Page 17 of 215
Kort en bondig15
Ruiten ontwasemen enontdooien
■ Luchtverdeling op V.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
■ Koeling AC aan.
■ Toets Ü indrukken.
Verwarming en ventilatie 3 97.
Modellen met elektronische klimaat‐
regeling, toets V indrukken. Tempe‐
ratuur en luchtverdeling worden auto‐ matisch ingesteld, de aanjager draait
met een hoge snelheid.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 99.Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand na het in‐
trappen van het koppelingspedaal de ring op de keuzehendel omhoog trek‐
ken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens nog‐
maals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 119.
Page 18 of 215

16Kort en bondig
Geautomatiseerde
versnellingsbakN=neutrale stando=rijstand+=hogere versnelling-=lagere versnellingA/M=wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR=achteruitversnelling
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 120.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 161,
3 204.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 141.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 31,
3 37, 3 45.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ sleutel naar stand A draaien
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ trap het gaspedaal niet in
■ sleutel naar stand M draaien om
voor te verwarmen en wachten tot‐
dat controlelampje ! in het Driver
Information Center dooft
■ sleutel kort naar stand D draaien en
loslaten
Motor starten 3 112.
Page 19 of 215

Kort en bondig17
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn ver‐ vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen
■ Zet de keuzehendel in N
■ Laat het koppelingspedaal los
Als Ï op de instrumentengroep
groen brandt, duidt dit op een
Autostop.
Om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 113.
Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknop
stevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐ kracht te verminderen.
■ Zet de motor af.
■ Schakel de eerste versnelling in
als de auto op een effen onder‐
grond of een oplopende helling.
Op een oplopende helling bo‐
vendien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling
in als de auto op een aflopende
helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
■ Sluit de ruiten.
■ Vergrendel de auto 3 19.
■ Activeer het alarmsysteem 3 28.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking treden 3 140.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 18, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 139.
Page 20 of 215

18Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 18
Portieren ...................................... 24
Antidiefstalbeveiliging ..................28
Buitenspiegels ............................. 30
Binnenspiegel .............................. 32
Ruiten .......................................... 33
Dak .............................................. 35Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 177.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.Handzender
Wordt gebruikt voor:
■ Centrale vergrendeling
■ Diefstalbeveiliging
■ Diefstalalarmsysteem
Afhankelijk van het model is de auto voorzien van een handzender met 2
of 3 toetsen.
De handzender heeft een bereik van
ca. 5 meter . Externe factoren kunnen
dit nadelig beïnvloeden. Brandende
alarmknipperlichten dienen als be‐
vestiging.
Page 21 of 215

Sleutels, portieren en ruiten19
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden.
■ Batterijspanning te laag.
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor het systeem op‐
nieuw moet worden geprogram‐
meerd in een werkplaats.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog
vermogen.
Ontgrendelen 3 19.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐ terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Boutje verwijderen en batterijvak ope‐ nen door een munt in de sleuf te ste‐
ken en de munt te verdraaien.
Batterij vervangen (batterijtype
CR2016), hierbij op de juiste plaat‐
sing letten.
De twee helften van de behuizing op
elkaar plaatsen en erop letten dat ze
goed ingrijpen.
Boutje terugplaatsen en aanhalen.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt de voor‐
portieren, de zijschuifdeuren en de
bagageruimte.
Met de handzender met drie toetsen
worden de voorportieren en de zij‐ schuifdeuren/bagageruimte onafhan‐
kelijk van elkaar ontgrendeld en ver‐
grendeld.
Om veiligheidsredenen kan de auto
niet worden vergrendeld, wanneer de sleutel in het contactslot steekt.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren word geopend, worden deze
na korte tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
Page 22 of 215
20Sleutels, portieren en ruiten
Auto ontgrendelen
Ontgrendelen met handzender met
twee toetsen
Toets c indrukken om de voorportie‐
ren te ontgrendelen. Nogmaals in‐
drukken om auto volledig te ontgren‐
delen.
Ontgrendelen met handzender met drie toetsen
Afhankelijk van voertuigconfiguratie:
■ Toets c indrukken: Voordeuren
worden ontgrendeld.
Toets c nogmaals indrukken: Ook
de zijschuifdeuren en de bagage‐
ruimte worden ontgrendeld.
■ Toets c indrukken: Alle deuren en
de bagageruimte worden ontgren‐
deld.
Als na ontgrendeling niet binnen ca.
2 minuten een deur van de auto wordt geopend, wordt de auto automatisch
opnieuw vergrendeld.
Auto vergrendelen
Alle portieren en de bagageruimte
sluiten. Bij een niet goed gesloten
deur werkt de centrale vergrendeling
niet.
Vergrendelen met handzender met
twee toetsen
Toets e indrukken: Alle deuren en de
bagageruimte worden vergrendeld.
Page 23 of 215

Sleutels, portieren en ruiten21
Vergrendelen met handzender met
drie toetsen
Toets e indrukken: Alle deuren en de
bagageruimte worden vergrendeld.
Let op
Indien aanwezig, wordt de bewaking van de passagiersruimte 3 28 uit‐
geschakeld door de knop e inge‐
drukt te houden (ter bevestiging klinkt een geluidssignaal).
Als dit per ongeluk is gebeurd, moet
u de deuren opnieuw ontgrendelen
en de toets e korte tijd indrukken om
de auto te vergrendelen.
Achterklep
Bagageruimte vergrendelen en
ontgrendelen met handzender met
twee toetsen
Druk, nadat de voorportieren met c
zijn vergrendeld, nogmaals op c: Ba‐
gageruimte wordt ontgrendeld.
Toets e één keer indrukken: Bagage‐
ruimte wordt vergrendeld.
Bagageruimte vergrendelen en
ontgrendelen met handzender met
drie toetsen
Afhankelijk van voertuigconfiguratie:
■ Toets G indrukken: Bagage‐
ruimte wordt vergrendeld of ont‐
grendeld.
■ Toets G indrukken: Bagage‐
ruimte en zijschuifdeuren worden
vergrendeld of ontgrendeld.
Centrale vergrendelingstoets
Vergrendelt of ontgrendelt de portie‐
ren en de bagageruimte vanuit het in‐ terieur.
Page 24 of 215

22Sleutels, portieren en ruiten
Toets e indrukken om te vergrende‐
len of te ontgrendelen.
LED in schakelaar licht op als de auto
is vergrendeld.
Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het voorportier handmatig
door de sleutel in het slot te ver‐
draaien.
Contact inschakelen en centrale ver‐
grendelingstoets e indrukken om alle
portieren en de bagageruimte te ope‐
nen.
Vergrendelen
Vergrendel het voorportier handmatig door de sleutel in het slot te ver‐
draaien.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het voorportier handmatig door de sleutel in het slot te ver‐draaien. De andere portieren kunnen
worden geopend door aan de binnen‐
handgrepen te trekken.
Vergrendelen
Druk bij alle portieren op de binnenste vergrendelingsknop, maar niet bij het
bestuurdersportier. Sluit vervolgens
het bestuurdersportier en vergrendel
dit van buiten met de sleutel.Elektrisch bediende
portiersloten
Bus Omwille van de veiligheid kan de be‐
stuurder de passagiersportiersloten
op afstand bedienen.
Alle portieren moeten geheel geslo‐
ten en de automatische vergrendeling gedeactiveerd zijn 3 23.
Druk om te vergrendelen op I op de
schakelaar; het waarschuwings‐
lampje knippert één keer en er klinkt
een pieptoon.