Page 33 of 39

32
Tijdens het rijden
De regeneratiestatus van het i-ELOOP systeem wordt getoond op de audiodisplay.
Indicatie op display
Bedrijfstoestanddisplay
Bedrijfstoestand
Toont het niveau van de elektriciteit die opgewekt wordt 
door regeneratief remmen.
Toont de hoeveelheid elektriciteit die opgeslagen is in de 
oplaadbare accu.
Toont de status van de elektriciteit die wordt opgeslagen 
in de oplaadbare accu en die wordt geleverd aan de 
elektrische apparatuur (op de display wordt 
tegelijkertijd de gehele auto verlicht weergegeven).
i-ELOOP waarschuwingszoemer
De pieptoon klinkt als u probeert onder de volgende 
omstandigheden te gaan rijden:
• Het i-ELOOP indicatielampje knippert groen.
• “i-ELOOP bezig met laden” wordt aangegeven in de 
middendisplay (Type C/Type D audio).
De pieptoon stopt zodra het voertuig tot stilstand is gebracht. Controleer dat het 
indicatielampje niet langer brandt en dat het bericht niet langer wordt getoond 
alvorens te gaan rijden.
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Brandstofverbruikmonitor” of Hoofdstuk 7, 
“Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers”.
                      
         
        
        
     
        
        Page 34 of 39

33
Tijdens het rijden
Dieseldeeltjesfilter
Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de 
uitlaatgassen van een dieselmotor.
• Als er met de auto continu met een snelheid van 15 km/h of minder wordt gereden.
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van 
alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, 
waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje 
van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon.
In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te 
worden om het systeem normaal te laten functioneren.
• De bandenspanning wordt afgesteld.
• De banden worden onderling uitgewisseld.
• Een band of wiel wordt vernieuwd.
• De accu is vernieuwd of volledig uitgeput.
• Het waarschuwingslampje van het 
bandenspanningcontrolesysteem brandt.
Bandenspanningcontrolesysteem
Dieseldeeltjes die verzameld zijn door het dieseldeeltjesfilter worden tijdens 
normaal rijden afgevoerd, echter in de volgende gevallen bestaat de kans dat de 
dieseldeeltjes niet worden verwijderd en dat het dieseldeeltjesfilter indicatielampje 
gaat branden:
• Als er met de auto bij herhaling gedurende een korte periode van tijd (10 minuten 
of minder) wordt gereden wanneer de motor koud is.
• Als de auto langdurig stationair blijft draaien.
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, 
“Bandenspanningcontrolesysteem” of “Dieseldeeltjesfilter”.
                      
         
        
        
     
        
        Page 35 of 39

Interieurvoorzieningen
34
Klimaatregelsysteem (Automatische type met tweevoudige werkingszone)
Bediening van de automatische airconditioning
1. Druk op de AUTO schakelaar. De keuze van de luchtstroomfunctie, de 
luchtinlaatkeuzeschakelaar en het volume van de luchtstroming wordt 
automatisch geregeld.
2. Gebruik de temperatuurregelknop voor het kiezen van de gewenste temperatuur.
Druk op de OFF schakelaar om het systeem uit te schakelen.Druk de DUAL schakelaar in of draai de voorpassagierstemperatuurregelknop 
voor het individueel regelen van de temperatuurinstelling voor de bestuurder en 
voorpassagier.
Luchtstromingdisplay Bestuurderstemperatuurregelknop
AUTO schakelaar
Functiekeuzeregelknop
Aanjagerregelschakelaar
OFF schakelaar
Voorruitontwasemingsschakelaar
Achterruitverwarmingsschakelaar
DUAL schakelaar A/C schakelaarTemperatuurinstellingdisplay (Bestuurderszijde)
Passagierstemperatuurregelknop
Temperatuurinstellingdisplay (Passagierszijde) Functiekeuzedisplay
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 5, “Klimaatregelsysteem”.
Display van 
airconditioningmodusLuchtinlaatkeuzeschakelaar 
(stand voor aanvoer van 
buitenlucht)
Luchtinlaatkeuzeschakelaar 
(stand voor recirculerende lucht)
                      
         
        
        
     
        
        Page 36 of 39

35
Onderhoud en verzorging
Keuzeschakelaar
X merkteken MAX MIN
Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden
Routine-onderhoudHet wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste 
wekelijks te controleren.
• Motoroliepeil
• Motorkoelvloeistofniveau
•  Niveau van remvloeistof en koppelingsvloeistof
•  Niveau van sproeiervloeistof
•  Onderhoud van de accu
• Bandenspanning
Controle van het motoroliepeil
Vervang de motorolie als het motoroliepeil hoger is dan het “X” merkteken op de peilstok.
Bij het inspecteren van het motoroliepeil de peilstok recht naar buiten trekken, zonder deze te draaien.
Bij het weer insteken van de peilstok deze steeds insteken zonder te draaien, zodat het “X” 
merkteken in de richting van de voorzijde van de auto wijst.
Telkens wanneer de motorolie ververst wordt, dient de motorstuureenheid van de auto zo 
spoedig mogelijk teruggesteld te worden. Anders bestaat de kans dat het 
moersleutelindicatielampje of motoroliewaarschuwingslampje gaat branden. Neem voor het 
terugstellen van de motorstuureenheid contact op met een deskundige reparateur of een 
officiële Mazda reparateur of zie de procedure voor het terugstellen van de motorstuureenheid.
OPMERKING
Het initialiseren (terugstellen van de motoroliegegevens) van de geregistreerde 
waarde kan als volgt worden uitgevoerd:
1. Zet het contact op OFF.
2. Zet het contact op ON terwijl u de keuzeschakelaar ingedrukt houdt en blijf 
de keuzeschakelaar gedurende ongeveer 5 seconden ingedrukt houden 
totdat het hoofdwaarschuwingslampje        gaat knipperen.
3. Nadat het hoofdwaarschuwingslampje        enkele seconden heeft 
geknipperd, is de initialisatie voltooid
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 6, “Zelf uit te voeren onderhoud”.
                      
         
        
        
     
        
        Page 37 of 39

36
Als er zich een probleem voordoet
Als er zich een probleem voordoet
• Lekke band
Als u een lekke band heeft, langzaam naar een vlak gedeelte rijden en de band 
op een plaats buiten het verkeer en op voldoende afstand van de rijbaan 
verwisselen.
Gebruik in het geval van een lekke band de lekke band noodreparatieset om de 
band tijdelijk te repareren of gebruik het noodreservewiel.
• Oververhitting
1. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
2. Controleer of er koelvloeistof of stoom uit de motorruimte ontsnapt.
Als er stoom uit de motorruimte komt:
Niet te dicht in de buurt van de voorzijde van de auto komen. Zet de motor stop.
Wacht totdat er geen stoom meer naar buiten komt, open vervolgens de 
motorkap en start de motor.
Indien er geen kokende koelvloeistof of stoom naar buiten komt:
De motorkap openen en de motor stationair laten draaien om deze geleidelijk te 
laten afkoelen.
• Sleepmethoden
Indien slepen noodzakelijk is, wordt het aanbevolen dit aan een deskundige 
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur of aan een erkend 
sleepbedrijf over te laten.
•  Waarschuwingslampje en waarschuwingszoemer
Controleer op bijzonderheden betreffende het waarschuwingslampje of -geluid 
in deze handleiding als een waarschuwingslampje brandt of knippert of een 
waarschuwingsgeluid klinkt. Neem contact op met een officiële Mazda 
reparateur als het probleem niet opgelost kan worden.
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 7, “Lekke band”, “Oververhitting”, “Slepen in 
noodgevallen” of “Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers”.
                      
         
        
        
     
        
        Page 38 of 39