Page 169 of 271

Rijden en bediening167
Algemene informatie
9Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt volle‐
dige verantwoordelijkheid voor het bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het rij‐
den altijd zijn of haar onverdeelde
aandacht aan het verkeer geven.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen.
Systeembeperkingen
Het systeem is ontworpen om alleen
bij voertuigen te waarschuwen, maar
het kan ook op andere objecten rea‐
geren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing wel‐
licht geen voorliggers of kunnen de
prestaties van de sensor beperkt zijn:
● Op bochtige wegen.
● Wanneer het zicht door weers‐ omstandigheden beperkt is,
zoals bijv. bij mist, regen of
sneeuw.
● Wanneer de sensor vervuild is door sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil of als de voorruit beschadigd is.
Indicatie afstand tot
voorligger
De indicatie afstand tot voorligger
toont de afstand tot een bewegende
voorligger. De frontcamera in de voor‐ ruit wordt gebruikt voor het detecte‐
ren van de afstand van een voertuig
dat direct voorop in de baan van de
auto rijdt. Hij is actief bij snelheden
boven 40 km/u.
Als er een voorligger wordt gedetec‐
teerd, wordt de afstand in seconden
weergegeven op een pagina in het
Driver Information Centre 3 98. Druk
op MENU op de richtingaanwijzer‐
hendel om Informatie- menu voertuig
X te selecteren en draai aan het
stelwiel om de volgende afstandsin‐
dicatiepagina te kiezen.
Page 170 of 271

168Rijden en bediening
De minimale aangegeven afstand is
0,5 seconde.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er twee streepjes getoond: -,- s.
Parkeerhulp
Parkeerhulp achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel ver‐
antwoordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden
en het gebruik van de parkeerhulp
achter de zone rondom de auto.
De parkeerhulp achter vereenvoudigt het inparkeren door de afstand tus‐
sen de auto en eventuele obstakels
achter te meten. Deze informeert en
waarschuwt de bestuurder met ge‐
luidssignalen.Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren in de achterbumper.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt, is het systeem automatisch
klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het sys‐
teem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto. De geluidssigna‐
len volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt.
Page 171 of 271

Rijden en bediening169Is de afstand kleiner dan ongeveer
30 cm, dan klinkt er een continu ge‐
luid.
Ook kan de afstand tot obstakels op
het Driver Information Center kunnen
worden weergegeven.
Uitschakelen
Het systeem schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Om het systeem weer in te schakelen schakelt u de achteruitversnelling in.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de par‐
keerhulptoets r.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, gaat de LED in de toets uit.
Bovendien verschijnt Parkeerhulp uit
op het Driver Information Center wan‐
neer het systeem handmatig wordt
gedeactiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐ digheden niet operationeel is, bijv.
door sneeuw op de sensoren, ver‐
schijnt er een melding op het Driver
Information Center.
Boordinformatie 3 104.
Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel ver‐
antwoordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto. Het
systeem geeft geluidssignalen en
toont berichten.
Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter, elk met een andere geluidsfrequentie.
Het signaal voor voorgelegen obsta‐
kels klinkt via de voorluidsprekers;
voor obstakels achter de auto klinkt
het via de achterluidsprekers.
Page 172 of 271

170Rijden en bedieningParkeerhulpknop en
bedieningslogica
De parkeerhulp voor is uitgevoerd
met r. Als de auto is uitgevoerd
met de geavanceerde parkeerhulp (zie de volgende afzonderlijke be‐schrijving), is het systeem uitgerust
met D. Beide systemen werken via
indrukken van D.
Kort indrukken van r of D deac‐
tiveert of activeert de parkeerhulp
voor.
Lang indrukken van D (ongeveer
één seconde ) activeert of deactiveert
de geavanceerde parkeerhulp.
De toetslogica voor het bedienen van
de systemen is als volgt:
● De parkeerhulp voor-achter is ac‐
tief: u deactiveert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken
van de toets.
● De parkeerhulp voor-achter is ac‐
tief; lang indrukken activeert ge‐avanceerde parkeerhulp als een
vooruitversnelling geactiveerd is.
● De geavanceerde parkeerhulp is actief: u activeert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken
van de toets.
● De geavanceerde parkeerhulp is actief: u deactiveert de geavan‐
ceerde parkeerhulp door lang in‐
drukken van de toets.
● De geavanceerde parkeerhulp en parkeerhulp voor-achter zijn
actief; kort indrukken deactiveert
beide systemen.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt, is de parkeerhulp voor en
achter klaar voor gebruik.De parkeerhulp voor wordt ook auto‐
matisch geactiveerd bij een snelheid
van maximaal 11 km/u.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r of D geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als de auto sneller rijdt dan 11 km/u,
wordt de parkeerhulp voor gedeacti‐
veerd. De parkeerhulp voor wordt al‐
tijd opnieuw geactiveerd wanneer de
snelheid van de auto onder 11 km/u
daalt.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter en vóór de auto. Afhanke‐
lijk van de kant waar de auto dichter
bij een obstakel is, hoort u aan de be‐ treffende zijde van de auto akoesti‐
sche waarschuwingssignalen. De ge‐ luidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel
afneemt. Is de afstand kleiner dan on‐
geveer 30 cm, dan klinkt er een con‐
tinu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels op het DIC 3 98 weergegeven.
Page 173 of 271

Rijden en bediening171
De afstand tot een obstakel voor en
achter wordt aangegeven door ver‐
anderende afstandslijnen rondom de
auto.
Obstakels achter de auto worden te‐
gelijkertijd akoestisch en visueel aan‐ geduid.
Obstakels voor de auto worden eerst
visueel aangeduid. Bij afstanden van
minder dan 80 cm gaat ook een
akoestisch signaal af.
De afstandsaanduiding op het Driver
Information Center kan worden be‐ lemmerd door boordinformatie met
een hogere prioriteit. Na het bevesti‐
gen van het bericht via SET/CLR op
de richtingaanwijzer verschijnt de af‐
standsaanduiding weer.
Uitschakelen
De parkeerhulp achter schakelt auto‐
matisch uit wanneer de achteruitver‐
snelling wordt uitgeschakeld.
De parkeerhulp voor wordt ook auto‐
matisch gedeactiveerd bij een snel‐ heid boven 11 km/u.
Handmatig deactiveren is mogelijk
door kort indrukken van de parkeer‐
hulptoets r of D .
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, gaat de LED in de toets uit.
Bovendien verschijnt Parkeerhulp uit
op het Driver Information Center wan‐ neer het systeem handmatig wordt
gedeactiveerd.
Na een handmatige deactivering
wordt de parkeerhulp voor weer ge‐
activeerd als de parkeerhulptoets
r of D wordt ingedrukt of als de
achteruitversnelling wordt ingescha‐ keld.
Storing
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, bijv.
door sneeuw op de sensoren, ver‐
schijnt er een melding op het DIC.
Boordinformatie 3 104.
Page 174 of 271

172Rijden en bedieningGeavanceerde parkeerhulp9Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp laat de bestuurder inparkeren door instruc‐
ties te geven op het Driver Informa‐
tion Center en via geluidssignalen.
De bestuurder moet zelf accelereren, remmen, sturen en schakelen.
Het systeem gebruikt de sensoren
van de parkeerhulp voor-achter in
combinatie met twee extra sensoren
aan weerskanten van de voor- en
achterbumper.
Parkeerhulpknop D en
bedieningslogica
Geavanceerde parkeerhulp en par‐
keerhulp voor-achter (zie de vorige beschrijving) werken beide via D.
Kort indrukken van D deactiveert of
activeert de parkeerhulp voor.
Lang indrukken van D (ongeveer
één seconde ) activeert of deactiveert
de geavanceerde parkeerhulp.
De toetslogica voor het bedienen van
de systemen is als volgt:
● De parkeerhulp voor-achter is ac‐
tief: u deactiveert de parkeerhulp voor-achter door kort indrukken
van de toets.● De parkeerhulp voor-achter is ac‐
tief; lang indrukken activeert ge‐
avanceerde parkeerhulp als een
vooruitversnelling geactiveerd is.
● De geavanceerde parkeerhulp is actief: u activeert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken
van de toets.
● De geavanceerde parkeerhulp is actief: u deactiveert de geavan‐
ceerde parkeerhulp door lang in‐
drukken van de toets.
● De geavanceerde parkeerhulp en parkeerhulp voor-achter zijn
actief; kort indrukken deactiveert
beide systemen.
Page 175 of 271

Rijden en bediening173Inschakelen
Wanneer u een parkeerplek zoekt, is
het systeem bedrijfsklaar door onge‐ veer gedurende één seconde op D
te drukken.
Het systeem kan alleen worden ge‐ activeerd en kan alleen naar een par‐
keerplek zoeken bij snelheden tot
30 km/u.
De maximale parallelle afstand tus‐
sen uw auto en de rij geparkeerde au‐ to's bedraagt 1,8 meter.
Werking
Wanneer u langs een rij auto's rijdt enhet systeem geactiveerd is, zal de ge‐
avanceerde parkeerhulp naar een ge‐ schikte parkeerplek zoeken. Als er
een geschikte plek is gevonden,
wordt deze op het Driver Information Center getoond en klinkt er een ge‐
luidssignaal.
Stopt u niet binnen 10 meter nadat het
systeem een parkeerplek voorstelt,
dan zoekt het systeem naar een an‐
dere geschikte plek.
U aanvaardt de voorgestelde plek,
door binnen 10 meter na de stopin‐
structie te stoppen. Het systeem be‐ rekent het optimale traject om in te
parkeren. Daarna kunt u inparkeren
door de nauwkeurige instructies van
het systeem te volgen.
Page 176 of 271

174Rijden en bediening
De instructies op het display tonen:● Een waarschuwing wanneer u sneller rijdt dan 30 km/u.
● Het verzoek om te stoppen wan‐ neer een parkeerplek is gevon‐
den.
● De richting waarin u rijdt om in te
parkeren.
● De stand van het stuurwiel tij‐ dens het inparkeren.
● Bij sommige instructies ziet u een
voortgangsbalk.Wanneer het inparkeren is gelukt,
verschijnt het symbool 'Eindpositie'.
Let altijd goed op het geluid van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid betekent dat de af‐
stand tot een obstakel minder dan on‐
geveer 30 cm is.
Aan de overkant parkeren
Het systeem is geconfigureerd om
standaard naar parkeerplekken aan
de passagierskant te zoeken. Het
systeem zoekt naar parkeerplekken
aan de bestuurderskant door tijdens
het zoeken de richtingaanwijzer aan
de bestuurderskant in te schakelen.
Zodra de richtingaanwijzer wordt uit‐
geschakeld, zoekt het systeem weer
naar parkeerplekken aan de passa‐
gierskant.
Weergaveprioriteit
Nadat u de geavanceerde parkeer‐ hulp hebt geactiveerd, verschijnt er
een bericht op het Driver Information
Center. De informatie van de geavan‐ ceerde parkeerhulp op het Driver In‐
formation Center kan worden belem‐
merd door boordinformatie met een
hogere prioriteit. Na het bevestigen
van het bericht via SET/CLR op de
richtingaanwijzer verschijnen de in‐
structies van de geavanceerde par‐
keerhulp weer en kunt u het inparke‐ ren voortzetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd:
● kort indrukken van D als ge‐
avanceerde parkeerhulp en par‐
keerhulp voor-achter worden ge‐
activeerd
● lang indrukken van D als ge‐
avanceerde parkeerhulp wordt
geactiveerd