Page 185 of 277

Praktische tips voor het
rijden
Achterklep sluiten WAARSCHUWING
Een geopende achterklep steekt boven
de auto uit en kan bij een ongeval, rem- of uit‐
wijkmanoeuvre inzittenden en andere ver‐
keersdeelnemers in gevaar brengen of de auto
beschadigen. Tevens kunnen uitlaatgassen in
het interieur binnendringen. Er bestaat kans op
letsel of schade. Niet met geopende achter‐
klep rijden.◀
Als u niettemin met geopende klep moet rij‐
den:▷Alle ruiten en het glazen dak sluiten.▷De aanjagercapaciteit sterk verhogen.▷Rustig rijden.
Heet uitlaatsysteem
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden kunnen hoge tempera‐
turen onder de carrosserie optreden, bijv. door
het uitlaatsysteem. Als brandbare materialen,
bijv. bladeren of gras, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontbranden. Er bestaat kans
op letsel of schade.
De aangebrachte hitteschilden niet verwijde‐
ren of van een anticorrosielaag voorzien. Erop
letten dat tijdens het rijden, bij stationair
draaien of bij het parkeren geen brandbare ma‐
terialen met hete onderdelen van de auto in
contact kunnen komen. Het uitlaatsysteem
niet aanraken.◀
Dieselroetfilter
In het dieselroetfilter worden roetdeeltjes op‐
gevangen en periodiek onder hoge temperatu‐
ren verbrand.
Tijdens de reinigingsduur van enkele minuten
kan het volgende optreden:
▷Motor draait tijdelijk wat onregelmatiger.▷Geluiden en lichte rookontwikkeling uit de
uitlaat tot kort na het afzetten van de mo‐
tor.▷Normale vermogensontwikkeling vereist
een iets hoger toerental.
Mobiele communicatieapparatuur in
de auto
WAARSCHUWING
Voertuigelektronica en draadloze appara‐
tuur kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden.
Door de zendfunctie van draadloze apparatuur
ontstaat straling. Er bestaat kans op letsel of
schade. Indien mogelijk in het interieur de
draadloze apparatuur, zoals mobiele telefoons,
alleen gebruiken met een directe aansluiting
op de buitenantenne om wederzijdse storing te
voorkomen en de straling buiten het interieur
te houden.◀
Aquaplaning
Op natte of modderige wegen kan zich tussen
banden en weg een laagje water vormen.
Dit staat bekend als aquaplaning en kan het
gedeeltelijke of totale verlies van het wegcon‐
tact tot gevolg hebben, waardoor de auto niet
meer bestuurbaar is en niet kan worden afge‐
remd.
Door water rijden ATTENTIE
Als te snel door hoog water wordt gere‐
den kan het water in de motorruimte, de elek‐
trische installatie of in de transmissie binnen‐
dringen. Er bestaat gevaar voor schade. Bij het
rijden door water de maximaal aangegeven wa‐
terhoogte en de maximumsnelheid voor het rij‐
den door water niet overschrijden.◀
Bij het rijden door water het volgende in acht
nemen:
▷Alleen door rustig water rijden.Seite 185Bij het rijden in acht nemenRijtips185
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 186 of 277

▷Slechts door water met een hoogte van
max. 25 cm rijden.▷Max. stapvoets tot 5 km/h door water rij‐
den.
Veilig remmen
Uw auto is standaard met ABS uitgerust.
In situaties waarin dit nodig is een noodstop
uitvoeren.
De auto blijft bestuurbaar. Eventuele obstakels
met zo rustig mogelijke stuurbewegingen ont‐
wijken.
Het pulseren van het rempedaal en hydraulisch
regelgeluid wijzen erop dat het ABS in werking
is.
In bepaalde remsituaties kunnen de geperfo‐
reerde remschijven functiegeluiden veroorza‐
ken. Dit heeft echter geen invloed op het pres‐
tatieniveau en de bedrijfsveiligheid van de rem.
Voorwerpen in het bewegingsbereik
van de pedalen en in de beenruimte
WAARSCHUWING
Voorwerpen in de beenruimte aan be‐
stuurderszijde kunnen de gaspedaalslag be‐
perken of een ingedrukt pedaal blokkeren. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Voorwerpen in
de auto zo opbergen dat deze beveiligd zijn en
niet in de beenruimte aan bestuurderszijde
kunnen komen. Vloermatten gebruiken die
voor de auto goedgekeurd zijn en adequaat
aan de vloer bevestigd kunnen worden. Geen
losse vloermatten gebruiken en niet meerdere
vloermatten over elkaar leggen. Erop letten dat
voldoende ruimte voor de pedalen aanwezig is.
Erop letten dat de vloermatten weer veilig wor‐
den bevestigd nadat deze werden verwijderd,
bijv. voor reiniging.◀
Nat weer Bij nat weer, strooizout of sterke regen over
een afstand van enkele kilometers licht rem‐
men.
Andere verkeersdeelnemers daarbij niet hinde‐
ren.
Door de warmte die ontstaat drogen de rem‐
schijven en remvoeringen.
De remkracht staat indien nodig onmiddellijk
ter beschikking.
Afdalingen WAARSCHUWING
Lichte maar permanente druk op het
rempedaal kan hoge temperaturen, remblok‐
slijtage en mogelijk het uitvallen van het rem‐
systeem tot gevolg hebben. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Overmatige belasting van de
rem vermijden.◀
WAARSCHUWING
Bij stationair draaiende of afgezette mo‐
tor zijn veiligheidsrelevante functies beperkt of
niet meer beschikbaar, bijv. de remwerking van
de motor of de ondersteuning van remkracht
en besturing. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. Niet met stationair draaiende of afgezette
motor rijden.◀
Op lange of steile afdalingen in de versnelling
rijden waarin het minst moet worden geremd.
Anders kan het remsysteem oververhit gera‐
ken en wordt de remwerking gereduceerd.
De remwerking van de motor kan door hand‐
matig terugschakelen, eventueel tot in de eer‐
ste versnelling, verder worden versterkt.
Corrosie van de remschijven
Corrosie van de remschijven en verontreini‐
ging van de remvoeringen worden bevorderd
door de volgende omstandigheden:▷Weinig gebruik van de auto.▷Lange standtijden.▷Geringe belasting.
De vereiste minimumbelasting voor de zelfrei‐
nigende werking van de schijfremmen wordt
daardoor niet bereikt.
Seite 186RijtipsBij het rijden in acht nemen186
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 187 of 277
Gecorrodeerde remschijven krijgen bij het
remmen groeven die meestal niet meer kun‐
nen worden verwijderd.
Condenswater bij geparkeerde auto
In de airconditioning ontstaat condenswater,
dat onder de auto wegloopt.Seite 187Bij het rijden in acht nemenRijtips187
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 188 of 277

BeladingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Door een hoog totaalgewicht kan de
band oververhit raken, inwendig beschadigd
raken en plotseling spanningsverlies veroorza‐
ken. Er bestaat gevaar voor ongevallen. De
toegestane belastbaarheid van de band in acht
nemen en het toegestane totaalgewicht niet
overschrijden.◀
WAARSCHUWING
Bij overschrijding van het toegestane to‐
taalgewicht en de toegestane asbelastingen is
de bedrijfsveiligheid van de auto niet meer ge‐
waarborgd. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Het toegestane totaalgewicht en de toege‐
stane asbelastingen niet overschrijden.◀
WAARSCHUWING
Losse voorwerpen of apparaten met een
stekkerverbinding naar de auto, bijv. mobiele
telefoons, kunnen tijdens het rijden door het
interieur worden geslingerd bij bijv. een onge‐
val of bij rem- en uitwijkmanoeuvres. Er be‐
staat kans op letsel. Losse voorwerpen of ap‐
paraten met een stekkerverbinding naar de
auto in het interieur vastzetten.◀ATTENTIE
Vloeistoffen in de bagageruimte kunnen
schade veroorzaken. Er bestaat gevaar voor
schade. Erop letten dat geen vloeistoffen in de
bagageruimte lekken.◀
Bagage opbergen▷Scherpe randen en hoeken aan de bagage
afdekken.▷Zware bagage: zo veel mogelijk naar voren
opbergen, direct achter de rugleuningen
en op de vloer.▷Heel zware bagage: bij onbezette achter‐
bank de buitenste veiligheidsgordels in de
bijbehorende sluitingen steken.▷Rugleuningen helemaal inklappen als dat
voor het plaatsen van de bagage nodig is.▷Bagage niet hoger dan de bovenkant van
de rugleuningen opstapelen.
Bagage vastzetten
Bevestigingsogen in de bagageruimte
Voor het vastzetten van de bagage zijn vier be‐
vestigingsogen aangebracht in de bagage‐
ruimte.
Seite 188RijtipsBelading188
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 189 of 277

VloernetVoor het vastzetten van de bagage en voor het
opbergen van kleine voorwerpen kan ook het
vloernet worden gebruikt.
Het vloernet in de ogen in de bodem bagage‐
ruimte haken.
Bagage vastzetten WAARSCHUWING
Verkeerd opgeborgen voorwerpen kun‐
nen verschuiven of door het interieur worden
geslingerd, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Inzittenden kunnen daar‐
door worden geraakt en letsel oplopen. Er be‐
staat kans op letsel. Voorwerpen en bagage
correct opbergen en vastzetten.◀
▷Kleinere en lichtere bagagestukken: met
spanbanden, het vloernet of met bevesti‐
gingsbanden vastzetten.▷Grotere en zware bagagestukken: met ba‐
gagespanriemen vastzetten.
Bevestigingsmateriaal, spanbanden of bevesti‐
gingsbanden vastmaken in de bagageruimte.
Dakdrager
Opmerking Dakdragers zijn beschikbaar als speciale ac‐
cessoires.
Bevestiging
De montagehandleiding van de dakdrager in
acht nemen.
Daklijst met kleppen
De bevestigingspunten bevinden zich in de
daklijst boven de portieren.
Afdekking naar buiten openklappen.
Belading
Beladen dakdragers veranderen het rij- en
stuurgedrag van de auto omdat het zwaarte‐
punt wordt verplaatst.
Daarom bij het beladen en rijden het volgende
in acht nemen:
▷Toegestane dak-/aslast en toegestane to‐
taalgewicht niet overschrijden.▷Erop letten dat voldoende vrije ruimte
overblijft voor het kantelen en openen van
het glazen dak.▷Dakbelading gelijkmatig verdelen.▷Dakbelading mag geen groot vlak beslaan.▷De zwaarste bagagestukken onderop leg‐
gen.▷Dakbagage veilig bevestigen, bijv. met
spanbanden vastsjorren.▷Geen voorwerpen in het zwenkbereik van
de achterklep laten uitsteken.▷Defensief rijden en fel accelereren en rem‐
men of snel rijden in de bochten vermijden.Seite 189BeladingRijtips189
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 190 of 277

Rijden met een aanhangwagenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Het toegestane aanhangergewicht, de asbe‐
lastingen, kogeldruk en het toegestane totaal‐
gewicht zijn aangegeven in de technische ge‐
gevens.
Voor mogelijkheden voor het verhogen hiervan
contact opnemen met de Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist.
De auto is uitgerust met een versterkte vering
aan de achteras en afhankelijk van het type
met een koelsysteem met verhoogde capaci‐
teit.
Voor het rijden Kogeldruk
De minimale kogeldruk van 25 kg indien moge‐
lijk niet onderschrijden en de maximale kogeld‐
ruk zo veel mogelijk benutten.
De maximale belading van de trekkende auto
wordt door het gewicht van de trekhaak en de
kogeldruk verminderd. De kogeldruk verhoogt
het gewicht van de auto. Het maximaal toelaat‐baar totaalgewicht van de trekkende auto mag
daardoor niet worden overschreden.
Belading
De bagage zo gelijkmatig mogelijk over het
laadvlak verdelen.
De belading zo laag mogelijk en in de nabijheid
van de aanhangerassen opbergen. Een lager
aanhangerzwaartepunt verhoogt de veiligheid
van de totale combinatie.
Het toegestane totaalgewicht van de aanhan‐
ger en de toegestane aanhangerlast van de
auto mogen niet overschreden worden. De
laagste waarde is altijd beslissend.
Bandenspanning Let op de bandenspanning van de auto en de
aanhanger.
Voor de auto geldt de bandenspanning, zie pa‐
gina 208, voor hogere belading.
Bij de aanhanger zijn de voorschriften van de
fabrikant maatgevend.
Bandenpechwaarschuwing
Na correctie van de bandenspanning en aan-
of afkoppelen van een aanhanger de banden‐
pechwaarschuwing opnieuw initialiseren.
Bandenspanningscontrole Na correctie van de bandenspanning en aan-
of afkoppelen van een aanhanger de banden‐
spanningscontrole opnieuw initialiseren.
Buitenspiegels
De wetgever schrijft twee buitenspiegels voor
die de beide achterkanten van de aanhanger
laten zien. Dergelijke spiegels zijn als acces‐
soires bij een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist verkrijgbaar.Seite 190RijtipsRijden met een aanhangwagen190
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 191 of 277

StroomverbruikVoor het begin van de rit de werking van de
achterlichten van de aanhangwagen controle‐
ren.
Het vermogen van de aanhangerachterlichten
mag de volgende waarden niet overschrijden:▷Richtingaanwijzers: per zijde 42 watt.▷Achterlichtlampen: per zijde 50 watt.▷Remlichten: samen 84 watt.▷Mistachterlichten: samen 42 watt.▷Achteruitrijlamp: samen 42 watt.
Inschakeltijden van de stroomverbruikers bij
het rijden met een caravan kort houden om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Rijden met een aanhanger
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Vanaf ca. 80 km/h kan de aanhangwagen,
afhankelijk van de constructie en voertuigbela‐
ding, in slingerbewegingen raken. Er bestaat
kans op een ongeval of schade.
Bij het rijden met een aanhanger snelheid aan‐
passen. Bij slingerbewegingen direct remmen
en de nodige stuurcorrecties zo voorzichtig
mogelijk uitvoeren.◀
WAARSCHUWING
Door de grotere asbelasting bij het rijden
met een aanhangwagen moet de bandenspan‐
ning worden aangepast. Bij het rijden met een
te lage bandenspanning kunnen de banden
beschadigd raken. Er bestaat kans op een on‐
geval of schade. Snelheid van 100 km/h niet
overschrijden. De bandenspanning van het
trekkende voertuig met 0,2 bar verhogen.
Daarbij de maximum bandenspanning die op
de banden worden aangegeven in acht ne‐
men.◀
Klimvermogen
In verband met de veiligheid en de verkeers‐
doorstroming is trekken van een aanhanger
toegestaan tot hellingen van 12 %.
Als hogere aanhangergewichten zijn toege‐
staan, geldt een grens van 8 %.
Hellingopwaarts wegrijden
Om terugrollen bij wegrijden te voorkomen,
parkeerrem gebruiken.
AfdalingenOp afdalingen vertoont een combinatie eerder
de neiging te gaan slingeren.
Voor de helling handmatig terugschakelen in
de volgende lagere versnelling en langzaam
naar beneden rijden.
Grote belastingen en hoge
buitentemperatuur
ATTENTIE
Bij lange ritten met een hoog aanhang‐
wagengewicht, een hoge buitentemperatuur
en geringe tankinhoud kan het brandstofsys‐
teem oververhit raken en het motorvermogen
afnemen. Er bestaat gevaar voor schade. Op
tijd tanken. Bij lange ritten met een hoog aan‐
hangwagengewicht en een hoge buitentempe‐
ratuur moet de brandstoftank voor meer dan
1/4 gevuld zijn.◀
Aanhangerstabilisatieregelin
g
Principe Dit systeem helpt bij het opvangen van de slin‐
gerbeweging van de aanhanger.
Het herkent de slingerbewegingen en remt de
auto automatisch snel af, teneinde het kritieke
snelheidsbereik te verlaten en de combinatie
te stabiliseren.Seite 191Rijden met een aanhangwagenRijtips191
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 192 of 277

Als de aanhangercontactdoos in gebruik is
zonder dat er een aanhanger is aangekoppeld,
kan het systeem in extreme verkeerssituaties
eveneens in werking treden bijv. bij gebruik
van een fietsendrager met verlichting.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Het systeem werkt bij het trekken van een aan‐
hanger en gebruikte aanhangercontactdoos
vanaf ca. 65 km/h.
Grenzen van het systeem▷Het systeem kan niet ingrijpen als de aan‐
hanger meteen schaart, bijv. op bij glad‐
heid of op wegen met een losse onder‐
grond.▷Aanhangers met een hoog zwaartepunt
kunnen kantelen voordat een slingerbewe‐
ging wordt herkend.▷Het systeem is buiten bedrijf, wanneer de
dynamische stabiliteitscontrole DSC ge‐
deactiveerd of uitgevallen is.
trekhaak met elektrisch
draaibare kogelkop
Algemeen
De wegdraaibare kogelkop bevindt zich aan de
onderzijde van de auto.
LED brandt groen als het systeem bedrijfsklaar
is.
De toets voor het uit- en inzwenken van de ko‐
gelkop bevindt zich achter de linkerzijbekle‐
ding in de bagageruimte.
Kogelkop naar buiten draaien
1.Bagageruimte openen.2.Niet in het zwenkbereik van de kogelkop
achter de auto gaan staan.3. Toets in de bagageruimte indrukken.
Kogelkop draait naar buiten. LED in de
toets knippert groen.4.Wachten tot de kogelkop de eindpositie
bereikt heeft.
WAARSCHUWING
Bij een niet vergrendelde kogelkop kun‐
nen instabiele rijtoestanden of ongevallen op‐
treden. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Voordat met een aanhangwagen of
bagagedrager wordt gereden, controleren of
de kogelkop correct vergrendeld is.
LED in de toets brandt rood als de kogelkop
niet correct vergrendeld is.◀
Kogelkop naar binnen draaien
1.Aanhangwagen of bagagedrager afkoppe‐
len, eventuele componenten koersstabili‐
seringssysteem verwijderen en de stekker
voor de stroomvoorziening van de aan‐
hangwagen alsook evt. adapter uit de con‐
tactdoos verwijderen.2. Toets in de bagageruimte indrukken.
Seite 192RijtipsRijden met een aanhangwagen192
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15