Page 25 of 215

Sleutels, portieren en ruiten23
De waarschuwingslampjes in de be‐
treffende portieren blijven branden.
Druk om te ontgrendelen op 0 op de
schakelaar.
Storing
Bij een storing in het systeem blijft het
waarschuwingslampje naast de scha‐ kelaar branden en klinkt er een ge‐
luidssignaal.
Controleer of de protieren met de
hand ontgrendeld zijn (portierslot‐
schakelaars binnen).
Laat de oorzaak van de storing zo no‐ dig door een werkplaats verhelpen.
Automatisch vergrendelen
Automatisch vergrendelen nawegrijden U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐
nig configureren dat alle portieren en
de bagageruimte automatisch wor‐
den vergrendeld zodra de auto begint te rijden.
Inschakelen
Met ingeschakeld contact e op de
centrale vergrendelingstoets drukken en deze gedurende ca. 5 seconden
ingedrukt houden. Een geluidssig‐
naal zal de activering bevestigen.
Uitschakelen
Met ingeschakeld contact e indruk‐
ken en ca. 5 seconden lang ingedrukt
houden. Een geluidssignaal zal de
uitschakeling bevestigen.
Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Page 26 of 215
24Sleutels, portieren en ruiten
Kinderslot omlaag drukken, portier
kan niet van binnen uit worden ge‐
opend. Omhoog zetten om te deacti‐
veren.Portieren
Schuifdeur
Open en sluit de schuifdeur alleen
wanneer de auto stilstaat met de
handrem aangetrokken. Bij bepaalde
modellen klinkt er een zoemer wan‐
neer de schuifdeur open is en de
handrem losgezet is.
De zijschuifdeur is van de binnenzijde
te vergrendelen met de binnenste
vergrendelingstoets.
Ervoor zorgen dat de schuifdeur goed dichtzit alvorens weg te rijden.
Elektrische schuifdeur
Openen
Druk bij een stilstaande auto en met
aangetrokken handrem op de scha‐
kelaar op het instrumentenpaneel
voor het automatisch openen van de
elektrische schuifdeur; tijdens de wer‐
king knippert de LED in de schake‐
laar.
Druk nogmaals op de schakelaar om
te bewegen te allen tijde te stoppen.
Druk deze nogmaals in om de bewe‐
ging van de elektrische schuifdeur te
vervolgen.
Page 27 of 215

Sleutels, portieren en ruiten25
Sluiten
Druk nogmaals op de schakelaar; de
LED knippert en tijdens de werking klinkt er een geluidssignaal.
Bij problemen met het openen of slui‐
ten, bijv. vanwege vorst, houdt u de schakelaar ingedrukt om meer kracht op de schuifdeur te zetten.9 Waarschuwing
Wees voorzichtig wanneer u de
elektrische schuifdeur bedient. Er
bestaat verwondingsgevaar, met
name voor kinderen.
Wees met name voorzichtig wan‐
neer de auto op een helling gepar‐ keerd staat: open of sluit de deur
volledig totdat deze in de vergren‐ deling valt.
Houd het bewegende portier goed
in de gaten wanneer u het bedient. Zorg ervoor dat er niets beklemd
raakt tijdens de bediening en dat
er niemand in de bewegingszone
staat.
Let op
Gebruik de elektrische schuifdeur
niet te vaak met een stilstaande mo‐
tor, om te voorkomen dat de accu
leegraakt.
Nooduitgang
In een noodsituatie kan de deur na
het ontgrendelen van de binnenkruk
met de hand worden geopend.
Terugzetten
Als de deur met de hand is geopend,
moet het systeem van de elektrische schuifdeur worden gereset: open de
deur voor de helft, zet de handgreep
weer in zijn oorspronkelijke stand en
houd de schakelaar ingedrukt om de
deur volledig te openen en volledig te sluiten.
Onderhoud
De eigenaar is zelf verantwoordelijk
om de aandrijfriem na elke
15.000 cycli te laten vervangen en
daarom is er een teller in de B-stijl on‐ der ingebouwd. Raadpleeg een werk‐
plaats.
Bij een storing in de aandrijfriem kan de deur nog steeds met de hand wor‐ den geopend en gesloten.
Page 28 of 215

26Sleutels, portieren en ruiten
Elektrische treeplank
De elektrische treeplank werkt auto‐
matisch wanneer de elektrische
schuifdeur geopend of gesloten
wordt.
9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat er voldoende spe‐
ling is om de elektrische treeplankongehinderd volledig in- en uit te
doen schuiven.
Bij een actieve elektrische treeplank
brandt het lampje. Als deze na het
sluiten van de deur nog brandt, is de
treeplank niet ingetrokken. Trek in dat
geval de elektrische treeplank met de
hand in door aan het ontkoppelings‐
mechanisme achter de treeplank te
trekken. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Achterdeuren Om de rechter achterdeur te openen,
aan de buitenkruk trekken.
De deur wordt van de binnenkant ge‐
opend door aan de binnenste hand‐
greep te trekken.De linker achterdeur wordt ontgren‐
deld met de hendel.
9 Waarschuwing
Wanneer de auto langs de kant
van de weg geparkeerd is en de
achterportieren openstaan, zijn de
achterlichten mogelijk niet te zien.
Medeweggebruikers attent makenop de auto door een gevarendrie‐
hoek te gebruiken of andere ap‐
paratuur zoals aanbevolen door
het verkeersreglement in uw land.
Page 29 of 215
Sleutels, portieren en ruiten27
De deuren worden met deurvangers
onder een hoek van 90º gehouden.
Om de deuren 180º of verder te ope‐
nen, de deurvangers van de pallen op de deurframes halen en de deuren totde gewenste stand openen.
Als de deuren tot 270º worden ge‐opend, worden ze door magneten in
de zijkant van de carrosserie geheel
open gehouden.
9 Waarschuwing
Ver openslaande deuren goed
vastzetten bij maximale opening.
Geopende deuren kunnen door de wind met kracht dichtslaan!
Bij het sluiten van de deuren bevestigtu elke deurvanger op de pal op het
deurframe.
Eerst linkerdeur, dan rechterdeur slui‐ ten.
Page 30 of 215

28Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingVergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
De portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Let op
Het vergrendelingssysteem kan niet
worden geactiveerd als de alarm‐
knipperlichten of stadslichten zijn in‐
geschakeld.
Vergrendelen en ontgrendelen is niet mogelijk met de centrale vergrende‐
lingstoets.
Activering
Tweemaal op toets e drukken.
Deactivering Ontgrendel de portieren met de toets
c op de handzender.
Diefstalalarmsysteem Het anti-diefstalalarmsysteem wordt
samen met de centrale vergrendeling
bediend.
Het bewaakt:
■ Portieren, achterklep, motorkap
■ Passagiersruimte
■ Achterklep
■ Hellingshoek van de auto, bijv. bij het wegslepen
■ Ontsteking
■ Onderbreking van voeding alarmsi‐
rene
Activering
Alle deuren en de motorkap moeten
worden gesloten.
Toets e indrukken om het diefstala‐
larmsysteem in te schakelen. De
alarmknipperlichten knipperen twee‐
maal ter bevestiging van de inscha‐
keling.
Page 31 of 215

Sleutels, portieren en ruiten29
Als de alarmknipperlichten bij inscha‐keling van het diefstalalarmsysteem
niet knipperen, zit een van de deuren
of de motorkap niet goed dicht.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Deactivering Bij het ontgrendelen van de auto of
het inschakelen van het contact wordt het diefstalalarmsysteem uitgescha‐
keld. De alarmknipperlichten knippe‐
ren eenmaal ter bevestiging van de
uitschakeling.
Let op
Indien het alarm is afgegaan, zal de
alarmsirene niet uitschakelen als de
auto wordt ontgrendeld. Om de si‐
rene uit te schakelen, moet u het
contact inschakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen niet bij uitscha‐ keling, indien het alarm is afgegaan.Inschakelen zonder bewaking
van passagiersruimte
Schakel de bewaking van de passa‐ giersruimte uit als er mensen of die‐
ren in de auto verblijven of als de ti‐
mer of de afstandsbediening is inge‐
steld voor het inschakelen van de
hulpverwarming 3 103.
Afhankelijk van voertuigconfiguratie:
■ toets e ingedrukt houden, of
■ contact tweemaal snel in- en uit‐ schakelen en dan de portieren slui‐
ten en het diefstalalarmsysteem ac‐
tiveren.
Ter bevestiging zal er een geluidssig‐
naal klinken.
Deze status blijft gehandhaafd tot de
deuren worden ontgrendeld.
Activering zonder bewaking van de
hellingshoek van de auto
Schakel daarnaast de bewaking van de hellingshoek van de auto uit aan‐gezien sterke ultrasone signalen of
bewegingen het alarm in werking stel‐ len; bijv. als de auto op een veerpont
of trein staat:
Contact driemaal snel achter elkaar
in- en uitschakelen en dan de portie‐
ren sluiten en het diefstalalarmsys‐
teem activeren.
Ter bevestiging zal er een geluidssig‐
naal klinken.
Deze status blijft gehandhaafd tot de
deuren worden ontgrendeld.
Page 32 of 215

30Sleutels, portieren en ruiten
Alarm
Wanneer het alarm afgaat klinkt de noodstroomsirene met zijn eigen bat‐ terij en knipperen de alarmknipper‐
lichten. Het aantal alarmsignalen en
de duur ervan zijn wettelijk vastge‐
legd.
Indien de accu van de auto wordt los‐
gekoppeld of de stroomvoorziening
wordt onderbroken, zal de alarmsi‐
rene afgaan. Daarom vóór het los‐
koppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
Om een alarmsirene uit te zetten (in‐
dien geactiveerd) en hiertoe het dief‐
stalalarmsysteem uit te schakelen, de voertuigaccu opnieuw aansluiten en
de auto ontgrendelen met toets c op
de handzender (of het contact inscha‐
kelen).
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐ tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.De startbeveiliging wordt automatisch geactiveerd na het verwijderen van
de sleutel uit het contactslot, of wan‐
neer de motor wordt afgezet zonder
de sleutel uit het contactslot te verwij‐
deren.
Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer 2 seconden wach‐
ten en opnieuw proberen te starten.
Als dat niet lukt, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 19, 3 28.Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de ge‐ wenste richting te draaien.