4–132
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Uitschakelen van het systeem
Druk op de LDWS OFF schakelaar om
het LDWS systeem uit te schakelen. Het
LDWS OFF indicatielampje gaat branden.
(Voertuigen met multi-
informatiedisplay)
De rijstrookstrepen worden niet langer
aangegeven in de multi-informatiedisplay
wanneer de LDWS geannuleerd wordt.
(Voertuigen met Active Driving Display)
De rijstrookstrepen worden niet langer
aangegeven in de Active Driving Display
wanneer de LDWS geannuleerd wordt.
OPMERKING
(Europees model)
Wanneer het contact op OFF wordt
gezet, wordt de LDWS geactiveerd
wanneer het contact de volgende keer op
ON wordt gezet.
(Behalve Europese modellen)
Wanneer het contact op OFF wordt
gezet, wordt de systeemtoestand
aangehouden die bestond alvorens deze
werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld
het contact op OFF wordt gezet terwijl
de rijstrookassistent gebruiksklaar is, zal
het systeem gebruiksklaar zijn wanneer
het contact de volgende keer op ON
gezet wordt.
LDWS waarschuwing
Als het systeem bepaalt dat de
mogelijkheid van een rijstrookafwijking
bestaat. wordt de LDWS
waarschuwingszoemer geactiveerd en
gaat het LDWS waarschuwingslampje
knipperen. Bedien het stuurwiel op
geschikte wijze en stuur de auto naar het
midden van de rijstrook.
Bij voertuigen uitgerust met de multi-
informatiedisplay, wordt de richting
waarin het systeem bepaalt dat de auto van
zijn rijstrook gaat afwijken aangegeven op
de multi-informatiedisplay.
Bij voertuigen uitgerust met de Active
Driving Display verandert de kleur van
de rijstrookstreep in de richting waarin
het systeem bepaalt dat de auto van zijn
rijstrook gaat afwijken van wit naar oranje
en gaat de rijstrookstreep knipperen.
Indicatie op display
Multi-informatiedisplay
Actief rijden display
4–134
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Dodehoekmonitor (BSM) *
De dodehoekmonitor (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren
van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het veranderen van
rijstrook, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een
naastgelegen rijstrook van achteren naderen.
De dodehoekmonitor (BSM) detecteert voertuigen die van achteren naderen bij het rijden
in voorwaartse richting met een snelheid van 30 km/h of hoger en attendeert de bestuurder
door het oplichten van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje en het
weergeven van het voertuigdetectiescherm (voertuigen met Active Driving Display).
Als de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het aangeven van een
rijstrookverandering in de richting waarin het dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingsindicatielampje oplicht en het naderende voertuig wordt gedetecteerd,
attendeert de dodehoekmonitor (BSM) de bestuurder op een mogelijk gevaar door het
oplichten van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje, het activeren van
een waarschuwingsgeluid en de weergave van een waarschuwingsindicatie op het scherm
(voertuigen met Active Driving Display).
Het detectiegebied van dit systeem beslaat de rijstroken aan beide zijden van de auto en
vanaf de achterzijde van beide voorportieren tot ongeveer 50 m achter de auto.
Detectiegebieden Uw auto