Page 25 of 269

Sleutels, portieren en ruiten23BasisinstellingenU kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Batterij van de afstandsbediening
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐ terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der zijwaarts openen. Batterij vervan‐ gen (batterijtype CR 2032), let hierbij
op de juiste plaatsing. Afstandsbedie‐
ning sluiten en synchroniseren.
Afstandsbediening
synchroniseren
Na vervanging van de batterij het por‐
tier openen met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier. De hand‐
zender wordt gesynchroniseerd wan‐ neer het contact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen
Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de vol‐
gende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opgeslagen:
● verlichting
● voorinstellingen voor Infotain‐ mentsysteem
● centrale vergrendeling
● instellingen sportmodus
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐
gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 142
wordt gedraaid.
Graphic-Info-Display
Hierbij moet Pers. inst. voor
bestuurder in de persoonlijke instel‐
lingen geactiveerd zijn. Dit moet wor‐
den ingesteld voor elke gebruikte
sleutel.
Colour-Info-Display
Het personaliseren is permanent ge‐
activeerd.
Page 26 of 269

24Sleutels, portieren en ruitenPersoonlijke instellingen 3 108.
Centrale vergrendeling Ontgrendelt en vergrendelt portieren,
bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren word geopend, worden deze
na korte tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.Ontgrendelen
c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen: ● Druk eenmaal kort op c om beide
portieren, de bagageruimte en de tankklep te ontgrendelen.
Druk nogmaals op c en houd
deze ingedrukt om de ruiten en
de softtop te openen 3 33.
● Druk eenmaal kort op c om al‐
leen het bestuurdersportier, de
bagageruimte en de tankklep te
ontgrendelen. Om alle portieren
van de auto te ontgrendelen c
tweemaal indrukken.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 108.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel. Opgeslagen instel‐
lingen 3 23.
Kofferdeksel ontgrendelen en ope‐ nen 3 26.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
Druk kort op e.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Page 27 of 269

Sleutels, portieren en ruiten25Houd e nogmaals ingedrukt om de
softtop en de ruiten te sluiten 3 33.
Centrale vergrendelingsknoppen Beide portieren, de bagageruimte en
de tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
Storing in handzendersysteem
Ontgrendelen
Bestuurdersportier handmatig ont‐
grendelen door de sleutel in het slot te draaien. Schakel het contact in en
druk op de centrale vergrendelings‐
knop c om het passagiersportier, de
bagageruimte en de tankklep te ont‐
grendelen.
Als u het contact inschakelt, wordt het vergrendelingssysteem uitgescha‐
keld.
Vergrendelen
Bestuurdersportier handmatig ver‐ grendelen door de sleutel in het slot
te draaien.
Storing in centrale vergrendeling
Ontgrendelen
Bestuurdersportier handmatig ont‐
grendelen door de sleutel in het slot
te draaien. U kunt het passagierspor‐
tier openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. U
kunt de bagageruimte en de tankklep
niet openen.
Om het diefstalalarmsysteem te
deactiveren, het contact inschakelen
3 28.
Vergrendelen
Druk op de binnenste vergrendelknop
van het passagiersportier. Daarna
bestuurdersportier sluiten en van de
buitenkant met de sleutel vergrende‐ len. Tankklep en achterklep kunnen
niet worden vergrendeld.
Softtop handmatig sluiten
3 36.
Page 28 of 269

26Sleutels, portieren en ruitenAutomatisch vergrendelen
U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐ nig configureren dat de portieren, de
bagageruimte en de tankklep bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐
heid automatisch worden vergren‐
deld.
Bovendien kunt u de functie zo confi‐
gureren dat deze het bestuurderspor‐
tier of beide portieren opent nadat het contact is uitgeschakeld en de con‐
tactsleutel werd verwijderd (handge‐
schakelde versnellingsbak) of wan‐
neer de keuzehendel in de P-stand
wordt geplaatst (automatische ver‐
snellingsbak).
U kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 108.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 23.Portieren
Bagageruimte
Kofferdeksel
Openen
Druk na het ontgrendelen op x op
de handzender of druk op het merke‐ mbleem op de onderste helft om het
kofferdeksel te openen.
Druk op x om het kofferdeksel te
openen zonder de auto te ontgrende‐
len.
Centrale vergrendeling 3 24.
Achterklep 3 75.
Page 29 of 269

Sleutels, portieren en ruiten27Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Raak het merkembleem tijdens het
sluiten niet aan omdat het kofferdek‐
sel dan weer kan worden ontgren‐
deld.
Centrale vergrendeling 3 24.
Blokkering kofferdeksel
Het kofferdeksel kan alleen worden
geopend wanneer de softtop geheel
geopend of gesloten is. Het deksel
van de softtop moet gesloten zijn.
Softtop handmatig sluiten 3 36.
Blokkering softtop
De softtop kan alleen worden bediend wanneer het kofferdeksel gesloten is.
Algemene tips voor bedienen van het kofferdeksel9 Gevaar
Niet met een geopend of op een
kier staand kofferdeksel rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐ rijke bagage, omdat er dan giftige,
onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Kijk voordat u het kofferdeksel
opent of er boven de auto niets in de weg zit, zoals een garagedeur, om schade aan het kofferdeksel te
voorkomen. Controleer altijd het
gedeelte vlak boven en achter het kofferdeksel.
Let op
Als er bepaalde zware accessoires
op het kofferdeksel worden gemon‐
teerd, zal deze mogelijk minder ge‐
makkelijk open blijven staan.
Page 30 of 269

28Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingVergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
De portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten de portieren geslo‐ ten zijn.
Als het contact ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat
de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐ lijk met de centrale vergrendelings‐
knop.
Inschakelen
Druk binnen 15 seconden tweemaal
kort op e van de handzender. Door
lang indrukken wordt het sluiten van
de softtop geactiveerd.
Diefstalalarmsysteem Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ● portieren, kofferdeksel, motorkap
● interieur en aangrenzende baga‐
geruimte
● hellingshoek van de auto, zoals bij het wegslepen
● ontsteking
Inschakelen ● Automatische activering 30 seconden na het vergrende‐
len van de auto door één keer op
e te drukken.
● Rechtstreeks door binnen vijf se‐
conden twee keer kort op e te
drukken. Door lang indrukken wordt het sluiten van de softtop
geactiveerd.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van het interieur wellicht minder goed.
Page 31 of 269

Sleutels, portieren en ruiten29Inschakelen zonder bewaking
passagiersruimte en hellingshoek auto
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u huisdieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasonetonen of bewegingen het alarm acti‐
veren. Schakel ze ook uit wanneer de
auto op een veerboot of een trein
staat.
1. Sluit het kofferdeksel, de motor‐ kap, de ruiten en de softtop.
2. Druk op o. De LED in de knop
o brandt maximaal 10 minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Ter voorkoming van vals alarm wordt de interieurbewaking gedeactiveerd
als de softtop open is. De LED in de
toets o brandt niet.
Als alleen de ruiten open zijn, werkt
de interieurbewaking beperkt en
brandt de LED in de toets o.
Het statusbericht verschijnt op het
Driver Information Centre.
Status-ledDe status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led aan:test, inschakelver‐
tragingLed knippert
snel:portieren, kofferdek‐
sel, softtop of motor‐
kap niet compleet
gesloten, of sys‐
teemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam:systeem is geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto door indrukken van c wordt het diefstala‐
larmsysteem gedeactiveerd. Door
lang indrukken wordt het openen van
de softtop geactiveerd.
Page 32 of 269

30Sleutels, portieren en ruitenHet systeem wordt niet gedeactiveerd
bij het ontgrendelen van het bestuur‐
dersportier met de sleutel of door in‐
drukken van de centrale-vergrende‐
lingstoets in het interieur.
AlarmBij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐
tiveren door c in te drukken of door
het contactslot in te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan zon‐
der dat de bestuurder het heeft uitge‐ schakeld, geven de alarmknipperlich‐
ten dat aan. Ze lichten bij het ontgren‐ delen van de auto met de handzender
driemaal kort achtereen op. Boven‐
dien verschijnt er na inschakeling van het contact een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 105.Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel de auto na
het uitstappen altijd.
Schakel het diefstalalarmsysteem
3 24, 3 28 in.
Controlelamp d 3 97.Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar links (L) of rechts
(R) te draaien. Daarna de knop be‐
wegen om de spiegel te verstellen.