12Kort en bondig1Elektrische ruitbediening .......33
2 Buitenspiegels ......................30
3 Cruise control .....................163
Snelheidsbegrenzer ............164
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 166
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 138
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 125
Omgevingsverlichting ......... 128
Parkeerlichten .....................126
Knoppen voor Driver
Information Center ................99
6 Instrumenten ........................ 87
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 81
8 Driver Information Center ...... 99
9 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers .................. 8210 SPORT-modus ................... 161
Centrale vergrendeling .........24
Alarmknipperlichten ...........125
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 93
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................93
Tour-modus ........................ 161
11 Info-Display ........................ 103
12 Status-LED alarmsysteem ...28
13 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 138
14 Handschoenenkastje,
afsluitbaar ............................. 72
15 Traction Control-systeem
(TC) ..................................... 159
Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................160
Parkeerhulpsystemen .........169
Lane Departure Warning ...184
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 14416 Verwarming en ventilatie ....130
17 AUX-ingang, USB-ingang ....11
18 12 V-aansluiting ....................86
19 Bedieningsschakelaar
softtop .................................. 36
Centrale ruitschakelaar ........33
20 Keuzehendel, versnellingsbak
21 Handrem, handmatig of
elektrisch bediend ...............157
22 Contactslot met stuurslot ...142
23 Claxon .................................. 82
Bestuurdersairbag ...............63
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 197
25 Opbergvak ........................... 73
Zekeringenkast ..................214
26 Stuurwiel instellen ................81
27 Lichtschakelaar ..................117
Mistachterlicht ....................126
Instrumentenverlichting ......127
Instellen koplampreikwijdte 120
Mistlampen ......................... 125
Kort en bondig19Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de hendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-po‐
sitie in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 144.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Trek de handrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
Trek bij auto's met elektrische
handrem gedurende ongeveer
één seconde aan schakelaar
m .
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐
lamp m oplicht 3 94.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐ snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐ sleutel de achteruitversnellinginschakelen of de keuzehendel
in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ramen en de softtop.
● De contactsleutel verwijderen. Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.
●
Vergrendel de auto met e op de
handzender.
56Stoelen, veiligheidssystemenArmsteun
De armsteun kan 10 cm naar vorenworden geschoven. Onder de arm‐
steun zit een opbergruimte.
Opbergruimte armsteun 3 74.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. De
verlichting-LED's in de toets geven de instelling aan.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐ stelling wordt afgeraden voor perso‐nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Stoelverwarming werkt ook tijdens
een Autostop.
Stop-startsysteem 3 144.
Ventilatie
Afhankelijk van de gewenste ventila‐
tie, A van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken.
De verlichting-LED's in de toets ge‐
ven de instelling aan.
De stoelventilatie werkt na het in‐
schakelen van het contact.
Stoelventilatie werkt ook tijdens een
Autostop.
Stop-startsysteem 3 144.
82Instrumenten en bedieningsorganenDe gedeelten van het stuurwiel die
specifiek gemarkeerd zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overige ge‐ deelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop-startsysteem 3 144.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen
of
automatische wisfunctie met
regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort interval:draai het stelwiel
omhooglang interval:draai het stelwiel
omlaag
86Instrumenten en bedieningsorganenDruk op de multifunctionele knop om
de invoer te bevestigen. De ge‐
kleurde achtergrond gaat naar de vol‐ gende instelling.
Pas alle instellingen aan.
Datum instellen
Selecteer de menuoptie Datum
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐ nele knop om de eerste instelling aan
te passen.
Druk op de multifunctionele knop om de invoer te bevestigen. De ge‐
kleurde achtergrond gaat naar de vol‐ gende instelling.
Pas alle instellingen aan.
Tijdweergave
Selecteer Tijdnotatie instellen om de
gewenste tijdweergave te kiezen. Ac‐
tiveer 12 uur of 24 uur .
Persoonlijke instellingen 3 108.Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 volt-aansluiting in de
voorste console.
Er zit een extra 12 volt-aansluiting in
de achterconsole. Klap de afdekking
neer.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, zijn de stekkerdozen gedeacti‐
veerd. De stekkerdozen worden ook
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals laadtoestellen
of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het
gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop-startsysteem 3 144.
Instrumenten en bedieningsorganen93Richtingaanwijzers 3 125.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐
rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Airbags, gordelspanners en
rolbeugels
v brandt rood.
Bij het inschakelen van de ontsteking
brandt de controlelamp ca.
4 seconden. Als deze niet oplicht, nietna 4 seconden dooft of onderweg op‐ licht, is er een storing in het airbag‐
systeem, in de gordelspanner of de
pop-up rolbeugels. Bij een ongeval
werken de airbags, de gordelspan‐
ners en de rolbeugels wellicht niet.
Bij activering van de gordelspanners,
airbags of pop-up rolbeugels brandt
v continu.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Airbagsysteem, gordelspanners
3 60, 3 57.
Koprolbeschermingssysteem 3 45.
Airbag-deactivering V brandt geel.
Brandt ong. 60 seconden na het in‐
schakelen van het contact. Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 64.
9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
94Instrumenten en bedieningsorganenBrandt na het inschakelen van de ont‐steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐ middellijk de hulp van een werkplaats
inroepen.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is te laag 3 201.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 157.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te zet‐ ten 3 157.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop-startsysteem 3 144.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 18,
3 142.
Bij sommige versies verschijnt het be‐
richt 'Pedaal intrappen' op het Driver
Information Center 3 105.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt Elektrische handrem is aangetrokken
3 157.
Knippert Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Storing elektrische handrem
j brandt of knippert geel.
Instrumenten en bedieningsorganen95BrandtElektrische handrem werkt niet opti‐
maal 3 157.
Knippert
Elektrische handrem staat in de ser‐
vicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat
branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Antiblokkeersysteem 3 156.
Opschakelen R met het nummer van de naastho‐
gere versnelling wordt aangegeven of verschijnt als volledige pagina op het
Driver Information Center wanneer
opschakelen omwille van het brand‐
stofverbruik wordt aanbevolen.
EcoFlex rijhulp 3 99.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met verminderde
stuurbekrachtiging
De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het sys‐ teem. De controlelamp gaat uit wan‐
neer het systeem is afgekoeld.
Stop-startsysteem 3 144.Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Elektronischestabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.