Page 209 of 259

Verzorging van de auto20714.Breng alle vier banden op de aan‐
bevolen bandenspanning zoals
aangegeven op het etiket ban‐
denspanningsinformatie.
15. Controleer of de beladingsstatus voor de banden is ingesteld vol‐
gens de geselecteerde druk‐
waarde 3 102.
Profieldiepte Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐ den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen mag het ver‐
schil in profieldiepte van banden op
één as niet meer dan 2 mm zijn.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan een van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De positie van de
slijtage-indicatoren wordt aangeduid
door merktekens op de zijwand van
de band.
Is de slijtage voor groter dan achter,
dan de voorbanden regelmatig om‐
wisselen met de achterbanden. De
draairichting van de wielen moet de‐
zelfde blijven.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te ver‐
vangen.
Van banden- en velgmaat
veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moeten mogelijk de
snelheidsmeter en de voorgeschre‐
ven bandenspanning geherprogram‐
meerd worden en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Na montage van banden met een an‐ dere bandenmaat de sticker met de
bandenspanning laten vervangen.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of velgen kan tot ongelukken
leiden en maakt de typegoedkeu‐
ring van het voertuig ongeldig.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Page 210 of 259

208Verzorging van de autoIndien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of wieldoppen kan tot plotse‐
ling drukverlies leiden met onge‐
lukken als mogelijk gevolg.
Stalen velgen: Bij gebruik van wiel‐
borgbouten mogen de wieldoppen
niet worden bevestigd.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die (inclusief kettingslot) maximaal
10 mm buiten het loopvlak en de bin‐
nenkant van de band uit steken.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de bandenmaten
195/65 R15, 205/55 R16 en
225/45 R17.
Op banden met de maat 225/40 R18
zijn sneeuwkettingen niet toege‐
staan.
Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet toe‐
gestaan.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden ver‐
holpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang dichtbij
de velg zitten, kunnen niet met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.
Page 211 of 259
Verzorging van de auto2099Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Stuur- en rijgedrag worden moge‐ lijk beïnvloed.
Bij bandenpech:
Handrem aantrekken, eerste versnel‐ ling, achteruitversnelling of P inscha‐
kelen.
De bandenreparatieset is opgeslagen
in de bagageruimte.
Afhankelijk van de uitrusting bevindt
de bandenreparatieset zich in een
vak in de zijwand rechts of in een vak onder de vloerafdekking.
Auto's met bandenreparatieset in
de zijwand
Om het vak te openen, de afdekking
losmaken en openen.
1. Fles met afdichtmiddel en houder met luchtslang uit bakje nemen.
2.Luchtslang van houder afwikkelen
en op aansluiting van fles met af‐
dichtmiddel schroeven.
Page 212 of 259

210Verzorging van de auto3. Fles met afdichtmiddel op houdersteken. Ervoor zorgen dat de fles
niet omvalt.
4. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.
5. Bandenvulslang op bandventiel schroeven.
6. Luchtslang op aansluiting van compressor vastschroeven.
7. Ontsteking inschakelen. Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de mo‐
tor te laten draaien.
8. Aan-/uitschakelaar op de com‐ pressor indrukken. De band wordtmet afdichtmiddel gevuld.
9. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna begint de druk te dalen.
10. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
11. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten wor‐
den bereikt. Bandenspanning
3 241. Compressor bij het berei‐
ken van de juiste spanning uit‐
schakelen door nogmaals op de
aan-/uitschakelaar te drukken.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de ban‐
denreparatieset verwijderen. De
auto één wielomwenteling ver‐
plaatsen. De bandenreparatieset
weer aansluiten en het vulproces
10 minuten lang voortzetten.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning dan nog niet bereikt,
dan is de band te ernstig bescha‐ digd. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Ontlast overtollige bandenspan‐
ning door op ] te drukken.
De compressor niet langer dan
10 minuten laten werken.
12. Borglipje op houder indrukken om
fles met afdichtmiddel uit houder
te verwijderen. De bandenvul‐
slang op de vrije aansluiting van
de fles met afdichtmiddel schroe‐
ven. Hierdoor wordt voorkomen
dat er afdichtmiddel uit de fles
stroomt. Bandenreparatieset in de
bagageruimte opbergen.
Page 213 of 259

Verzorging van de auto21113. Eventueel vrijgekomen afdicht‐middel met een doek verwijderen.
14. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
15. De rit onmiddellijk voortzetten, zo‐
dat het afdichtmiddel zich gelijk‐
matig in de band kan verspreiden. Na ca. 10 km rijden (uiterlijk na
10 minuten) stoppen en de ban‐
denspanning controleren. Hier‐
voor de luchtslang van de com‐
pressor rechtstreeks op bandven‐
tiel en compressor schroeven.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen tot‐ dat de bandenspanning niet meer
afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer ge‐ bruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
16. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.Auto's met bandenreparatieset
onder de vloerafdekking
1. Haal de bandenreparatieset uit het opbergvak.
2. Verwijder de compressor.
3. Verwijder de aansluitkabel en de luchtslang uit de opbergvakkenaan de onderkant van de com‐
pressor.
Page 214 of 259

212Verzorging van de auto4.Schroef de compressorluchtslang
op de koppeling van de fles af‐
dichtmiddel.
5. Zet de fles afdichtmiddel in de houder op de compressor.
Plaats de compressor dicht bij de
band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.
6. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.
7. Schroef de vulslang op het ven‐ tiel.
8. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
9. Steek de compressorstekker in de
12V-aansluiting of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de mo‐
tor te laten draaien.
10. Zet de wipschakelaar van de com‐
pressor op I. De band wordt nu
met afdichtmiddel gevuld.
11. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna begint de druk te dalen.
12. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
13. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten wor‐
den bereikt. Bandenspanning
3 241 . Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de ban‐
denreparatieset verwijderen. De
auto één wielomwenteling ver‐
plaatsen. De bandenreparatieset
weer aansluiten en het vulproces
10 minuten lang voortzetten.
Page 215 of 259

Verzorging van de auto213Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning dan nog niet bereikt, dan is de band te ernstig bescha‐
digd. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Laat eventueel de te hoge ban‐
denspanning af via de knop boven
op de manometer.
De compressor niet langer dan
10 minuten laten werken.
14. Maak de bandenreparatieset los. Borglipje op houder indrukken om
fles met afdichtmiddel uit houder
te verwijderen. De bandenvul‐
slang op de vrije aansluiting van
de fles met afdichtmiddel schroe‐
ven. Hierdoor wordt voorkomen
dat er afdichtmiddel uit de fles
stroomt. Bandenreparatieset in de bagageruimte opbergen.
15. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
16. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.17. De rit onmiddellijk voortzetten, zo‐
dat het afdichtmiddel zich gelijk‐
matig in de band kan verspreiden. Na ca. 10 km rijden (uiterlijk na
10 minuten) stoppen en de ban‐
denspanning controleren. Hier‐
voor de luchtslang van de com‐
pressor rechtstreeks op bandven‐
tiel en compressor schroeven.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen tot‐ dat de bandenspanning niet meer
afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer ge‐
bruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
18. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Algemene informatie Let op
De rijeigenschappen van de her‐
stelde band zijn veel minder goed,
daarom deze band laten vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐
hitting van de compressor, deze mi‐
nimaal 30 minuten lang uitschake‐ len.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Controleer de houdbaarheidsdatum van de set. Na deze datum zijn de
afdichtende eiegenschappen niet
meer gegarandeerd. Let op de infor‐
matie m.b.t. opslag op de fles af‐
dichtmiddel.
Vervang de gebruikte fles afdicht‐
middel. Voer de fles conform de gel‐ dende wetgeving af.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. –30 °C te gebruiken.
Page 216 of 259

214Verzorging van de autoDe meegeleverde adapters zijn ge‐
schikt voor het oppompen van an‐
dere zaken, o.a. voetballen, lucht‐
bedden, opblaasboten. Deze bevin‐
den zich aan de onderkant van de
compressor. Deze verwijderen door
compressor erop te schroeven en de adapter eraf te trekken.
Wiel verwisselen
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 208.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Handrem aantrekken, eerste ver‐
snelling, achteruitversnelling of
P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen 3 217.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.● Gebruik de krik alleen om een
wiel te wisselen in geval van ban‐
denpech en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik) on‐der de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware ob‐
jecten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren be‐vinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Voor het indraaien de wielbouten
schoonvegen en de buitenkant
van elke wielbout licht invetten
met in de handel verkrijgbaar
smeervet.9 Waarschuwing
Breng geen smeervet aan op de
schroefdraad van de wielbout.
1. Wieldop verwijderen.
Bij wieldoppen met zichtbare wiel‐
bouten: Wieldop kan op het wiel
blijven zitten. De borgringen op de
wielbouten niet verwijderen.
Lichtmetalen velgen: Wielbout‐
doppen met een schroeven‐
draaier losklikken en verwijderen.
Ter bescherming een zachte doek tussen de schroevendraaier en delichtmetalen velg aanbrengen.