Page 97 of 345

Opbergen95Veiligheidsnet
Het veiligheidsnet is beschikbaar bij
de Sports Tourer en kan worden ge‐
monteerd achter de achterbank of, als de rugleuningen van de achter‐
bank zijn ingeklapt en de zitkussens
omhoogstaan, achter de voorstoelen.
Het is niet toegestaan om personen
achter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Monteren
Achter de achterbankBevestig de onderste haak met de
opening naar achteren gericht aan de ring rechts en links op de vloer. Pas
de bandlengte van het veiligheidsnet
aan door de bovenste haak aan de
ringen van de band te bevestigen.
Houd de band gespannen terwijl u de montage van de stang vervolgt.
Achter de voorstoelen
Bevestig de band aan de ringen on‐
der het zitkussen achteraan.
Klap de rugleuningen in.
Om een vlak laadoppervlak te krijgen,
moet u het zitkussen eerst inklappen
voordat u het veiligheidsnet vast‐
maakt. Duw de voorstoelen zo nodig
naar voren om de spanning te verla‐
gen.
Stang monteren
Er zitten twee montage-openingen in
het dakframe: ophangen en insteken
van de netstang aan de ene kant en
indrukken van de stang en ophangen en insteken aan de andere kant.
Achterklep 3 83.
Page 98 of 345
96OpbergenDemonterenHaak de stangen van het veiligheids‐
net los van de beugels in het dak‐
frame. Maak de banden los uit de rin‐ gen. Rol het net op en maak het vast
met een band.
Het verwijderde veiligheidsnet kan worden opgeborgen onder de vloe‐
rafdekking achteraan 3 90.
Gevarendriehoek
3-deurs hatchback, 5-deurs
hatchbackBerg de gevarendriehoek op in de
ruimte achter de spanband aan de
rechterkant van de bagageruimte.
Sports tourer
Plooi de banden naar onder. Berg de
gevarendriehoek op in de ruimte ach‐ ter de spanbanden aan de binnen‐
kant van de achterklep.
4-deurs notchback
Leg de gevarendriehoek in de uitspa‐ ring links in de bagageruimte.
Page 99 of 345
Opbergen97Verbanddoos
5-deurs hatchback
Berg de verbanddoos op in de op‐
bergruimte achter de gevarendrie‐
hoek.
Voor het eerste gebruik, dient u de in‐ terieurafwerking in te drukken aan de
bovenkant en de kanten van de per‐
foratie. Vouw daarna de afwerking
naar buiten om toegang te krijgen tot
de bagageruimte.
3-deurs hatchback
Berg de verbanddoos op in de op‐
bergruimte achter de gevarendrie‐
hoek.
De uitsparingen gebruiken om de af‐
dekking neer te klappen.
Afhankelijk van de uitrusting kan de
verbanddoos in de opbergruimte ach‐ ter zijn opgeslagen 3 88.
Sports tourer
Vouw de band omlaag. Berg de ver‐
banddoos op in de ruimte achter de
spanband aan de binnenkant van de
achterklep.
Page 100 of 345
98Opbergen4-deurs notchback
Berg de verbanddoos op achter het
gaasnet aan de rechterkant van de
bagageruimte.
Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade adviseren wij het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Contact op‐
nemen met uw werkplaats voor meer informatie.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dak‐
dragersysteem verwijderen wanneer
het niet wordt gebruikt.
Dakdrager installeren
Gebruik een munt om de afdekking
los te maken van elk bevestigings‐
punt.5-deurs hatchback, 4-deurs
notchback
3-deurs hatchback
Page 101 of 345
Opbergen99Sports tourer met dakrailing
Bevestig de dakdrager bij de gaten.
Zie de pijlen op de illustratie.
Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Controleren of de rugleu‐
ningen naar behoren zijn ver‐
grendeld. Bij stapelbare voorwer‐
pen de zwaarste voorwerpen on‐ derop leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 92.
Bevestig de in hoogte verstelbare afdekking in de laagste stand (1)
3 90.
● Gebruik de vier haken op de zij‐
wanden van de bagageruimtevoor het ophangen van draagtas‐
sen. Maximale belasting: 5 kg per haak.
● Sports tourer: Gebruik de haken op de zijwanden van de bagage‐
ruimte voor het ophangen van
draagtassen. Indrukken om de
haak uit te klappen.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om glijden te‐
gen te gaan.
Page 102 of 345

100Opbergen● Bij het vervoeren van voorwer‐pen in de bagageruimte mogen
de rugleuningen van de achter‐
bank niet schuin naar voren ge‐
klapt zijn.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Leg niets op de bagageruimte-af‐
dekking of op het instrumenten‐
paneel en dek de sensor boven
op het instrumentenpaneel niet af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hefboom en de bewegingsvrij‐
heid van de bestuurder niet be‐
lemmeren. Geen losse voorwer‐
pen in het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 298) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (tank voor 90% ge‐
vuld).
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt. La‐
ding gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐ ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane dakbelasting is
75 kg voor de 3-deurs / 5-deurs
hatchback en 4-deurs notchback,
voor de Sports tourer is dit
100 kg. De dakbelasting is de
som van het gewicht van het dak‐ dragersysteem en de lading.
Page 103 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen101Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ....................102
Stuurwielverstelling .................102
Stuurbedieningsknoppen ......... 102
Verwarmd stuurwiel .................102
Claxon ..................................... 103
Wis-/wasinstallatie voorruit ......103
Wis-/wasinstallatie achterruit ...105
Buitentemperatuur ...................105
Klok ......................................... 106
Elektrische aansluitingen .........107
Aansteker ................................ 108
Asbakken ................................. 108
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................109
Instrumentengroep ..................109
Snelheidsmeter .......................109
Kilometerteller ......................... 109
Dagteller .................................. 109
Toerenteller ............................. 109
Brandstofmeter ........................110
Brandstofkeuzeschakelaar ......110
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 111
Service-display ........................ 111Controlelampen .......................112
Richtingaanwijzer ....................114
Gordelverklikker ......................115
Airbag en gordelspanners .......115
Airbag-deactivering .................115
Laadsysteem ........................... 115
Storingsindicatielamp ..............116
Service-indicatie ......................116
Rem- en koppelingssysteem ...116
Pedaal intrappen .....................116
Elektrische handrem ................116
Elektrische handrem defect .....117
Antiblokkeersysteem (ABS) .....117
Opschakelen ........................... 117
Stuurbekrachtiging ..................117
Lane Departure Warning .........118
Ultrasoonparkeerhulp ..............118
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...........118
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..118
Traction Control-systeem UIT . 118
Voorverwarming ......................118
Roetfilter .................................. 118
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 119
Motoroliedruk ........................... 119
Te laag brandstofpeil ...............119
Startbeveiliging ........................120
Motorvermogen verminderd ....120Rijverlichting ............................ 120
Grootlicht ................................. 120
Grootlichtassistentie ................120
Adaptive Forward Lighting .......120
Mistlamp .................................. 120
Mistachterlicht ......................... 120
Niveau sproeiervloeistof te laag ......................................... 120
Cruise control .......................... 120
Adaptieve cruise control ..........121
Voorligger gedetecteerd ..........121
Portier open ............................. 121
Informatiedisplays ......................121
Driver Information Center ........121
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................. 125
Regeleenheid smartphone ......127
Boordinformatie ......................... 128
Geluidssignalen .......................130
Batterijspanning .......................131
Tripcomputer .............................. 131
Persoonlijke instellingen ............134
OnStar ....................................... 139
Page 104 of 345
102Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het infotainment-systeem, de
cruise control en een gekoppelde mo‐ biele telefoon bedienen met de knop‐
pen op het stuurwiel.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 188.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.