128Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieBerichten worden voornamelijk weer‐
gegeven op het Driver Information
Centre (DIC); in sommige gevallen
samen met een waarschuwingszoe‐
mer.
Druk op SET/CLR , MENU of draai
aan het stelwiel om een bericht te be‐ vestigen.
Boordinformatie op Midlevel-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie2Geen handzender herkend,
trap het koppelingspedaal in om opnieuw te starten4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerd6Trap de rem in om de elektri‐
sche handrem los te zettenNr.Boordinformatie7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer in9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuw12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect
Instrumenten en bedieningsorganen129Nr.Boordinformatie27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect29Controleer remlicht aanhanger30Controleer achteruitrijlicht
aanhanger31Controleer linker richtingaan‐
wijzer aanhanger32Controleer rechter richtingaan‐
wijzer aanhanger33Controleer mistachterlicht
aanhanger34Controleer achterlicht
aanhanger35Vervang batterij in handzender48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem49Lane Departure Warning werkt
niet53Draai tankdop vast54Water in dieselbrandstoffilterNr.Boordinformatie55Roetfilter is vol 3 17456Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Banden zonder TPMS-
sensoren herkend59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier61Open en sluit portierruit links‐
achter62Open en sluit portierruit rechts‐
achter65Poging tot diefstal66Laat diefstalalarmsysteem
nakijken67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging69Service wielophanging70Service niveauregelingNr.Boordinformatie71Service achteras74Service AFL75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem77Service Lane Departure
Warning79Vul motorolie bij81Service versnellingsbak82Vervang motorolie binnenkort83Service adaptieve cruise
control84Motorvermogen beperkt89Onderhoud spoedig94Schakel parkeerstand in
voordat u uitstapt95Service airbag128Motorkap open134Storing parkeerhulp, reinig
bumper136Service parkeerhulp
Klimaatregeling157KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............157
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................157
Airconditioning ......................... 158
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 160
Hulpverwarming ......................164
Luchtroosters ............................. 165
Verstelbare luchtroosters ........165
Vaste luchtroosters ..................165
Onderhoud ................................. 166
Luchtinlaat ............................... 166
Pollenfilter ................................ 166
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 166
Service .................................... 166Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling
● luchtdebiet
● ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 36.
Temperatuur
rood:warmblauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelings:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroostersK:naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet
Ventilatorsnelheid instellen door de
ventilatorknop in de gewenste stand
te zetten.
158KlimaatregelingOntwasemen en ontdooien
●V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
n:koeling4:luchtrecirculatie
Verwarmde stoelen ß 3 48, Ver‐
warmd stuurwiel * 3 102.
Koeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid doordat de LED in de toets
brandt. Koeling werkt alleen bij een
draaiende motor en ingeschakelde
aanjager van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de bui‐ tentemperatuur iets boven het vries‐
punt ligt. Er kan zich dan condens vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
164Klimaatregelingbrandt. Koeling werkt alleen bij een
draaiende motor en ingeschakelde
aanjager van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt uit‐
geschakeld, vereist de klimaatrege‐
ling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
ruitontdooiing werkt en buitentempe‐
ratuur boven 0 °C.
Op het display verschijnt ACON wan‐
neer de koeling aanstaat of ACOFF
wanneer de koeling uitstaat.
U kunt de koelwerking na het starten van de motor in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 134.Luchtrecirculatiemodus 4
Luchtrecirculatiemodus met 4 in‐
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid doordat de LED in de toets
brandt.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐
verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de voorruit aan de buitenkant beslaat,
moet u de ruitenwisser aanzetten en
s uitzetten.
Basisinstellingen
U kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 134.
Hulpverwarming Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller op‐
warmt.
166KlimaatregelingOnderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
Service
Om de koeling optimaal te laten wer‐
ken, is het raadzaam het klimaatre‐
gelsysteem jaarlijks te laten controle‐
ren, te beginnen drie jaar na afleve‐
ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en ver‐ damper reinigen
● prestatietest
172Rijden en bediening●De zelfreinigende functie van het
roetfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk
" Klimaatregeling " voor meer details
3 160.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 168.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar herstarten van
de motor te garanderen, zijn er ver‐ schillende ontlaadbeveiligingen vande accu ingevoerd als onderdeel van
het Stop/Start-systeem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden ver‐ schillende elektrische functies, zoals
de extra elektrische verwarming of de achterruitverwarming uitgeschakeld
of in een stroombesparingsmodusgezet. De ventilatorsnelheid van het
aircosysteem wordt verlaagd om
stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Bedien het koppelingspedaal om de
motor te herstarten.
Het starten van de motor wordt aan‐
geduid door de naald van de statio‐
naire toerentalstand op de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit neutraal is ge‐
haald voordat u de koppeling hebt be‐ diend, gaat het lampje - branden of
wordt het als symbool weergegeven op het Driver Information Center
(DIC).
Controlelamp - 3 116.
Herstarten van de motor door het
Stop/Start-systeem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten mo‐
gelijk te maken.Als er zich een van de volgende om‐
standigheden voordoet tijdens een
Autostop, dan zal de motor automa‐
tisch door het stop-startsysteem wor‐ den herstart:
● Het stop-startsysteem is manu‐ eel uitgeschakeld.
● De motorkap is open.
● De veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en hetbestuurdersportier is geopend.
● De motortemperatuur is te laag. ● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet vol‐ doende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.
● Het klimaatregelsysteem vereist het starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het DIC.
Verzorging van de auto265Nr.Stroomkring16Stekkerdoos17Airconditioning18Logistiek19Carrosserieregelmodule20Carrosserieregelmodule21Instrumentengroep/diefstala‐
larmsysteem22Contactsensor23Carrosserieregelmodule24Carrosserieregelmodule25–26Stopcontact bagageruimte
(indien geen zekeringenkast in
bagageruimte) (alleen Sports
tourer)
Zekeringenkast in
bagageruimte
3-deurs hatchback, 5-deurs
hatchback
De zekeringenkast zit links in de ba‐
gageruimte achter een deksel.
Verwijder het deksel.
Sports tourer De zekeringenkast zit links in de ba‐
gageruimte achter een deksel.
Het scherm inklappen en verwijderen.
Verwijder het deksel.