4–39
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden kan
de getoonde buitentemperatuur afwijken
van de werkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van de directe omgeving en
de omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
Beduidend lage of hoge
temperaturen.
Plotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
De auto staat geparkeerd.
Tijdens het rijden met lage
snelheden.
Wijzigen van de temperatuureenheid
van de buitentemperatuurdisplay
De buitentemperatuureenheid kan
worden overgeschakeld tussen Celsius en
Fahrenheit aan de hand van de volgende
procedure.
(Voertuigen met Type C/D)
Instellingen kunnen worden
gewijzigd door bediening van het
middendisplayscherm.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-17 .
(Voertuigen zonder Type C/D)
1. Druk terwijl het contact uit staat
op de INFO schakelaar en blijf
de INFO schakelaar gedurende
tenminste 5 seconden ingedrukt
houden terwijl u het contact op ON
zet. De buitentemperatuurdisplay gaat
knipperen.
2. Druk voor het veranderen van de
buitentemperatuureenheid op de INFO
schakelaar.
3. Houd terwijl de
buitentemperatuurdisplay knippert
de INFO schakelaar gedurende
tenminste 3 seconden ingedrukt. De
buitentemperatuurdisplay gaat branden.
OPMERKING
Wanneer de temperatuureenheid
die wordt aangegeven op de
buitentemperatuurdisplay
wordt gewijzigd, verandert de
temperatuureenheid die wordt
aangegeven op de display van de
motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
dienovereenkomstig.
Buitentemperatuurwaarschuwing
*
Wanneer de buitentemperatuur laag is,
gaat de indicatie knipperen en klinkt
er een zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijkheid van
gladde wegen.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, gaat de
buitentemperatuurdisplay en het
symbool gedurende ongeveer tien
seconden knipperen en wordt er eenmaal
een zoemtoon gegeven.
OPMERKING
Als de buitentemperatuur lager is dan
-20 °C, werkt de zoemer niet. Het
symbool gaat echter branden.
4–40
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Modus voor afstand die met
voorradige brandstof kan worden
afgelegd
Dit toont de afstand bij benadering die u
met de voorradige brandstof kunt a À eggen,
gebaseerd op het brandstofverbruik.
De afstand die met de voorradige
brandstof kan worden afgelegd wordt
berekend en zal elke seconde worden
getoond.
OPMERKING
Alhoewel de indicatie voor de
afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof
een voldoende resterend aantal
kilometers aangeeft alvorens
bijtanken noodzakelijk wordt, zo
spoedig mogelijk bijtanken als het
brandstofpeil erg laag is of als het
waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden.
De indicatie verandert alleen
wanneer u meer dan ongeveer 9 liter
brandstof tankt.
De afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof geeft bij
benadering de afstand aan die met de
auto gereden kan worden totdat alle
maatstrepen in de brandstofmeter
die de resterende brandstofvoorraad
aangeven verdwijnen.
Als er geen historische
brandstofverbruikgegevens zijn,
bijvoorbeeld nadat u uw auto zojuist
heeft aangeschaft of de gegevens
als gevolg van het losmaken van
de accukabels zijn gewist, is het
mogelijk dat de feitelijke afstand
die met de voorradige brandstof kan
worden afgelegd van de aangegeven
hoeveelheid verschilt.
4–41
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Gemiddeld brandstofverbruik
modus
Deze modus toont het gemiddelde
brandstofverbruik door het berekenen van
het totale brandstofverbruik en de totaal
afgelegde afstand sinds de aankoop van de
auto, het opnieuw aansluiten van de accu
na loskoppeling of het terugstellen van de
gegevens.
Het gemiddelde brandstofverbruik wordt
berekend en elke minuut getoond.
Houd de INFO toets langer dan 1,5
seconden ingedrukt om de gegevens op de
display te wissen. Na het indrukken van de
INFO toets zal “- - - L/100 km” gedurende
ongeveer 1 minuut op de display
verschijnen. Daarna wordt het gemiddelde
brandstofverbruik opnieuw berekend en op
de display aangegeven.
Huidige brandstofverbruikmodus
Dit toont het huidige brandstofverbruik,
berekend op basis van de hoeveelheid
verbruikte brandstof en de afgelegde
afstand.
Het huidige brandstofverbruik wordt
berekend en zal elke twee seconden
worden getoond.
Wanneer u de snelheid heeft teruggebracht
tot ongeveer 5 km/h, zal - - - L/100 km op
de display worden aangegeven.
LDWS display
Toont de huidige ingestelde systeemstatus.
Zie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) op pagina 4-127 .
Rijstrookassistent (LAS) en het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) display
Toont de systeemstatus.
Zie Rijstrookassistent (LAS) en het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) op pagina 4-174.
Display van ingestelde rijsnelheid
van kruissnelheidsregelaar
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven.
4–42
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Waarschuwing (Displayaanduiding)
Er wordt een bericht getoond dat de gebruiker informeert over de bedrijfstoestand van het
systeem en van defecten of afwijkingen.
Als het waarschuwingslampje gelijktijdig gaat branden/knipperen of een symbool op de
display wordt aangegeven, de informatie betreffende het waarschuwingslampje of symbool
controleren. (pagina 4-46 )
Zie wanneer enkel een bericht wordt getoond Berichten aangegeven op de multi-
informatiedisplay. (pagina 7-50 )
4–43
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Active Driving Display *
Optische ontvanger Spiegel
Combiner
WAARSCHUWING
Stel de helderheid en positie van de display altijd af bij stilstaand voertuig:
Afstellen van de helderheid en positie van de display tijdens het rijden is gevaarlijk,
aangezien dit uw aandacht van de weg kan a À eiden en een ongeluk kan veroorzaken.
OPGELET
Probeer niet handmatig de hoek van de Active Driving Display af te stellen of deze te
openen of te sluiten. Vingerafdrukken op de display maken deze moeilijk zichtbaar en
het overmatig kracht uitoefenen tijdens de bediening kan beschadiging veroorzaken.
Plaats geen voorwerpen in de buurt van de Active Driving Display. De kans bestaat dat
de Active Driving Display niet functioneert of beschadigd wordt wanneer deze tijdens
zijn werking gehinderd wordt.
Plaats geen dranken in de buurt van de Active Driving Display. Als water of andere
vloeistoffen op de Active Driving Display worden gemorst, kan dit beschadiging
veroorzaken.
Plaats geen voorwerpen boven de Active Driving Display en plak geen stickers op de
stofdichte plaat/optische ontvanger aangezien deze storing zullen veroorzaken.
Er is een sensor ingebouwd die de helderheid van de display regelt. Als de optische
ontvanger wordt afgedekt, zal de displayhelderheid verminderen waardoor deze
moeilijk zichtbaar wordt.
Stel de optische ontvanger niet bloot aan sterke lichtinval. Anders kan dit beschadiging
veroorzaken.