStar te spreken.
Instrumenten en bedieningsorganen113Afhankelijk van de uitrusting in de
auto, zijn de volgende services be‐
schikbaar:
● OnStar-noodhulpdiensten en on‐
dersteuning bij pech onderweg
● Wi-Fi Hotspot
● OnStar-app voor smartphone
● Externe OnStar-services, d.w.z. locatie van de auto, inschakeling
van claxon en lichten, aansturing van centrale vergrendeling
● Hulp bij gestolen voertuig
● Gezondheidscontrole auto
● Bestemming downloaden
Let op
Alle functies waarvoor een gege‐
vensverbinding met de auto vereist
is, zijn niet meer beschikbaar als het contact gedurende tien dagen niet
ingeschakeld is.OnStar knoppen
Privacyknop
Houd j ingedrukt tot u een audio-be‐
richt hoort om het doorgeven van de
voertuiglocatie te activeren of deacti‐
veren.
Druk op j om een oproep met een
OnStar-adviseur te beantwoorden of
beëindigen.
Druk op j om de Wi-Fi-instellingen te
openen.
OnStar-toets
Druk op Z om contact met een On‐
Star-adviseur te leggen.
SOS knop
Druk op [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide adviseur.
Statuslampje
Groen: Het systeem is gereed.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Het systeem is uit.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Doorgeven van
voertuiglocatie is gedeactiveerd.
OnStar-services
OnStar-noodhulpdiensten
De OnStar-noodhulp is een service
met speciaal opgeleide adviseurs
voor contact, hulp en informatie bij
een noodgeval.
In een noodsituatie, waaronder pech
onderweg, een lekke band of een
lege brandstoftank, drukt u op [ om