Page 193 of 480

Instellen schermDruk kort op de knop pijl OMHOOG
of OMLAAG totdat het scherm het
pictogram/titel van het menu Instel-
len scherm is gemarkeerd in het
DID. Druk kort op de knop OK om
de submenu’s te openen en volg
de aanwijzingen op het scherm indien nodig.
Met de functie Screen Setup (Scherm instellen)
kunt u veranderen welke informatie wordt weer-
gegeven in de instrumentengroep, evenals de
plaats waar die informatie wordt weergegeven.
Snelheidswaarschuwing — indien
aanwezigDruk kort op de knop pijl OMHOOGofOMLAAG
totdat de snelheidswaarschuwing in het DID ver-
schijnt en druk op OK om de snelheidswaarschu-
wing te openen. Gebruik de knop pijl OMHOOGof
OMLAAG om een gewenste snelheid te selecte-
ren en druk vervolgens op OK om deze snelheid
in te stellen. Het waarschuwingslampje van de
Manual Speed Assist (MSA) verschijnt in het DID
en er klinkt een geluidssignaal met een waarschu-
wingsbericht wanneer de ingestelde snelheid
wordt overschreden.
Door bestuurder selecteerbare items
van Screen Setup (scherm instellen)Huidige versnelling
On (Aan)
Off (Uit)
Linksboven
Geen
Compass (kompas)
Outside Temp (buitentemperatuur)
(standaardinstelling)
Time (tijd)
Range To Empty (RTE) (bereik tot lege tank)
Gemiddeld brandstofverbruik
Huidig brandstofverbruik
Trip A (Rit A)
Trip B (Rit B) Upper Right (rechtsboven)
Geen
Compass (kompas) (standaardinstelling)
Outside Temp (buitentemperatuur)
Time (tijd)
Range To Empty (RTE) (bereik tot lege tank)
Gemiddeld brandstofverbruik
Huidig brandstofverbruik
Trip A (Rit A)
Trip B (Rit B)
Restore To Defaults (standaardinstellingen
herstellen)
Cancel (annuleren)
Okay
189
Page 194 of 480

DIESEL-BERICHTEN
Berichten roetfilter dieselmotor
(DPF)Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitgerust
met een uiterst moderne motor en uitlaatsys-
teem. Deze systemen zijn naadloos geïnte-
greerd in uw auto en worden beheerd door de
regelmodule van de aandrijflijn (PCM). De PCM
controleert de verbranding in de motor, zodat de
katalysator roetdeeltjes kan opvangen en ver-
branden zonder uw tussenkomst.WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar materiaal
parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog gras
of bladeren die in aanraking komen met de
hete uitlaat. Parkeer daarom nooit op een
ondergrond waar uw uitlaat in aanraking kan
komen met brandbaar materiaal.Uw auto kan u erop wijzen dat extra onderhoud
bij uw auto of motor nodig is. Raadpleeg de
volgende berichten die kunnen worden weerge-
geven op het bestuurdersinformatiedisplay
(DID):
Exhaust Filter XX% Full Safely Drive at
Highway Speeds to Remedy (Roetfilter
voor XX% vol Rijd met veilige snelheid op
de snelweg om het probleem te verhel-
pen) — Dit bericht wordt weergegeven op
het bestuurdersinformatiedisplay (DID) als
het roetfilter 80% van zijn maximale opslag-
capaciteit heeft bereikt. In omstandigheden
waarbij alleen zeer korte ritten worden ge-
maakt of ritten waarbij alleen met lage snel-
heid wordt gereden, bereiken de motor en
het uitlaatgasnabehandelingssysteem nooit
de vereiste omstandigheden om de opge-
vangen roetdeeltjes te verwijderen. Als dit
zich voordoet, wordt het bericht "Exhaust
System Regeneration Required Now" (rege-
neratie van het uitlaatsysteem nu vereist)
weergegeven in het DID. Als dit bericht wordt
getoond, klinkt er één geluidssignaal om u te
informeren over deze toestand. Door met uw
auto zo’n 20 minuten op de snelweg te rijden verhelpt u het probleem in het roetfiltersys-
teem en kunnen de dieselmotor en het uit-
laatgasnabehandelingssysteem de opgevan-
gen roetdeeltjes uit het filter verwijderen,
zodat de normale bedrijfsstand van het sys-
teem wordt hersteld.
Exhaust System — Regeneration In Pro-
cess Exhaust Filter XX% Full (Uitlaatsys-
teem — regeneratie wordt uitgevoerd
Roetfilter voor XX% vol - Dit bericht geeft
aan dat het roetfilter (DPF) momenteel auto-
matisch wordt gereinigd. Handhaaf de hui-
dige rijomstandigheden totdat het regenere-
ren is voltooid.
Exhaust System — Regeneration Com-
pleted (Uitlaatsysteem - regeneratie vol-
tooid) — Dit bericht geeft aan dat de rege-
neratie van het roetfilter (DPF) voltooid is. Als
dit bericht wordt getoond, klinkt er één ge-
luidssignaal om u te informeren over deze
toestand.
Exhaust Service Required — See Dealer
Now (Onderhoud uitlaat noodzakelijk -
Bezoek dealer) — Deze berichten geven
aan dat de regeneratie is uitgeschakeld van-
190
Page 195 of 480

wege een storing in het systeem. Op dit punt
zal regelmodule van de aandrijflijn (PCM)
van de motor een storingscode registreren,
op het instrumentenpaneel gaat een sto-
ringslampje branden.LET OP!Neem contact op met een erkende dealer,
want als u met de auto blijft rijden, kan er snel
schade aan het uitlaatsysteem ontstaan.Exhaust Filter Full — Power Reduced See
Dealer (Roetfilter vol — Vermogen gere-
duceerd. Raadpleeg dealer) — Dit bericht
geeft aan de regelmodule van de aandrijflijn
(PCM) het motorvermogen beperkt heeft om
de kans op permanente schade aan het
nabehandelingssysteem te verminderen. Als
deze fouttoestand niet wordt verholpen en de
dealer geen onderhoud uitvoert, kan het na-
behandelingssysteem voor de uitlaatgassen
zwaar beschadigd raken. Om deze fouttoe-
stand te verhelpen, moet een erkende dealer
onderhoud aan uw auto verrichten. OPMERKING:
Als u de indicator voor olieverversing niet
opvolgt, de olie niet ververst en de indicator
voor olieverversing niet op een resterend
bereik van 0 mijl wordt teruggezet, zal het
roetfilter de reinigingsprocedure niet kun-
nen uitvoeren. Dit leidt er binnenkort toe dat
het storingslampje gaat branden en het mo-
torvermogen gereduceerd wordt. Alleen een
erkende dealer kan deze situatie herstellen.
LET OP!Neem contact op met een erkende dealer,
want als u met de auto blijft rijden, kan er snel
schade aan het uitlaatsysteem ontstaan.AdBlue® waarschuwingsberichten —
indien aanwezigUw voertuig begint waarschuwingsberichten
weer te geven wanneer het niveau van de
AdBlue® een rijbereik van ongeveer 500 mijl
bereikt. Als de volgende waarschuwingscyclus
wordt genegeerd, kan uw auto mogelijk niet
meer worden gestart tenzij AdBlue® is bijgevuld binnen het weergegeven aantal kilometers dat
het bericht op het DID laat zien.
Motor kan niet meer worden gestart na
XXXX mijl AdBlue® laag Vul snel — Dit
bericht verschijnt wanneer het rijbereik van
de AdBlue® lager is dan 500 mijl en
AdBlue®-vloeistof moet worden bijgevuld
binnen het weergegeven aantal kilometers.
Het bericht wordt weergegeven in het DID
tijdens het starten met de huidige toegestane
kilometerstand en gaat vergezeld van één
enkel geluidssignaal. Het resterende aantal
kilometers kan worden opgevraagd via de
lijst "Berichten" in het DID
Motor kan niet meer worden gestart na
XXXX mijl Vul AdBlue® bij — Dit bericht
verschijnt wanneer het rijbereik van de Ad-
Blue® lager is dan 200 mijl. Het wordt ook
weergegeven bij 150 en 100 mijl. AdBlue®-
vloeistof bijvullen is vereist binnen het aantal
weergegeven kilometers. Het bericht wordt
weergegeven in het DID tijdens het starten
met de bijgewerkte kilometerstand en gaat
vergezeld van één enkel geluidssignaal.
Vanaf 100 mijl wordt het resterende bereik
permanent weergegeven tijdens het rijden
191
Page 196 of 480

met de auto. Er klinken ook geluidssignalen
als de resterende afstand 75, 50 en 25 mijl
bedraagt. Het controlelampje AdBlue® laag
brandt permanent tot er AdBlue®-vloeistof is
bijgevuld.
Motor kan niet meer worden gestart Vul
AdBlue® bij — Dit bericht verschijnt wan-
neer het rijbereik van de AdBlue®-vloeistof
lager is dan 1 mijl, er moet AdBlue®-vloeistof
worden bijgevuld of de motor kan niet meer
worden gestart. Het bericht wordt weergege-
ven in het DID tijdens het starten en gaat
vergezeld van één enkel geluidssignaal. Het
controlelampje AdBlue® laag brandt perma-
nent tot er een hoeveelheid AdBlue®-
vloeistof is bijgevuld van ten minste 8 liter (2
gallon.AdBlue® Waarschuwingsberichten
voor storingen — indien aanwezigEr zijn verschillende berichten die worden weer-
gegeven als het voertuig detecteert dat het
AdBlue®-systeem gevuld is met een andere
vloeistof dan AdBlue®, storingen van compo-
nenten heeft waargenomen of manipulatie van
het systeem heeft gedetecteerd. Wanneer het AdBlue®-systeem onderhoud ver-
eist, worden de volgende waarschuwingen
weergegeven:
Service AdBlue® System See Dealer (On-
derhoud AdBlue®-systeem Raadpleeg
dealer) - Dit bericht wordt weergegeven
wanneer de storing voor het eerst wordt
gedetecteerd en telkens wanneer de auto
wordt gestart. Het bericht gaat vergezeld van
één enkel geluidssignaal en het storings-
lampje gaat branden. Wij adviseren u naar
uw dichtstbijzijnde erkende dealer te gaan en
uw auto direct te laten controleren. Als dit niet
wordt gecorrigeerd binnen 50 mijl, gaat het
voertuig naar de volgende waarschuwings-
fase en verschijnt het bericht "“Engine Will
not restart in XXXmi Service AdBlue® See
dealer” (Motor kan niet meer gestart worden
na xxx mijl Onderhoud AdBlue® Raadpleeg
dealer).
Incorrect AdBlue® Detected See Dealer
(Verkeerde AdBlue® gedetecteerd Raad-
pleeg dealer) - Dit bericht verschijnt als het
AdBlue®-systeem heeft gedetecteerd dat er
verkeerde vloeistof in het AdBlue®- reservoir
is gedaan. Het bericht gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal. Wij adviseren u
naar uw dichtstbijzijnde erkende dealer te
gaan en uw auto direct te laten controleren.
Als dit niet wordt gecorrigeerd binnen 50 mijl,
gaat het voertuig naar de volgende waar-
schuwingsfase en verschijnt het bericht
"“En-
gine Will not restart in XXXmi Service Ad-
Blue® See dealer” (Motor kan niet meer
gestart worden na xxx mijl Onderhoud Ad-
Blue® Raadpleeg dealer).
Engine Will Not Restart in XXX mi Service
AdBlue® See Dealer (Motor kan niet meer
worden gestart na XXX mijl Onderhoud
AdBlue® Raadpleeg dealer) - Dit bericht
wordt voor het eerst weergegeven als de
gedetecteerde storing niet na 50 mijl is ge-
controleerd. Het wordt ook weergegeven bij
150 mijl, 125 mijl en 100 mijl. Onderhoud van
het systeem is noodzakelijk binnen de weer-
gegeven kilometerstand. Het bericht wordt
weergegeven in het DID tijdens het starten
met de bijgewerkte kilometerstand en gaat
vergezeld van één enkel geluidssignaal.
Vanaf 100 mijl wordt het resterende bereik
permanent weergegeven tijdens het rijden
met de auto. Er klinken ook geluidssignalen
192
Page 197 of 480

als de resterende afstand 75, 50 en 25 mijl
bedraagt. Wij adviseren u naar uw dichtstbij-
zijnde erkende dealer te gaan en uw auto
direct te laten controleren.
Engine Will Not Restart Service AdBlue®
See Dealer (Motor kan niet meer worden
gestart Onderhoud AdBlue® Raadpleeg
dealer) -
Dit bericht verschijnt wanneer een
gedetecteerde storing in het AdBlue®-systeem
niet binnen de toegestane periode wordt ge-
controleerd. De motor kan niet meer worden
gestart tenzij u uw voertuig bij uw erkende
dealer laat controleren. Dit bericht wordt weer-
gegeven bij minder dan 1 mijl voordat de motor
niet meer kan worden gestart en telkens wan-
neer de auto wordt gestart. Dit bericht wordt
permanent weergegeven. Het bericht gaat ver-
gezeld van één enkel geluidssignaal. Het sto-
ringslampje blijft permanent branden. Wij ra-
den u ten zeerste aan naar uw dichtstbijzijnde
erkende dealer te gaan als dit bericht verschijnt
terwijl de motor draait.
Engine Will Not Restart Service AdBlue®
See Dealer (Motor kan niet meer worden
gestart Onderhoud AdBlue® Raadpleeg
dealer) - Dit bericht verschijnt wanneer de
gedetecteerde storing niet wordt gecontro-
leerd nadat het bericht Engine Will Not Res-
tart Service AdBlue® See Dealer (Motor kan
niet meer worden gestart Onderhoud Ad-
Blue® Raadpleeg dealer) is weergegeven bij
de volgende start. De motor kan niet meer
worden gestart tenzij u uw voertuig bij uw
erkende dealer laat controleren. Het bericht
gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal.
Het storingslampje blijft permanent branden.
Als het bericht wordt weergegeven en u kunt
de motor niet starten, adviseren wij u uw
voertuig onmiddellijk naar uw dichtstbijzijnde
erkende dealer te laten slepen.
OPMERKING:
Het kan tot vijf seconden duren voordat
de meter de werkelijke stand aangeeft
nadat u het AdBlue®-reservoir met vier
liter of meer dieseluitlaatvloeistof heeft
bijgevuld. Als u een storing met betrek-
king tot het AdBlue®-systeem heeft, kan het zijn dat de meter de werkelijke stand
niet bijwerkt. Bezoek uw erkende dealer
voor service.
De AdBlue®-meter wordt ook niet onmid-
dellijk na het vullen bijgewerkt als de
temperatuur van de AdBlue®-vloeistof la-
ger is dan 12 °F (-11 °C). Het verwarmings-
element van de AdBlue®-lijn zal de
AdBlue®-vloeistof pas na een bepaalde
bedrijfsperiode verwarmen en de stand
op de meter bijwerken. Onder zeer koude
omstandigheden is het mogelijk dat de
meter het nieuwe vloeistofniveau pas na
meerdere ritten aangeeft.
DieselindicatorenIn dit gedeelte worden instelbare oranje indica-
toren getoond. Voorbeelden van deze indicato-
ren zijn:
Controlelampje water in brandstof
Het controlelampje Water in brand-
stof gaat branden om aan te geven
dat er water is gedetecteerd in de
brandstoffilters. Als dit lampje blijft
branden, mag u de auto NIET star-
193
Page 198 of 480

ten voordat u het water uit de brandstoffilters
hebt afgetapt om schade aan de motor te
voorkomen. Raadpleeg de paragraaf
"Onderhoudsprocedures/brandstoffilter/filter
waterafscheider aftappen"in het hoofdstuk"On-
derhoud van uw auto" voor meer informatie.
Wachten met starten
Het controlelampje "Wachten met star-
ten" gaat gedurende ongeveer twee
seconden branden als de contactscha-
kelaar in de stand RUN wordt gezet. Het kan
langer blijven branden zijn bij koudere bedrijfs-
omstandigheden. De auto zal niet starten totdat
het lampje uit gaat. Raadpleeg de paragraaf
"Startprocedures" in het hoofdstuk"Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
OPMERKING:
Het controlelampje Wachten met starten
brandt mogelijk niet als de temperatuur in
het inlaatspruitstuk hoog genoeg is. AdBlue®-lampje
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat het peil van de AdBlue®
laag is.
AUDIOSYSTEMENRaadpleeg de handleiding van uw audiosys-
teem.Uconnect® INSTELLINGENHet Uconnect® systeem maakt gebruik van een
combinatie van schermtoetsen en toetsen in het
midden van het instrumentenpaneel waarmee u
door de klant te programmeren functies kunt
wijzigen.
Uconnect® 5.0 schermtoetsen en toetsen op het front1 - Uconnect® schermtoetsen
2 - Uconnect® toetsen op het front
194
Page 199 of 480

Toetsen op het frontDe toetsen op het front bevinden zich in het
midden van instrumentenpaneel onder het
Uconnect® systeem. Bovendien bevindt zich in
het midden van het instrumentenpaneel, rechts
van de toetsen van de klimaatregeling, een
Scroll/Enter-draaiknop. Draai aan de knop om
door de menu’s te bladeren of instellingen te
selecteren (bijv. 30, 60, 90). Druk een of meer-dere keren op het midden van de draaiknop om
een instelling te wijzigen (bijv. ON/OFF (aan/
uit)).
Uw Uconnect® systeem is mogelijk ook uitge-
rust met de toetsen Screen Off en Back op het
front onder het systeem.
Druk op de toets Screen Off op het front om het
Uconnect® scherm uit te schakelen. Druk nog-
maals op de toets Screen Off op het front om
het scherm in te schakelen.
Druk op de toets Back op het front om een
menu of een bepaalde optie op het Uconnect®
systeem te sluiten.
SchermtoetsenSchermtoetsen kunnen in het scherm van
Uconnect® worden bediend.Door de klant te programmeren
functies — Persoonlijke instellingen
Uconnect® 5.0Druk op de knop SETTINGS op het front om het
scherm menu-instelling weer te geven. In deze
modus geeft het Uconnect® systeem u toegang
tot programmeerbare functies waarmee de autokan zijn uitgerust, zoals Display (Scherm), Units
(Eenheden), Voice (Spraak), Clock (Klok),
Safety/Assistance (Veiligheid/hulp), Lights (Ver-
lichting), Doors & Locks (Portieren en sloten),
Auto-On Comfort (Comfort automatisch aan),
Engine Off Operation (Stroom bij uitgescha-
kelde motor), Compass Settings (Kompasin-
stellingen), Audio and Phone/Bluetooth®
(Audio- en telefoon/Bluetooth®).
OPMERKING:
Er kan telkens slechts één onderdeel van
het aanraakscherm tegelijk worden weerge-
geven.
Kies de schermtoets om de gewenste modus te
activeren . Zodra de gewenste modus actief is,
druk kort op de gewenste instelling om uw
keuze te maken. Nadat de instelling is voltooid,
kiest u de schermtoets met de pijl naar links of
de toets BACK (terug) om naar het vorige menu
terug te keren, of de schermtoets X om het
instellingenscherm te sluiten. Met behulp van
de schermtoetsen met de pijl Omhoog of Om-
laag aan de rechterkant van het scherm kunt u
omhoog en omlaag schakelen door de beschik-
bare instellingen.
Uconnect® 8.4 schermtoetsen en toetsen op
het front1 - Uconnect® schermtoetsen
2 - Uconnect® toetsen op het front
195
Page 200 of 480

OPMERKING:
Alle instellingen moeten worden gewijzigd
met het contact in de stand RUN.
Weergave scherm
Nadat u de schermtoets"Display"(weergave
scherm) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Display Mode (schermmodus)
Wanneer u in dit scherm bent, kunt u de
scherminstellingen "Auto"(automatisch) of "
Ma-
nual" (handmatig) kiezen. Voor het wijzigen van
de modusstatus druk kort op de schermtoets
"Auto" (automatisch) of "Manual"(handmatig).
Kies vervolgens de schermtoets met de pijl naar
links.
OPMERKING:
Wanneer Day (dag) of Night (nacht) voor de
display-modus wordt geselecteerd, zal bij
gebruik van de Parade-modus de radio de
regeling voor de helderheid van het scherm
bij daglicht activeren, zelfs als de koplam-
pen zijn ingeschakeld.
Display Brightness With Headlights ON
(Helderheid van
het scherm bij ingescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de algemene helderheid
van het
scherm bij ingeschakelde koplampen
instellen. Pas de helderheid aan met de
schermtoetsen "+"en"-"of door een punt te
kiezen op de schaal tussen de schermtoetsen
"+" en"-". Kies vervolgens de schermtoets met
de pijl naar links.
OPMERKING:
Om de instelling van het Display Brightness
with Headlights ON (Helderheid van de
weergave bij ingeschakelde koplampen) te
wijzigen, moeten de koplampen aan staan
en mag de dimschakelaar niet in de standen
party of parade staan.
Display Brightness With Headlights OFF
(Helderheid van het scherm bij uitgescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de algemene helderheid
van het
scherm bij uitgeschakelde koplampen
instellen. Pas de helderheid aan met de schermtoetsen
"+"en"-"of door een punt te
kiezen op de schaal tussen de schermtoetsen
"+" en"-". Kies vervolgens de schermtoets met
de pijl naar links.
OPMERKING:
Om de instelling van het Display Brightness
with Headlights OFF (Helderheid van de
weergave bij uitgeschakelde koplampen) te wijzigen, moeten de koplampen uit staan en
mag de dimschakelaar niet in de standen
party of parade staan.
Set Language (taal instellen)
In dit scherm kunt u een van de meerdere talen
(Deutsch/Enlish/Español/Français/Italiano/
Nederlands/Polski/Português/Türkçe) voor
de
schermweergave kiezen, met inbegrip van de
ritfuncties en het navigatiesysteem (indien aan-
wezig). Kies de schermtoets "Set Language"
(taal instellen) en kies vervolgens met de toets
de gewenste taal op het aanraakscherm. Om
terug te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
196