Page 177 of 215

Verzorging van de auto175
■ Starthulpaccu met dezelfde span‐ning (12 volt) gebruiken. De capa‐
citeit van de hulpstartaccu (Ah)
mag niet veel minder zijn dan die
van de lege accu.
■ Starthulpkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diameter
van minstens 25 mm 2
gebruiken.
■ De ontladen accu niet van het boordnet loskoppelen.
■ Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
■ Schakel het luchtveringssysteem uit.
■ Tijdens de hulpstart niet over de accu van de auto leunen.
■ De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere niet
raken.
■ Ook de auto's mogen elkaar tijdens
de hulpstart niet raken.
■ Handrem aantrekken, versnellings‐
bak in neutrale stand.Starthulpaansluiting
Bij een ontladen accu kan de auto met de starthulpaansluiting worden ge‐
start zonder dat er toegang tot de
accu in de auto nodig is.
De starthulpaansluiting bevindt zich in de motorruimte en is herkenbaar
aan het teken " <" op de rode isola‐
tiekap. Til de rode isolatiekap op om
toegang tot de starthulpaansluiting te krijgen.
Klik de rode isolatiekap na gebruik te
allen tijde weer goed vast.
Starthulpprocedure
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de starthulpaansluiting
van de auto met de ontladen accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa van de auto
aansluiten, bijv. op het motorblok
Page 178 of 215

176Verzorging van de auto
of op een bout van de motorop‐
hanging. Zover mogelijk van de
ontladen accu aansluiten; mini‐
maal 60 cm.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het startstroom le‐ verende voertuig starten.
2. Na 5 minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langerdan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van 1 minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. 3 minuten stationair la‐
ten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv. kop‐ lampen, achterruitverwarming)
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.Trekken
Auto slepen
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 159.
Afdekking met geschikt gereedschap
losmaken en verwijderen.
Sleepoog rechtsom in het voorste
sleeppunt schroeven en het met de
wielsleutel geheel vastdraaien.
Sleepkabel – beter is een sleepstang
– aan het sleepoog bevestigen, nooit
aan de bumper of voorwielophanging.
Voorzichtig
Sleep de auto niet vanaf de ach‐
terkant. Het sleepoog vooraan
mag alleen worden gebruikt om te slepen. Het is niet geschikt om een voertuig te bergen.
Contact inschakelen om het stuurslotop te heffen en remlichten, claxon en
voorruitwissers te kunnen bedienen.
Schakel het luchtveringssysteem uit
3 116.
Versnellingsbak in neutrale stand.
Als Neutraal op voertuigen met MTA
niet kan worden geselecteerd, de auto alleen trekken met de aandrijf‐
wielen van de grond.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐ nen de auto beschadigen.
Page 179 of 215

Verzorging van de auto177
Bij uitgeschakelde motor gaat rem‐
men en sturen aanmerkelijk zwaar‐
der.
Recirculatiesysteem 3 98 inschake‐
len en ruiten sluiten, zodat geen uit‐ laatgassen van de slepende auto
kunnen binnendringen.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het wegslepen, sleepoog los‐
draaien en afdekkapje terugplaatsen.
Andere auto slepenSleepkabel – beter is een sleep‐
stang – aan het achterste sleepoog bevestigen, nooit aan de achteras of
achterwielophanging.
Achterste sleepoog alleen gebruiken
om de auto weg te slepen en niet om
deze te bergen.Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐ nen de auto beschadigen.
Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet.
Ontdooimiddelen alleen in dringende
gevallen gebruiken, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de sloten belemmeren. Laat de sloten na gebruik van ontdooimiddelen op‐
nieuw smeren door een werkplaats.
Wassen
Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren.
Vogeluitwerpselen, dode insecten,
boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.
Page 180 of 215

178Verzorging van de auto
Bij een bezoek aan een wasstraat, deaanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. Voorruitwissers moeten uitge‐
schakeld zijn. Antenne en accessoi‐
res op de buitenkant van de auto zoals een dakdragersysteem verwij‐
deren.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende por‐
tieren, achterklep en motorkap en de gebieden die erdoor bedekt worden
reinigen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van 4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Laat de scharnieren van alle portieren smeren door een werkplaats.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten ver‐
schillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren
het zicht.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Rijverlichting
De glazen van de koplampen en de
andere lampen zijn gemaakt van
kunststof. Geen schurende, bijtende
of agressieve middelen of ijskrabbers gebruiken en ze niet droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten Zet de auto regelmatig in de was (ui‐
terlijk wanneer het water geen drup‐
peltjes meer vormt) Anders zal het
lakwerk uitdrogen.
Polijsten is alleen nodig als de laklaag
mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.Kunststof carrosseriedelen mogen
niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en ruitenwisserbladen
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en in‐
sectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand ge‐
bruiken. Ijskrabber stevig tegen de
ruit drukken, zodat er geen vuil onder de krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Page 181 of 215

Verzorging van de auto179
Velgen zijn gelakt en kunnen met de‐
zelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.
Lakschade
Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift her‐
stellen. Grotere lakschade of roest‐
vorming door een werkplaats laten
herstellen.
Onderstel Sommige delen van de bodemplaat
zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende was‐
laag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.Trekhaak
Kogelstang niet met een stoom- ofhogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig lederen bekleding met zuiver
water en een zachte doek. Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als
de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik zo nodig water en milde
zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name oplichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo nodig een interieurreiniger gebruiken.
Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.
Page 182 of 215

180Service en onderhoudService en onderhoudAlgemene informatie..................180
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐
middelen en onderdelen ............182Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐
veiligheid en voor het behoud van de waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar
in de werkplaats.
Servicedisplay 3 77.
Motoraanduiding 3 185.
Europese service-intervallen - uitgezonderd Bus
Onderhoud van uw auto is nodig om de 40.000 km of na 2 jaar, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt wel‐
licht een korter onderhoudsinterval.Europese service-intervallen -
alleen Bus Onderhoud van uw auto is nodig omde 30.000 km of na 1 jaar, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.
De Europese service-intervallen gel‐ den voor de volgende landen:
Andorra, België, Denemarken, Duits‐
land, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Hongarije, Ierland, IJs‐
land, Italië, Kroatië, Letland, Liech‐
tenstein, Litouwen, Luxemburg, Ne‐
derland, Noorwegen, Oostenrijk, Po‐ len, Portugal, Slovenië, Slowakije,
Spanje, Tsjechische Republiek, Ver‐
enigd Koninkrijk, Zweden, Zwitser‐
land.
Page 183 of 215

Service en onderhoud181
Internationale service-
intervallen
Israël:
Onderhoud van uw auto is nodig om de 40.000 km of na 1 jaar, afhankelijk
van wat zich het eerst voordoet, tenzij anders aangegeven op het service-
display.
Roemenië, Bulgarije, Australië:
Onderhoud van uw auto is nodig om
de 30.000 km of na 2 jaar, afhankelijk
van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.
Marokko, Turkije:
Onderhoud van uw auto is nodig om de 20.000 km of na 1 jaar, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.Internationaal:
Onderhoud van uw auto is nodig om
de 15.000 km of na 1 jaar, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.
Tot de andere landen behoren:
Albanië, Australië, Bosnië-Herzego‐
vina, Cyprus, Kazachstan, Kosovo,
Macedonië, Malta, Montenegro,
Nieuw-Zeeland, Oekraïne, Rusland,
Servië, Singapore, Wit-Rusland,
Zuid-Afrika.
Internationaal +:
Onderhoud van uw auto is nodig om de 10.000 km of na 1 jaar, afhankelijk
van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.
Tot de + landen behoren: Moldavië.
Internationaal ++:
Onderhoud van uw auto is nodig om
de 8.000 km of na 1 jaar, afhankelijk
van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.Tot de ++ landen behoren: Hong‐
kong.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de uit‐
voerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het Service- en ga‐
rantieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van ser‐
vice essentieel is bij aanspraken op
garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.
Servicedisplay De service-interval is gebaseerd op
diverse parameters afhankelijk van
het gebruik.
De Service-display, in het Driver In‐
formation Center, geeft de volgende
onderhoudsbeurt aan. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Servicedisplay 3 77.
Peilsensor motorolie 3 77.
Page 184 of 215

182Service en onderhoudAanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen
en smeermiddelen
Gebruik alleen producten die voldoen aan de aanbevolen specificaties.
Schade als gevolg van het gebruik
van producten die niet voldoen aan
deze specificaties, wordt niet gedekt
door de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig han‐ teren. Informatie op de verpakking in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis
van de kwaliteit en de viscositeit. Bij
de keuze van motorolie is kwaliteit be‐
langrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De vis‐
cositeit geeft informatie over de dikte
van de olie bij diverse temperaturen.
Dexos is de nieuwste kwaliteit motor‐ olie, en biedt optimale bescherming
voor dieselmotoren. Indien deze niet
voorhanden is, moet motorolie van
een andere gerenommeerde kwaliteit worden gebruikt.
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 187.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende
fabrikanten en merken kunnen wor‐
den gemengd zolang ze voldoen aan de vereiste motoroliecriteria kwaliteit
en viscositeit.
Het gebruik van motorolie met alleen
de kwaliteit ACEA A1/B1 of alleen
A5/B5 is verboden, omdat deze onder
bepaalde omstandigheden langdu‐
rige motorschade kan veroorzaken.Kies de juiste motorolie op basis van zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 187.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitsindexen
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Selecteer de juiste viscositeitswaarde
op basis van de minimale omgevings‐ temperatuur 3 187.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hogere omgevings‐
temperaturen.