Page 169 of 215

Verzorging van de auto167
De bandenreparatieset zit onder de
voorstoel. Stoel geheel naar voren
schuiven en de rugleuning neerklap‐
pen om de set te pakken.
1. Haal de bandenreparatieset on‐ der de voorstoel uit.
2. Verwijder de compressor.
3. Verwijder de voedingskabel en de
luchtslang uit de opbergvakken
aan de onderkant van de com‐
pressor.
4. Schroef de compressorluchtslang
op de koppeling van de fles af‐
dichtmiddel.
5. Zet de fles afdichtmiddel in de houder op de compressor.
Plaats de compressor dichtbij de band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.
6. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.
7. Schroef de vulslang voor het af‐dichtmiddel op het ventiel van de
band.
8. Zet de wipschakelaar op de com‐ pressor in de stand O.
9. De rode voedingskabel < op de
compressor op de starthulpaan‐
sluiting 3 174 aansluiten.
10.
De andere zwarte ] voedingska‐
bel op de massa van de auto aan‐
sluiten, bijv. op het motorblok of
op een bout van de motorophan‐
ging.
Let op
Afhankelijk van het type bandenre‐
paratieset kan het nodig zijn om de
enkelvoudige voedingskabel op de
voedingsaansluiting van de sigaret‐
tenaansteker aan te sluiten.
Bij dit type zullen de rode < en
zwarte ] voedingskabels niet aan‐
wezig zijn.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de mo‐
tor te laten draaien.
Page 170 of 215

168Verzorging van de auto
11.Zet de wipschakelaar van de com‐
pressor in de stand I. De band
wordt nu met afdichtmiddel ge‐
vuld.
12. De drukmeter van de compressor
slaat kortstondig uit tot 6 bar.
Daarna begint de druk te dalen.
13. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.14. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten wor‐
den bereikt. Bandenspanning
3 204. Schakel na het bereiken
van de juiste spanning de com‐
pressor uit door de wipschakelaar
in de stand O te zetten.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de ban‐
denreparatieset verwijderen. Auto
één wielomwenteling verrijden
(ca. 2 meter). De bandenrepara‐
tieset weer aansluiten en het vul‐
proces 10 minuten lang voortzet‐
ten. Wordt de voorgeschreven
bandenspanning dan nog niet be‐ reikt, dan is de band te ernstig be‐
schadigd. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Bouw eventueel de te hoge ban‐
denspanning af via de knop naast de manometer.
Compressor niet langer dan
10 minuten achtereen laten wer‐
ken.
15. Maak de bandenreparatieset los. Schroef de vulslang voor het af‐
dichtmiddel op de vrije koppeling
van de fles afdichtmiddel. Hier‐
door wordt voorkomen dat er af‐
dichtmiddel uit de fles stroomt.
Bandenreparatieset onder de
voorstoel opbergen.
16. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
17. Etiket met toelaatbare maximum‐ snelheid van de fles met afdicht‐
middel halen en in het zicht van de bestuurder aanbrengen.
Page 171 of 215

Verzorging van de auto169
18. Onmiddellijk verder rijden zodathet afdichtmiddel zich gelijkmatigover de binnenkant van de band
kan verspreiden. Na ca. 10 km rij‐
den – uiterlijk na 10 minuten –
stoppen en de bandenspanning
met de compressor controleren.
Hiervoor de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op
bandventiel en compressor
schroeven.
19. Bij een bandenspanning hoger dan 3,1 bar de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen tot‐
dat de bandenspanning niet meer
afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 3,1 bar niet verder rijden met
de auto. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
20. Bandenreparatieset onder de voorstoel opbergen.
Let op
De rijeigenschappen van de her‐
stelde band zijn veel minder goed,
laat deze band daarom vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐
hitting van de compressor, deze mi‐
nimaal 30 minuten lang uitschake‐
len.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.
De aanwezige hulpstukken kunnen
voor het oppompen van ballen, luchtbedden en opblaasboten e.d.
worden gebruikt. Deze zitten aan de onderkant van de compressor. Om
deze te verwijderen, schroeft u de
compressorluchtslang erop en trekt
u de adapter eruit.
Wiel verwisselen Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 166.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
■ Auto op een vlakke, stevige en slip‐
vrije ondergrond parkeren. Voor‐
wielen in de rechtuitstand draaien.
■ Handrem aantrekken en eerste ver‐
snelling of achteruitversnelling in‐
schakelen.
■ Schakel het luchtveringssysteem uit 3 116.
■ Reservewiel verwijderen 3 171.
Page 172 of 215

170Verzorging van de auto
■ Vervang nooit meer dan één wieltegelijk.
■ Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse mon‐
tage van winter- of zomerbanden.
■ De krik is onderhoudsvrij.
■ Bij een zachte ondergrond, een ste‐
vige plank (max. 1 cm dik) onder de
krik leggen.
■ In de op te krikken auto mogen zich
geen personen of dieren bevinden.
■ Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
■ Bij een opgekrikte auto de motor niet starten.
■ Wielbouten/-moeren en de schroef‐
draden ervan voorafgaand aan
montage van wiel reinigen.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wieldop met meegeleverde haak loshalen. Boordgereedschap
3 159.
2. Plaats de wielsleutel stevig op de wielmoer en draai elke bout/moer
een halve slag los.
3. Auto's met voorwielaandrijving:
Auto opkrikken door de hefpla‐
teautap recht onder het kriksteun‐
punt plaatsen dat zich het dichtst
bij het te verwisselen wiel bevindt.
Erop letten dat de krik goed onder
het kriksteunpunt staat. De krik‐
voet dient loodrecht onder het
kriksteunpunt op de grond te
staan en wel zo dat de krik niet
kan wegglijden.
Wielsleutel aan de krik bevestigen
en de auto met de sleutel opkrik‐
ken totdat het wiel van de grond
komt.
Page 173 of 215

Verzorging van de auto171
Auto's met achterwielaandrijving:
Ga te werk zoals beschreven in de
gebruiksaanwijzing bij de hydrau‐
lische krik en zet de vereiste on‐
derdelen volgens de specificaties
in elkaar.
Adapter plaatsen bij het krikgat
dat het dichtst bij het desbetref‐
fende wiel zit.
Erop letten dat de krik goed onder
het kriksteunpunt staat. De kop
van de krik moet op een lijn met
het krikgat zijn. Krik oppompen
door op de wielsleutel te drukken, om de grondplaat goed te plaat‐
sen.
De auto met de wielsleutel opkrik‐ ken totdat het wiel van de grond
komt.
4. Wielbouten/-moeren geheel los‐ draaien en met een doek schoon‐vegen.
Wielbouten/-moeren bewaren op
een plek waar de schroefdraden
niet verontreinigd raken.
5. Wiel verwisselen.
6. Wielbouten/-moeren indraaien.
7. Auto laten zakken.
8. Plaats de wielsleutel stevig vast en haal elke wielbout/moer krui‐
selings aan. Aanhaalkoppel is:
172 Nm (voorwielaandrijving),
235 Nm (achterwielaandrijving
met dubbele banden achter),
264 Nm (achterwielaandrijving
met enkele banden achter).
9. Wieldop terugplaatsen.10. Het vervangen wiel 3 171 en het
boordgereedschap 3 159 opber‐
gen.
11. Nieuwe wiel op de auto laten uit‐ balanceren. Bandenspanning
3 204 van het gemonteerde wiel
alsmede het aanhaalmoment van
de wielbouten/-moeren zo spoe‐
dig mogelijk controleren.
Defecte band laten vervangen of re‐
pareren.
Reservewiel
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 166.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de an‐
dere wielen kan het wiel worden be‐ schouwd als een tijdelijk reservewiel
en gelden de betreffende maximum‐
snelheden, zelfs als dit niet door een
label wordt aangegeven. Raadpleeg
een werkplaats voor informatie over
de geldende maximumsnelheid.
Page 174 of 215

172Verzorging van de autoVoorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel zit met een spil onder het frame van de auto en wordt vast‐
gezet door een kabel met de wielsleu‐
tel en de adapter vast te draaien.
Bij een maximaal beladen auto met
een lekke achterband moet de auto
mogelijk eerst opgekrikt worden om
bij het reservewiel te kunnen.
Haal het reservewiel eruit door de ka‐ bel met de wielsleutel en de adapterlos te draaien en het wiel helemaal te
laten zakken.
Voorzichtig
Laat het reservewiel alleen met de wielsleutel en de adapter zakken.
Het gebruik van pneumatisch ge‐
reedschap is verboden. Hierdoor
kunnen de lierkabel en de uitrus‐
ting beschadigd raken.
Wiel rechtop zetten, pen uit houder
halen en wiel van de kabel losmaken.
Bij auto's met dubbele achterbanden
is een extra montageplaat aan het re‐
servewiel bevestigd. Voorafgaand
aan gebruik van het wiel de moer los‐
draaien en de montageplaat verwij‐
deren.
Page 175 of 215

Verzorging van de auto173
Wanneer een reservewiel wordt te‐
ruggeplaatst, moet u eerst de monta‐
geplaat bevestigen (auto's met dub‐
bellucht achter) en deze met de moer vastzetten.
Plaats het wiel rechtop en leid vervol‐
gens de kabel vanaf de achterkant
van het wiel (zijde zonder ventiel)
door het midden van het wiel. Breng
de houder en pen zodanig aan dat al‐
les goed zit en dat de voorkant van
het wiel (zijde met ventiel) omlaag
wijst bij het terugplaatsen.
Plaats het wiel onder het frame van
de auto en maak vervolgens de kabel
vast met de wielsleutel en adapters,
totdat het wiel in volledig omhoog ge‐ brachte stand is vastgezet.9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat de buitenzijde van
het wiel (de zijde met het ventiel)
naar beneden is gericht wanneer
het reservewiel onder het frame
van de auto wordt teruggeplaatst.
Compact reservewiel
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Slechts één compact reservewiel
monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.
Als uw auto een lekke band krijgt
wanneer u een ander voertuig sleept,
moet u het compact reservewiel voor‐ aan plaatsen en een volwaardig wiel
achteraan.
Sneeuwkettingen 3 166.
Zomer- en winterbanden
Bij gebruik van winterbanden kan blij‐
ken dat er nog een zomerband om het reservewiel ligt.
Als u een reservewiel met een zomer‐ band erom gebruikt, kan de bestuur‐
baarheid van de auto worden beïn‐
vloed, met name op gladde wegen.
Draairichtingsgebonden
banden
Draairichtingsgebonden banden zo monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool ( bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Page 176 of 215

174Verzorging van de auto
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
■ Rijeigenschappen worden mogelijk
nadelig beïnvloed. Defecte band zo
spoedig mogelijk laten vervangen
of repareren.
■ Niet sneller rijden dan 80 km/u.
■ Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden. De vloeistof
bevat zwavelzuur, dat bij direct
contact persoonlijk letsel en
schade aan de auto kan veroorza‐ ken.
Voorzichtig
Vóór het gebruik van de starthulp
moet het luchtveringssysteem uit‐ geschakeld zijn.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel en schade kan veroorzaken.
■ De accu van de auto nooit aan von‐
ken of open vuur blootstellen.
■ Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvorens hulpstartkabels aan te sluiten.
■ Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.